| |
| |
| |
Grenscontacten tussen Limburg en Duitsland
De man, een rasechte Limburger, zal ongeveer 65 jaar oud zijn. ‘Weet je’, zegt hij, ‘In mijn tijd kreeg je als Limburger argwaan als er iemand “Hollands” tegen je sprak. Dat deden namelijk alleen dié mensen waar je bang voor was (zoals de politie, de douane en de rechter) of de mensen die je op de één of andere manier nodig had, zoals de pastoor, de dokter, de notaris, de onderwijzer of je baas op het werk. Je voelde je dan niet op je gemak en dat heeft bij velen lang doorgewerkt. Ik kan me dan ook nu nog goed voorstellen dat er heel wat mensen zijn, die heel wat liever een Duitse baas horen praten dan een Nederlandse’.
Zo'n uitspraak zal waarschijnlijk menig lezer vreemd in de oren klinken, maar dan moet hij wel beseffen dat deze man herinneringen ophaalt uit een tijd, waarin in Limburg meer Duitse marken dan Nederlandse guldens in omloop waren. En dan moet hij ook kennis nemen van het feit dat het Nederlands Economisch Instituut bij een onderzoek naar de vraag waarom zoveel Limburgers tegenwoordig naar Duitsland pendelen onder meer ten antwoord kreeg dat men in Duitsland veel fijner kan werken. Dat het er ‘gemütlicher’ is, dat hij daar meer waardering ondervindt voor zijn werk, dat hij daar meer mogelijkheden aantreft tot eigen initiatief en dat de omgang met collega's en superieuren daar veel prettiger is. Natuurlijk zijn er veel meer factoren die er toe leiden dat steeds meer Limburgers werk zoeken in het Duitse grensgebied, maar misschien vormt het bovenstaande wel een facet, waarmee te weinig rekening wordt gehouden.
| |
Natuurlijke zaak
Het is misschien een beetje vreemd begin van een artikel dat aandacht dient te besteden aan de vele grenscontacten tussen Limburg en Duitsland. Maar het illustreert wel duidelijk dat in die contacten een problematiek verscholen zit, die in feite alleen maar is terug te voeren tot het feit dat we hier te maken hebben met een grens tussen twee verschillende landen. Wàt er momenteel aan contacten tussen Limburg en Duitsland bestaat is in oorsprong even logisch als de contacten die er zijn tussen Limburg en de rest van Nederland of - om het hete hangijzer van de pendel nog eens bij de kop te pakken - tussen Brabant en Rotterdam. Met andere woorden de behoefte aan de contacten met Duitsland is gewoon een natuurlijke zaak, die alleen belemmerd wordt door een onnatuurlijke grens. De consequenties daarvan zullen duidelijk zijn.
Kijk bijvoorbeeld maar naar het dialect dat in Kerkrade en omgeving wordt gesproken. Onderzoeken hebben uitgewezen dat de kinderen uit Kerkrade, Simpelveld, Vaals en omgeving met ernstige moeilijkheden te kampen hebben met het onderwijs in de Nederlandse taal en dat dit zelfs consequenties heeft voor de resultaten in andere vakken. Maar het dialect dat hier gesproken wordt biedt dan ook geen enkele aansluiting op het Nederlands. Wél op het Rijnlands dialect. Er loopt namelijk een taalgrens door Limburg, de Bentratherlijn, en Kerkrade valt daar midden in. Daar heeft men nu eindelijk conclusies uit getrokken en dat betekent dat er volledig gesubsidieerd door de Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) met behulp van enkele instituten van de Nijmeegse universiteit een onderzoeksproject plaatsvindt dat drie jaar gaat duren en dat zal moeten leiden tot een nieuwe taalmethode waarmee het mogelijk zal worden vanuit het dialect de Nederlandse standaardtaal als tweede taal te leren.
