De werking van het A.N.V. tot 1914
Vanaf de eerste jaren van zijn bestaan gaf het Verbond duidelijk blijk van een vrij grote strijdvaardigheid. Om doeltreffend te kunnen werken was het voor zulke vereniging van het allergrootste belang te kunnen steunen op een groot ledenaantal en een sterke eensgezindheid.
Een breed opgezette propagandistische actie, die de eerste voorwaarde in de werkelijkheid moest omzetten, leidde tot een vlugge uitbreiding van het aantal leden. Van 1904 tot 1907 steeg dit in België van 914 tot ongeveer 1500. Het totaal ledenaantal bedroeg in 1908 10.368, waarvan 1.468 in België. Op de vooravond van de eerste wereldoorlog bedroeg dit getal zelfs 13.774.
Het ligt voor de hand dat groep Nederland het talrijkst was met 8.023 leden; in België was het aantal gestegen tot 2.400. Groep Indië had er 1200, Suriname 187 en de Nederlandse Antillen 228. In België bestonden er afdelingen te Gent, Brussel. Antwerpen,
Brugge, Sint-Niklaas, Eeklo, Lokeren, Kortrijk, Aalst, Ninove, Mechelen, Lier en Leuven. Zelfs Wallonië was vertegenwoordigd in Doornik, Charleroi, Nijvel, Luik en Aarlen.
Het aanvankelijk succes van het A.N.V. in Vlaanderen was hoofdzakelijk te danken aan de onderlinge verstandhouding van katholieken en antiklerikalen binnen het Verbond.
Zowel het Davidsfonds als het Willemsfonds zetten zich in voor de belangen van het A.N.V. De Vlaamse eensgezindheid was voor Nederland een waarborg om zich niet te verbranden aan de Belgische binnenlandse politiek. Anderzijds bracht de verzoenende rol die het A.N.V. voor de Vlamingen speelde, met zich mee dat het Verbond een geschikt politiek instrument werd voor de uitvoering van Vlaamse politieke standpunten. En inderdaad, Lodewijk de Raet, die trouwens één van de medestichters was van het Verbond, maakte van deze vereniging dankbaar gebruik om er zijn opvattingen in verband met de vernederlandsing van de Gentse universiteit te verdedigen.
Uit de belangstelling die hij in deze kringen voor zijn plannen kon wekken kwam de Vlaamse Hogeschoolcommissie tot stand, die van 1907 tot 1914 de leiding van de Vlaamse beweging zou overnemen van het A.N.V. Hippoliet Meert, de Vlaamse stichter van het A.N.V., wijdde nu zijn volle aandacht en werkkracht aan deze nieuwe Vlaamse drukkingsgroep, waarvan hij spoedig de spil zou worden.
In die periode was de vernederlandsing van de Gentse universiteit echter niet de enige doelstelling van het A.N.V. Ook elders, waar de belangen van het Nederlands of van een Nederlandssprekende bevolking op het spel stonden, zou het verbond al zijn invloed aanwenden om de zaken ten goede te keren. Dit was het geval in de strijd voor de gelijkheidswet, de positie van de Boeren in Transvaal en de wet Cooremans in België.
De tendens van het A.N.V. na de eerste wereldoorlog, deed zich reeds gevoelen vóór 1914: door de afroming in Vlaanderen van de meest strijdbare elementen tengevolge van de oprichting van de Vlaamse Hogeschoolcommissie, zou het A.N.V. geleidelijk evolueren naar een Noordnederlandse vereniging, met de bestendiging van de contacten tussen de Nederlandse emigranten en het moederland als eerste taak.
Uit de belangstelling die Lodewijk de Raet (één van de mede-stichters) in kringen van het A.N.V. kon wekken kwam de Vlaamse Hogeschoolcommissie tot stand, waarvan Hippoliet Meert de spil zou worden. De vernederlandsing van het onderwijs werd een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de Vlaamse beweging.