| |
| |
| |
Limburgse grenscontacten
‘Het lijkt er inderdaad op dat in de afgelopen jaren enige successen zijn geboekt. Ik denk daarbij met name aan het Groot-Limburgs Toneel en aan de aanstelling van een “Interlimburgse Contactambtenaar”. De reikwijdte van deze “successen” komt echter bij een nadere beschouwing in een wat ander daglicht te staan als men bedenkt dat het doordringen van het G.L.T.-gebeuren meer te danken is aan de onverwoestbare wilskracht en relaties van één persoon, dr. J. Tans, en minder aan een algemeen enthousiasme zonder meer dan aan de toevallige penibele situatie van het toenmalige Nederlands Kamer Toneel’.
Aan het woord is mr. H. Dobbelstein, directeur van de Culturele Raad Limburg, die zich al vele jaren bezig houdt met de mogelijkheden tot integratie en samenwerking tussen de beide Limburgen.
‘En wat de eerdergenoemde functionaris, de ‘Interlimburgse Contact-ambtenaar’ betreft, zou men zich kunnen afvragen in hoeverre hier niet alleen het spreekwoord ‘beter een half ei dan een lege dop’ van toepassing moet zijn, nu we weer moeten vaststellen dat de bevoegdheden van deze functionaris uitermate beperkt zijn gehouden en een politieke controle nauwelijks mogelijk is. En dan wil ik nog niet praten over de enorm moeizaam verlopen procedure die gevolgd is eer het eindelijk zover was en het gesol rond de aanstelling zelf, zo vervolgt hij.
H. Dobbelstein
| |
Vermoeidheid
‘Afgezien van deze relatieve succesjes, heb ik de stellige indruk dat er een duidelijke stilstand is ingetreden. Een stilstand die te wijten is aan de “vermoeidheid” van het overigens beperkt aantal mensen dat in deze samenwerking en integratie meer ziet dan een wat onwezenlijke hobby en het feit dat beide partners (de twee provinciale besturen) de handen meer dan vol schijnen te hebben aan interne problematiek en onderling gekrakeel. Wat die “vermoeidheid” betreft wil ik er nog op wijzen dat in het verleden reeds talloze commissies en comité's vol goede moed, en vergezeld van goedkeurende schouderklopjes, van wal zijn gestoken. Maar vrijwel alles is verstikt in de ondoordringbare muur van indolentie, onwil cq. machteloosheid bij de betrokken instanties. Een uitzondering zou ik in dit verband willen maken voor een organisatie als de Maasketen Jan van Eyck, die ondanks alle moeilijkheden en problemen nu toch al een jaar of acht stand heeft gehouden en kennelijk voorziet in een behoefte aan informatie en samenwerking. Ook het bestaan van het 14-daags tijdschrift “Limburg Vandaag”, een blad van en voor de beide Limburgen mag in dit verband een verheugend verschijnsel worden genoemd’, aldus mr. Dobbelstein.
| |
Dieper liggende achtergronden
Toch zijn er volgens hem nog een aantal dieperliggende achtergronden voor het trage verloop.
‘Het ontbreekt ons in Nederlands-Limburg nu eenmaal aan figuren die vanuit hun ‘opleidingsachtergrond’ gemotiveerd geworden zijn’, zegt hij. ‘Die “vormingsachtergrond” is bij de Belgen wel wat beter, maar ik heb de indruk dat zij toch nog vaak worden afgeschrikt door de “Holland-image” en alles wat daaraan verbonden is. Ook in Nederlands-Limburg. En ik zou daaraan willen toevoegen dat in onze provincie inderdaad een aantal leidinggevende posities wordt ingenomen door niet-Limburgers, waarvan men “so wie so” al weinig gevoel kan verwachten voor problemen, die niet door “Den Haag” zelf worden opgelost’.