| |
Winkelen
De taal vormt dus beslist geen barrière voor de contacten. Integendeel zelfs. Voor vele Limburgse huisvrouwen is winkelen in Aken of Keulen een even natuurlijke zaak als winkelen in Eindhoven en omgekeerd
Cliché Duits-Nederlandse Culturele Gemeenschap
| |
| |
geldt precies hetzelfde. Heel duidelijk wordt dat bijvoorbeeld ook als men de voormalige Zelfkant bekijkt, het stukje Duitsland in de buurt van Sittard, dat een tijdlang tot Nederland heeft behoord en dat nu weer een aantal jaren deel uitmaakt van Duitsland. Er is, ondanks die twee grenswisselingen vrijwel niets veranderd. De inwoners van die voormalige Zelfkant doen, net als in het begin van deze eeuw, hun inkopen in Sittard, gaan daar naar het ziekenhuis, hebben er werk gevonden en er zijn er heel wat die dagelijks een Limburgse krant lezen. Dat is allemaal vanzelfsprekend. Daar staat geen mens vreemd van te kijken.
| |
Pendel
Zelfs de pendel naar Duitsland is naar Limburgse begrippen een vrij logische zaak. Zij het dan dat men zich momenteel zorgen begint te maken over de omvang daarvan. Maar dat is dan alleen het geval omdat men hier te maken heeft met een grens tussen twee landen. De pendel op zich is namelijk door de eeuwen heen als vanzelfsprekend aanvaard en men kan hem rustig een historisch gegeven noemen. In de 2de helft van de vorige eeuw bijvoorbeeld, vóór de opkomst dus van de mijnindustrie, pendelden jaarlijks zo'n 20.000 Limburgers voor seizoenarbeid naar Duitsland, vaak vergezeld van het hele gezin. Toen de mijnindustrie tot bloei kwam in Limburg bleven de Limburgers thuis en kwamen de pendelaars van de andere kant van de grens. Even voor de eerste wereldoorlog bestond 17,5 procent van de totale personeelsbezetting der mijnen uit Duitsers. Na de oorlog werd dat nog erger. Dr. Remigius Dieteren OFM, vermeldt in zijn proefschrift ‘De migratie in de Mijnstreek’ onder
Duitse familie in Vaals: Limburgse melkboer komt er graag om zaken te doen - Foto S. Linckens.
meer dat in 1922 ongeveer 40 procent van de bouwvakarbeiders in Zuid-Limburg uit Duitsers bestond. Twintig jaar na de laatste wereldoorlog, toen de gevolgen van het ‘Wirtschaftswunder’ merkbaar werden, in 1965, vonden weer 10.500 mannen en 2250 vrouwen uit Limburg werk in Duitsland, een aantal dat rond 1967 toen er in Duitsland sprake was van een tijdelijke inzinking van de conjunctuur, onmiddellijk daalde naar 6600 mannen en 2150 vrouwen.
| |
Nadelen
Nu wordt het aantal Limburgse pendelaars in Duitsland op circa 30.000 geschat. En dat zijn er duidelijk té veel volgens verschillende deskundigen, waaronder onder meer prof. dr. Tiemstra, die er voor waarschuwt dat het wel eens mogelijk kan zijn dat er eerlang zo'n 20.000 pendelaars in feite komen ‘te zweven’. Dat wil zeggen dat zij zeer sterk afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de bedrijvigheid in Duitsland en het grote risico lopen dat zij bij een omslaande conjunctuur naar huis worden gestuurd. Prof. Tiemstra somt nog diverse andere nadelen op (geen positieve invloed op het gezinsleven, risico's op het punt van secundaire arbeidsvoorwaarden enz.) en wijst op het feit dat de Nederlandse volksgemeenschap om ieder pasgeboren Nederlander in ons land naar behoren te kunnen laten leven en werken (opleiding, verbindingen, woningen, voorzieningen, enz.) per hoofd zo'n 50.000 tot 70.000 gulden investeert. Die werker gaat via de pendel ‘waarde toevoegen’ buiten Nederland. Die toegevoegde waarde (lonen salarissen, werkgeversbijdragen sociale verzekering,) prijkt dan in het nationaal inkomen van een ander land. Per manjaar gaat het daarbij om zo'n 40.000 gulden of voor 30.000 pendelaars op jaarbasis 1,2 miljard. En we moeten volgens prof. Tiemstra toch wel voorzichtig zijn met de uitgesproken stelling dat het elders verdiende inkomen toch in Zuid-Limburg terecht komt. Want onderzoek heeft ons geleerd dat steeds meer aankopen worden gedaan in de werkomgeving.
