Pleidooi voor verstaanbare taal uit 1858
Bij het doorbladeren van een nummer van de ‘Economist’ van 1858 trof ik onder het kopje Boekaankondiging de volgende tekst aan, waaruit blijkt dat ook toen werd gepleit voor verstaanbaarheid van de taal. Het betrof twee proefschriften over een economisch onderwerp.
‘Vele der lezers van dit maandwerk zouden zich gewis zeer weinig om het verschijnen van deze beide proefschriften bekreund hebben, waren zij voor enige jaren in het licht verschenen. Het eerste (“Verhandeling over het staathuiskundig begrip van waarde” door T.M.C. Asser, Amsterdam) is immers de bekroonde verhandeling over eene prijsvraag door de faculteit der regtsgeleerdheid aan de Leidsche hoogeschool uitgeschreven; het tweede een proefschrift (“De stelsels der staathuishoudkundigen omtrent grondrente ontvouwd en beoordeeld” door Th. van Stolk, Rotterdam) ter verkrijging van den graad van doctor in de regten aan die zelfde hoogeschool. Nu zijn beide opstellen in de moedertaal geschreven, terwijl te voren slechts de latijnsche taal daartoe mogt gebezigd worden, hetgeen voor onderwerpen van deze aard het dubbele nadeel had, dat de schrijver zijn denkbeelden moeijelijk in zuiver latijn kon uitdrukken, omdat in die taal de nodige woorden ontbreken, en dat zijn arbeid slechts door hen gekend kon worden, die latijn verstonden, terwijl het van groot belang is, dat hetgeen over oekonomische onderwerpen in een land geschreven wordt, daar zoo veel lezers mogelijk vinde.’
drs. B.
Den Haag