| |
Grens een barriere
‘Bovendien’, aldus mr. Dobbelstein, ‘is het ook voor de meest fervente voorvechter toch wel duidelijk dat het trekken van de staatkundige grens in 1838-1839 en het centralistisch bestuur dat pakweg 125 jaar in voege is geweest, toch wel uitermate moeilijk te nemen barrières heeft opgetrokken. En dit soort barrière zou alleen te doorbreken zijn als er een grote administratieve en staatkundig-politieke creativiteit aan de dag zou worden gelegd. Maar om creatief te zijn moet men gemotiveerd zijn - van binnenuit - en
| |
| |
dat is nu juist wat ontbreekt. De Limburger is ook op dat stuk geen revolutionnaire held. En dit gebrek aan creativiteit - een gevolg van het feit dat we niet door een diepere achtergrond, onder meer via de opleiding, gemotiveerd zijn - heeft, zich, dacht ik ook pijnlijk gedemonstreerd bij de problematiek rond de universiteiten van Hasselt en Maastricht. Waar die creativiteit bij het GLT toevallig wél aanwezig was, heeft ze glansloos verstek laten gaan bij die mogelijke universitaire samenwerking. Hopelijk zal via de verre omweg van het postuniversitaire onderwijs en de samenwerkende Kamers van Koophandel in dit Land zonder Grenzen, alsnog aansluiting worden gevonden, maar duidelijk toch is dat men de kans om werkelijk iets nieuws en groots te realiseren heeft laten passeren.’
| |
Overheid
Een dieper liggende achtergrond is trouwens ook, volgens de heer Dobbelstein, dat in de programma's van de politieke partijen en van de laatste regering in Nederland de hoofdstukken over de culturele integratie - om nog maar te zwijgen over andere integratie - vrijwel geheel de mist zijn ingegaan.
‘Serieuze studies, als het rapport van de Hasseltse Studiegroep, over het Benelux-Middengebied, worden met zorg samengesteld en uitgegeven, maar worden overigens met de grootst mogelijke vrijblijvendheid in de kast gelegd.
Ook de vanuit Limburg vaak geslaakte kreet om meer inspraak en zeggenschap in de commissie van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord, werd nog altijd niet verhoord’, zegt hij.
| |
Politiek
Maar wat verwacht u dan van de politiek? Mr. Dobbelstein: ‘Naar mijn mening kunnen samenwerking en integratie met name vanuit België pas dan meer serieus aan de orde worden gesteld indien in België de federale “scheiding der geesten en belangen” voltrokken zal zijn. Tot nu toe zijn deze zaken, naar mijn overtuiging te zeer “gehypoticeerd” door de Vlaams-Waalse tegenstelling, gesymboliseerd door Brussel. In Nederland zullen de politieke partijen, en met name de in de zuidelijke provincies nog machtige KVP, die zich tot nog toe aan de hele zaak nauwelijks iets gelegen liet liggen, terzake meer initiatieven moeten gaan nemen. Een moeilijkheid daarbij is overigens dat Nederlands grootste partij, de PvdA, iets heel anders is dan de Belgische BSP en dat eigenlijk ook mede daardoor vanuit Nederland dàn pas werkelijk voortvarende initiatieven kunnen worden verwacht, indien beide socialistische partijen eens ernst gaan maken met het hoog in hun vaandels geschreven “internationalisme”, dat zij momenteel - met name aan Nederlandse zijde - zo graag willen demonstreren in Afrika of andere ver afgelegen contingenten en landen’.
| |
Duitse contacten
De heer Dobbelstein heeft, als directeur van de Culturele Raad Limburg, uiteraard ook zeer vele culturele en aanverwante contacten met de Duitse buren. Gaat het daar slechter of beter?
Mr. Dobbelstein: ‘Ik constateer aan Duitse zijde een enorme openheid voor culturele en andere contacten met Limburg, en ontmoet daarbij vrijwel geen problemen. En ik moet tevens constateren dat die contacten, vooral dank zij de Duitse “gründlichkeit” vaak heel wat gemakkelijker verlopen dan andere internationale contacten. Met name zou ik daarbij willen wijzen op de uitzonderlijke activiteiten van de Nederlandse Ambassade in Bonn, met name in de personen van drs. Van den Bogaert en de heer J. Kempen, die een grote activiteit aan de dag leggen. En niet alleen in het grensland, maar ook in de hele Bondsrepubliek. Een op dit stuk voorbeeldige Nederlandse Ambassade.’
| |
Mogelijkheden
Mr. Dobbelstein noemt het Duitse grensgebied (de hele linker Rijnoever van Aken tot Kleef) een nog vrijwel onontgonnen reservoir van mogelijkheden voor meer contacten en samenwerking. En hij zou het zeer wenselijk vinden deze voor het grijpen liggende mogelijkheden te entameren. Helaas echter vormt een te beperkte bemanning nog een sta-in-de-weg.