Een zeker zo groot nadeel voor Limburg is overigens op dit moment dat die enorme pendel naar Duitsland tot gevolg heeft dat nieuwe bedrijven of bestaande bedrijven die willen uitbreiden het laten afweten omdat er geen werkkrachten te vinden zijn. Zolang zich dit soort ontwikkelingen maar binnen één bepaald land voordoen, vallen een aantal nadelen weg. Hier echter ligt de situatie anders omdat het buitenland er in mee speelt. Het zal duidelijk zijn dat hier alleen op internationaal niveau een oplossing zal kunnen worden gevonden, maar zover zijn we nog lang niet. Intussen
| |
| |
zijn in Limburg in feite alleen enkele ad hoc-beslissingen mogelijk. En ter illustratie van het feit hoe moeilijk en vreemd de situatie eigenlijk is, dient wel het voorbeeld van de Rank Xerox fabrieken, die een nieuwe vestiging in Duitsland voorbereiden. Van Limburgse zijde is er heel sterk op aangedrongen om die vestiging zo dicht mogelijk bij de Nederlandse grens (tussen deze grens en Aken) te leggen, omdat dit de Limburgse werkgelegenheidssituatie ten goede zou komen. Zelfs is er serieus gepraat over de mogelijkheid om Rank Xerox een bepaalde subsidie toe te kennen als deze fabriek zich maar bereid verklaarde om een aantal Limburgers in dienst te nemen en Limburgse toeleveringsbedrijven in te schakelen...
| |
Wonen
Genoeg over de pendel. Er is zoveel meer. Neem nu de kwestie van het wonen. Volgens de journalist-socioloog drs. Wolfgang Trees, afkomstig en nog werkzaam in Aken, maar gehuwd met een Nederlandse vrouw en woonachtig in Vaals, wonen momenteel zo'n tienduizend Duitsers in Nederlands-Limburg en de meesten, zeker drie-kwart van hen, zijn werkzaam in Duitsland. In Vaals is momenteel 12 procent van het totaal aantal inwoners van Duitse nationaliteit. Oorzaak: de goedkopere grond- en bouwprijzen in Nederland. Dat heeft overigens ook al tot enige wrevel geleid. Met premies gebouwde woningen in Vaals, Bocholtz, Simpelveld, enz. kwamen in het bezit van Duitsers. Terecht is daar in diverse gemeenten stelling tegen genomen, maar even duidelijk staat daar tegenover dat diverse van deze woningen nu nog leeg zouden staan indien ze niet gekocht waren door Duitsers. ‘En wat zal datzelfde Vaals straks niet te wachten staan?’, vraagt drs. Trees zich af. Twee kilometer van de gemeentegrens met Vaals (12.000 inwoners) wordt voor zo'n dikke half miljard gulden de medische faculteit van Aken gebouwd met een nieuw stadsdeel voor zo'n 6000 inwoners. Dat zal opnieuw pendelaars trekken - vooral ook verpleegsters - die uiteraard wel het voordeel van een hoger (Duits) inkomen, maar niet het nadeel van de hogere (Duitse) huren of bouwkosten willen genieten. Ook meer Duitsers zullen dan waarschijnlijk, aangelokt door diezelfde lagere grond- en bouwprijzen, naar het Nederlandse grensgebied komen. En natuurlijk zal men dan ook in Limburg mensen blijven aantreffen, als het Provinciale Statenlid Hartog, die het dan hebben over ‘dikke Duitsers, die de arme Limburgse boer van zijn grond verdrijven’. Of over ‘nog meer Duitsers met van die grote boten, die de Limburgse watersport-centra voor zich opeisen’. Maar de doorsnee-Limburger zal zich daar niet druk over maken. Integendeel, steeds meer mensen in Limburg zijn er van overtuigd
geraakt dat men veel meer samen moet gaan doen. Met name ook op het gebied van Ruimtelijke Ordening en Recreatie. En dan liefst op een zodanige wijze dat afgestapt wordt van de zogenaamde afspraak-planologie en dat er duidelijk meer sprake zal zijn van een formalisering. ‘Op basis van raamovereenkomsten moeten deelovereenkomsten worden gemaakt, maar dan op formele basis’, zegt G.S.-lid Johan van der Woude, ‘terwijl bijvoorbeeld een Duits-Nederlandse commissie voor Ruimtelijk Overleg ook een juridische basis zou moeten krijgen t.a.v. maatregelen en plannen op het gebied van ruimtelijke ordening, zodat uitvoering van een programma toch weer niet doorkruist kan worden door de nationale overheden’.
| |
Internationaal natuurpark
De noodzaak daarvan begint gelukkig ook steeds meer op andere niveaus door te dringen. De interparlementaire Unie van Duitse en Nederlandse parlementariërs, die onlangs nog in Maastricht vergaderde bijvoorbeeld zal er bij beide regeringen op aandringen om spoedig de totstandkoming van grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden op publiekrechterlijke basis mogelijk te maken. Samenwerkingsverbanden voor verschillende functies als verkeer, milieu, waterzuivering, recreatie, enz., die ook heffingen kunnen doen, enz., hetgeen momenteel uitgesloten is omdat nu slechts samenwerkingsverbanden op privaatrechtelijke basis mogelijk zijn. Desnoods moet
Tentoonstelling ‘Unser Nachbar’ - Foto S. Linckens
| |
| |
dat, volgens genoemde ‘parlementaire pressie-groep’ maar alvast via een bilateraal verdrag tussen beide landen geregeld worden.
Diezelfde parlementariërs zullen er ook bij beide regeringen op aandringen al vast een begin te maken met de eerste aanzet van het internationale natuurpark Maas-Schwalm-Nette. In Maastricht werd besloten de regeringen te vragen niet langer te wachten tot precies vast staat welke gemeenten nu allemaal in dat natuurpark moeten komen te liggen, maar alvast te starten met het Meinweg-gebied in Melick-Herkenbosch en het aan Duitse zijde gelegen Elmpter Wald, waar in feite van een onverbrekelijk landschappelijke samenhang sprake is. Aan Nederlandse zijde gaat het daarbij voornamelijk om de uitgestrekte bosen heidecomplexen van het staatsnatuurreservaat Meinweg (371 ha), een buitengewoon gevarieerd heuvellandschap met vennen, oude bosfragmenten en heide, begrensd door beekdalen. Het bestaande Duitse natuurpark Schwalm-Nette (er bestaan hier trouwens al, evenals in Vaals, grensoverschrijdende wandelpaden) heeft bij burgerij en overheid een grote invloed op mentaliteit, planologie, landschaps- en natuurbescherming. Via een grootschaliger aanpak over de grenzen heen, met een coördinatie dus van beleidslijnen aan weerszijden van de grens hoopt men hier een verantwoord ecologisch en natuurwetenschappelijk beheer te kunnen gaan voeren. ‘Het lijkt zinvol dat in deze dagen vol groeiende zorgen rond het milieu een internationaal park als brug tussen twee landen gaat fungeren’, aldus directeur-secretaris H.J. Verwiel van het Recreatieschap Peel en Maas.