Taalproblemen zijn, volgens hem, in het Duitse grensgebied nauwelijks van betekenis, maar dat geldt nog in veel mindere mate uiteraard voor Belgisch-Limburg. ‘Toch was de “oplossing” voor een zaak als de kwestie-Ternaaien, meer een gevolg van het feit dat men aan beide kanten met “de dolk” klaar stond (met name Antwerpen realiseerde zich welke represailles
| |
| |
het gevolg zouden kunnen zijn) dan van een goede verstandhouding’, meent de heer Dobbelstein, die uit deze ontwikkeling alleen reeds concludeert dat op den duur veel meer overleg - en dan liefst niet gebaseerd op ‘stokken achter de deur’ - noodzakelijk en mogelijk ook vanzelfsprekend zal zijn.
| |
Kansen zijn er
Maar is er toch geen reden voor wat meer optimisme? Ik denk bijvoorbeeld aan het totstandkomen van de E-39 en aan het feit dat de ‘Interlimburgse Contactambtenaar’ nu toch tenminste in functie is. Mr. Dobbelstein: ‘Inderdaad, de totstandkoming van de E-39 en met name van de brug over de Maas is een zeer positieve zaak. Daardoor zijn voor de bevolking nieuwe mogelijkheden geschapen voor toenadering en wederzijdse waardering. Tevens echter begint die E-39 nu al te bewijzen dat een strikt geborneerde nationale planning langs de grenzen een misrekening zal blijken te zijn. Een heel stuk van het recreatiegebeuren bijvoorbeeld zal zich via die E-39 gaan concentreren op de Westelijke Maasoever. Dat is nu al te bespeuren’.
| |
Contactambtenaar
‘Wat betreft de “Interlimburgse Contactambtenaar” blijf ik volhouden dat één zwaluw nog geen zomer maakt, al zie ik in de benoeming van deze functionaris een - zij het dan zeer bescheiden - mogelijkheid om verder te komen’, aldus de heer Dobbelstein. ‘Voor mij is hét criterium de ontwikkeling van zijn functie. Het begin is bescheiden. Als deze functionaris nu maar snel genoeg reële mogelijkheden zal krijgen via directe verbindingen met de politiek verantwoordelijke colleges zullen we kunnen zien of met de benoeming van deze Contactambtenaar werkelijk iets anders bedoeld is geweest dan een afleidingsmanoeuvre. En met reële mogelijkheden bedoel ik dat deze functionaris zich met ideeën, suggesties en voorstellen rechtstreeks moet kunnen wenden tot de twee Provincieraden en daar ook de directe steun en begeleiding zal moeten kunnen vinden’.
| |
Cultuur
U legt als directeur van een Culturele Raad uiteraard nogal de nadruk op de cultuur. Men zou zich kunnen afvragen of culturele contacten ook van betekenis zijn buiten het strikte cultuur-gebied? Mr. Dobbelstein: ‘Natuurlijk, vanuit de zogenaamde zakelijke wereld wordt hier weinig commercieel tegen aan gekeken. Maar onderlinge contacten en begrip komen juist bij voorkeur tot stand buiten de strikte commercie om. Het zou te ver voeren om hier een vergelijking te trekken met Amerika en China waar het contact met “ping-pongen” is begonnen, maar toch zit daarin uiteraard een grote kern van waarheid. Immers juist commerciële relaties moeten het hebben van onderlinge contacten en waardering. Want hoe broos die relaties zijn is weer eens gebleken tijdens de recente oliecrisis, toen we plotseling weer als volkomen “vreemden” tegen over elkaar bleken te staan.’
| |
Goede wil
En de toekomst? Mr. Dobbelstein: ‘Optimisme op het punt van samenwerking en integratie tussen beide Limburgen en beide landen is, volgens mij alleen maar te rechtvaardigen als men met enig vertrouwen naar een wat verdere toekomst kijkt. En dan denk ik aan een periode van 15 tot 20 jaar. Dan immers zal er sprake zijn van een volkomen nieuwe generatie, die, wat men dan de jeugd van vandaag ook wil aanwrijven, tegen die tijd toch met verwondering zal staan ten opzichte van de vraag waarom zo'n kleine landen, met in mondiaal verband zo'n kleine belangetjes, zo rotsvast naast en langs elkaar door blijven leven.
In dit verband wil ik toch ook nog wel wijzen op een misschien niet zo eclatant, maar, naar mijn mening, toch wel veel betekenend verschijnsel. Het toch wel cultureel gezien naar elkaar toegroeien namelijk zoals dat tot uitdrukking komt en gewaardeerd wordt in de gezamenlijke tv-produktie.
Inderdaad, mensen van goede wil, zullen we nodig hebben.’
JOH. THIJSSEN
|
|