| |
Samendoen
Die noodzaak om meer samen te gaan doen en het daarbij niet meer, zoals vroeger veelal gebeurde, louter te laten komen tot fraaie maar vrijblijvende afspraken, wordt steeds meer begrepen. Op het gebied van natuurbescherming en milieu bijvoorbeeld hebben ook Schinveld en Gangelt elkaar gevonden. Op tal van andere terreinen gebeurt dit eveneens. Met name op het gebied van de verbindingen. De aanleg van een Maas-Rijnverbinding tussen Born en Neuss lijkt voorlopig nog een te moeilijke zaak, ook al praat men er reeds meer dan tien jaren over, maar als het bijvoorbeeld gaat over de spoorwegverbinding Antwerpen-Roermond-Mönchengladbach is er sprake van grote overeenstemming. Die lijn ligt er al vanaf 1897 en in 1914 bijvoorbeeld reden er dagelijks zes personentreinen in ieder richting. Na de oorlog werd deze kortste verbinding tussen Antwerpen en het Ruhrgebied plotseling afgedankt. Nu vindt er tussen Roermond-Dahlheim (Duitse grens) en Mönchengladbach op deze lijn nog regelmatig goederenvervoer plaats en loopt er tussen Dalheim en Mönchengladbach nog 12 keer per dag een personentrein. Reden waarom Roermond - om te beginnen - aandringt op personenvervoer voor de lijn Roermond-Dalheim-Mönchengladbach, hetgeen dan later mogelijk weer kan leiden tot de heringebruikname van de hele lijn Antwerpen-Roermond-Mönchengladbach. De Kamer van Koophandel voor Midden-Limburg toonde via enquetes aan dat men voor zo'n personenverbinding Roermond-Mönchengladbach jaarlijks op circa 250.000 reizigers kan rekenen, alle mogelijke Duitse instanties betuigden adhesie, maar de Nederlandse Spoorwegen sloegen ook aan het rekenen. Zij verwachtten hoogstens 125.000 reizigers en een tekort van één ton per jaar. ‘En als de streek personenvervoer wenste, zou de streek dat tekort maar voor haar rekening moeten nemen’. Het overleg is nog steeds bezig.
| |
Verbindingen
Dat laatste geldt ook voor wat betreft een betere spoorverbinding tussen de Oostelijke Mijnstreek en Aken. De Duitse Bundesbahn wil wel en van Limburgse zijde is al verschillende keren aangedrongen op een rechtstreekse verbinding Amsterdam-Heerlen-Kerkrade-Aken, waarvoor dan de verbinding Heerlen-Kerkrade (7 kilometer) geëlectrificeerd zou moeten worden en een nieuwe geëlectrificeerde verbinding Kerkrade-Aken zou moeten worden aangelegd. Een bestaande Duits-Nederlandse studiegroep is zich overigens wel bewust van de kosten die een en ander met zich mee zou brengen.
In Roermond zou men bovendien graag zien dat er zo snel mogelijk wordt gestart met de ombouw tot autobaan van de rijksweg 68, westelijk van de Maas, naar Roermond en naar Maalbroek bij de Duitse grens, die dan daar aansluiting moet geven op de nieuw aan te leggen Duitse autobaan B 230. Noord-Limburg wil eveneens betere wegverbindingen met Duitsland. De E-36 (Rotterdam-Ruhrgebied) zit praktisch helemaal vol. Om die te ontlasten wil men nu de R15 (van Rotterdam-zuid naar Babberich, waar hij moet aansluiten op diezelfde overvolle E-36) gaan uitbreiden. Maar intussen heeft Duitsland vrijwel gereed de B-7 van Düsseldorf naar Venlo (klaar tot aan de Keulse Barrière in Venlo) en de B-15 (gereed tussen Keulen en Neuss) die in 1976 bij de grens in Gennep zal zijn. Daar liggen veel betere mogelijkheden voor
| |
| |
een nieuwe verbinding Rotterdam-Ruhrgebied, maar vreemd genoeg blijkt deze aanleg van wegen niet op elkaar afgestemd. Juist zoals het merkwaardig blijft dat de E-3 tussen Venlo en Antwerpen al geheel klaar is, terwijl het gedeelte tussen de Duitse grens bij Venlo en Duisburg pas op z'n vroegst, het gaat om 35 kilometer, in 1975 gereed zal zijn.
| |
Overleg
Kortom er zal nog heel wat overleg moeten worden gepleegd. Met name op regeringsniveau. Want in de regio zelf is men het over vele zaken eens. Zo bestaat er bijvoorbeeld een goed contact tussen de Kamers van Koophandel van Eupen, Aken, Heerlen, Maastricht en, uit België, Verviers, Luik en Hasselt. Maar ook dit contact kan bijvoorbeeld moeilijk verhinderen dat er in dit Land zonder Grens liefst vijf regionale vliegvelden zijn, Mönchengladbach, Aken, Luik, Hasselt, Zutendaal en Zuid-Limburg, die plannen hebben tot uitbreiding of zelfs die uitbreiding al gerealiseerd hebben.
Dezelfde Kamers hebben ook al diverse malen aangedrongen op de totstandkoming van een internationale onderwijscommissie die zich zal bezig houden met de vraagstukken rondom de integratie van de hogere onderwijsopleidingen in Hasselt, Maastricht, Aken en Luik, mede uit overwegingen van een doelmatige besteding van overheidsgelden. Het is er nog nauwelijks van gekomen. Dat laatste geldt trouwens ook voor de wederzijdse erkenning van onderwijsdiploma's en het civiel effect daarvan. De Unie van Duitse en Nederlandse parlementariërs, die, zoals we reeds schreven, onlangs in Maastricht vergaderde zal er bij de regeringen nog eens op aandringen zo spoedig mogelijk te komen tot een wederzijdse erkenning van de gelijkwaardigheid van de diploma's. Alleen al voor de vele Limburgers die aan de Technische Hogeschool van Aken studeren zou dat een uitstekende zaak zijn.
Het is niet uitgesloten dat deze waslijst van wensen voor de lezer wel enige aanleiding zou kunnen zijn tot enig pessimisme voor de toekomst. Er is inderdaad nog veel, heel veel te doen en men zal moeten beseffen dat het gewoon uitgesloten is om al deze zaken binnen nu en een paar jaren op te lossen. Daarbij wel bedenkend dat het hier in hoofdzaak facetten betreft waarover alleen op duidelijk ‘hoger niveau’ onderhandeld zal kunnen worden.
We hebben dan ook met dat lange verlanglijstje alleen willen aangeven dat er in Limburg zelf in ieder geval een duidelijke behoefte bestaat aan meer en betere contacten en verbindingen. En daar gaat het om.
| |
Uitwisselingen
Intussen, het zal duidelijk zijn, zit men op ‘lager niveau’, dat wil zeggen in het grensgebied zelf, niet bij de pakken neer. Het heeft weinig zin om hier een opsomming te geven van alle initiatieven, die in kleinere kring reeds zijn ondernomen om de onderlinge contacten te verstevigen. Er zijn in Zuid-Limburg weinig plaatsen te vinden waar niet een of meer verenigingen een of twee keer per jaar een uitwisseling organiseren met zusterverenigingen uit plaatsen in het Duitse grensgebied. De Heemkundevereniging Roerstreek, die zes gemeenten rond St. Odlienberg en Vlodrop omvat vergadert maandelijks met diverse Heimatvereine uit de Duitse omgeving en zo zijn er tientallen soortgelijke initiatieven. Begin 1971 ging in Kerkrade de Arbeitsgemeinschaft Rodaland van start, waarbij Kerkrade, Eygelshoven en Ubach over Worms van Nederlandse zijde en Herzogenrakt, Merkstein, Kohlscheid en Alsdorf van Duitse zijde aangesloten zijn. Alvorens het overigens tot die officiële stichting kwam, was de samenwerkingsgedachte al duidelijk gedemonstreerd door het laten verdwijnen van het ‘ijzeren gordijn’ dat vele jaren op de weg die in Kerkrade Nieuwstraat heet en in het aangrenzende Herzogenrath Neustrasse, de grens aangaf tussen Nederland en Duitsland. Dit ijzeren hek is vervangen door lage leiconstenen met doorlaatplaatsen voor de onmiddellijke grensbewoners. De werkgemeenschap Rodaland telt vier commissies, voor cultuur, sport, jeugd en natuurbescherming en de eerste activiteit was het uitbrengen van een gezamenlijke gids van alle verenigingen, die in de zeven gemeenten bestaan.
| |
Culturele contacten
Daarmee zijn we terecht gekomen bij het laatste onderwerp dat ik in dit artikel zou willen aansnijden, namelijk de culturele grenscontacten. Het is juist immers via ‘die Sprache der Kultur’ in al zijn verschijningsvormen geweest, de brug die na de tweede wereldoorlog opnieuw moest worden geslagen. In het begin ging het daarbij vooral om initiatieven van enkele mensen en kleinere groepen, later werd dat duidelijk meer geinstitutionaliseerd. Zo ontstond in 1959
| |
| |
de Duits-Nederlandse culturele werkgemeenschap Limburg-Niederrhein met het doel de nabuurschap tussen overheid en verenigingen, heel bijzonder in de culturele sfeer, die altijd goed geweest was en is, nog meer inhoud te geven en uit te diepen. Vertegenwoordigers van de deelnemende regio's en steden, waaronder van Duitse zijde de gemeenten Krefeld, Mönchengladbach, Rheydt en Viersen en de Kringen Kempen-Krefeld, Geldern en Heinsberg, zouden elkaar maandelijks ontmoeten en zouden trachten met name op cultureel gebied de samenwerking zoveel mogelijk te bevorderen. Welnu, dat is tot nu toe prima gelukt. Ontelbaar zijn de initiatieven die dank zij deze Werkgemeenschap, direct of indirect, zijn genomen op het gebied van tentoonstellingen, uitwisseling van concerten, toneeluitvoeringen, ontmoetingen voor de jeugd, studiebijeenkomsten, publicaties, enz. Van Nederlandse zijde neemt daarbij vooral de Culturele Raad Limburg een belangrijke plaats in.
Deze Culturele Raad zorgde er overigens nog onlangs voor dat in samenwerking met het gemeentebestuur van Aken, de Deutsch-Niederländische Gemeinschaft in Aken en de Nederlandse Ambassade in Bonn een grote manifestatie in Aken kon plaatsvinden onder het motto ‘Unser Nachbar Limburg’. Hoofdmoot vormde een grote tentoonstelling met 150 foto's, kaarten, maquettes, dia's, enz., welke een beeld gaf van wonen, werken, spelen, milieu, landschap, recreatie, cultuur, enz. in Limburg. Daarnaast werden er tientallen tentoonstellingen georganiseerd waaraan Nederlandse en met name natuurlijk Limburgse kunstenaars, musea, enz. hun medewerking verleenden. Er waren lezingen over de Nederlandse literatuur, toneel- en balletvoorstellingen, er werd aandacht besteed aan de Nederlandse film, de Akense jeugd tekende en schilderde onder het thema ‘Zo zie ik Nederland’. Kortom in Aken kreeg men volop gelegenheid tot een nadere kennismaking met Nederland en speciaal het aangrenzende Limburg.
| |
Een verbleekte nerf
Interessant daarbij is dat met name de laatste tijd juist de belangstelling voor Limburg steeds groter wordt. Het regeringsdistrict Aken is opgeheven en dat heeft onder meer tot gevolg gehad dat de typische grenslandzaken niet meer vanuit Aken maar vanuit het kantoor van de regeringspresident in Keulen worden geregeld. En tussen Aken en Keulen botert het niet zo best. ‘Dat regeringsdistrict Aken was toch maar een blinde darm van Nordrhein-Westfalen’, zei nog onlangs een hoge Keulse regeringsambtenaar.
‘Aken is zich nu inderdaad zo'n beetje een buitenbeentje gaan voelen’, zegt drs Trees. ‘Het ligt tamelijk excentrisch ten opzichte van het overgrote deel van Nordrhein-Westfalen en daarom begint men steeds meer ontvankelijk te worden voor een oriëntatie naar het westen. Liefst 52 van 97 kilometer stadsgrens van Aken is trouwens tevens grens met Nederland en België en over negen grensovergangen komen jaarlijks zo'n 25 miljoen mensen Aken en dus de Bondsrepubliek binnen’. De nieuwe Oberbürgermeister van Aken, Kurt Malangré, zei het iets anders tijdens de opening van de eerdergenoemde Limburg-expositie in Aken, die overigens binnenkort ook in Keulen en Dortmund te zien zal zijn. ‘Indien men de grenzen de nerven noemt van de geschiedenis, dan vormt de grens tussen Aken en Nachbar Limburg een erg verbleekte nerf, waarvan we hopen dat ze door middel van een cosmetische correctie spoedig helemaal uit Europa's aangezicht zal verdwijnen...’
JOH. THIJSSEN.
|
|