France en Suisse Romande ten deel vallen, dan heb je het mis. Wij doelen hier op de voertaal, die wordt gebezigd - en dient te worden gebezigd - in de officieel Vlaamstalige gemeente Strombeek-Bever in de Brusselse agglomeratie, waar het tentoonstellingsterrein is gelegen.
Wij arriveerden daags voor de opening op het parkeerterrein (‘parking’ heet dat daar) voor de linkervleugel van het hoofdgebouw: bijna een vaste plek na vrij talrijke bezoeken. Nu is het bepaald niet zo, dat wij een hekel hebben aan de Franse taal. Integendeel, van de Europese- en wereldtalen is Frans degene, die ons, mede op emotionele gronden, het meest na aan het hart ligt.
Parkeerterrein voor de linkervleugel dus. Door een zijdeur binnen. Je loopt direct tegen de ruime DAF-stand op, waar een heer van romaans postuur in Vlekkeloos Vlaams uiteenzet, hoe het allemaal in elkaar steekt met al die gamma's en typen, die DAF op de markt brengt.
Bij EBRO was men bezig met een slokje (en meer) en een hapje voor persvertegenwoordigers, vermits dit Spaans vrachtautomerk voor het eerst zijn opwachting ging maken bij de Belgische kopers. De aanwezige Spanjaarden spraken ‘slechts’ Frans, maar een representant (mooi woord) van Beers-Zwolle bediende zich van zijn eigen taal.
Bij het Britse merk FODEN was alles donker, het nieuwste model was keurig afgedekt, maar aangetrokken door de Franstalige mededeling dat deze wagen is uitgerust met een Rolls-Royce-motor, poogden wij een nader kijkje te nemen in de cabine. Wij werden bijna weggefloten door een francophone heer, die als een soort Cerberus naar voren stoof uit de krochten van de duistere stand.
Verder dan maar naar de encyclopediestand van Elsevier-Sequoia-Brussel. Hoog Nederlands van het zuiverste water... op de opschriften. Bij de luxe stand van PEGASO waren Spanjaarden bezig de ramen te veranderen in kristal, terwijl een blonde poteling een Hispano-Suiza-bus anno 1920 een laatste poetsje gaf... ‘'t Is maor da ge wèt dat die bussen in vroeger jaren gans aanders waoren, menier’, een mededeling die werd afgesloten met een knipoog. Voort dan maar naar de machtige VOLVO-stand, waar alle, maar dan ook alle borden waren voorzien van tweetalige uitleg en verklaringen: Frans naar het publiek gekeerd en Vlaams slechts zichtbaar en leesbaar voor hen, die er een nummertje gymnastiek voor over hadden om van de tekst kennis te kunnen nemen.
Neem dan die groene, opgepoetste gevechtswagens op rupsbanden bij British LEYLAND. Voor deze firma kennen de inkopers van het Belgische leger maar één taal, en dat is geen Vlaams.
Verder maar gedwaald langs de aluminium kipinstallatie van EDBRO, via een zijsprongetje naar de ‘Break’-modellen van CITROËN naar het honk van de Belgische wegvervoersorganisatie NBFBV (Nationale Belgische Federatie van Baan Vervoerders), die in goed Waals FNBTR (Féderation Nationale Belge des Transports Routiers) heet. Kijk, die organisatie slaagt er in zich strikt neutraal op te stellen in de taalstrijd, die Belgie en de Benelux nog altoos verscheurt. Maar dan ook strikt neutraal. Hun voorzitter, de heer R. van Daele, een West-Vlaming uit de Franstalige gemeente Mouscron (Moeskroen) spreekt gelijkelijk beide talen en de organisatiefuncties zijn goudeerlijk verdeeld tussen Vlaams- en Waals-sprekenden... Het honk van onze Belgische zusterorganisatie was nog onbemand op dat moment, maar wel tweetalig qua uitmonstering. Een levenskwestie overigens voor zo'n organisatie in zo'n land!
Dan maar naar de ‘perskamer’ om mijn ‘geloofsbrieven’ te presenteren. Dat geschiedde via een omweg langs de ruime stand van VOLKSWAGEN, waar men juist op dat moment blijmoedig het glas hief op de constatering dat het dieptepunt in de keververkopen was gepasseerd... Nederlands, Frans, Spaans, Italiaans, Engels. Je kon er spreken wat je wilde, zelfs Duits. De perskamer. ‘Is de heer Le Roy aanwezig?’ ‘Non, monsieur Le Roy n'est pas ici, il est sorti pour le Gilton (bedoeld is hier het Hiiton-hotel, maar in zuidelijk Europa vlot het nog niet zo erg met de uitspraak van de H). “Spreekt een van de dames Nederlands?” insisteerden wij. “Non, nous ne parlons que le Français”. In het Frans wilden wij toen onze oude perskaart van “het” bedrijfswagensalon van twee jaar geleden inwisselen voor een nieuwe. Er werd een schier gepensioneerde, correcte en francophone heer bijgeroepen, die me te verstaan gaf dat wij met die kaart geen informatie(materiaal) konden krijgen, laat staan een nieuwe perskaart en dat wij beter de plaat konden poetsen, omdat wij hier niets te maken hadden. Dat hebben wij toen ook gedaan. Aan een donker besnord mannetje, dat buiten de perskamer bezig was de rode kokosmatten met een bezem te ontdoen van ongerechtigheden, vroegen wij in het Vlaams naar de dichtst-bijzijnde uitgang...
Het was maar goed dat de tweetalige persattaché Jean le Roy van het Auto-, Motoren Rijwielsalon te Brussel ons die avond met een gracieus gebaar ontving op de feestelijke ontmoetingsavond, die hij in een der zalen van het Brusselse Hiltonhotel voor alle Belgische en buitenlandse journalisten had belegd. Een avond, die ons dat nummertje taalstrijd in de perskamer deed vergeten. En vergeven. Want het is dieptragisch voor onze gewaardeerde zuiderburen dat de Vlaamse verkeersborden in het zuidelijk deel van de Brusselse agglomeratie worden besmeurd met teer, dat Franstalig geadresseerde brieven uit Nederland eerder aankomen dan de Nederlandstalige geadresseerde, dat Noord-Statie niet mag en Gare du Nord wél, dat men bij de douanebepalingen van Waalse zijde lak heeft aan de Benelux-overeenkomst en dat de aanleg van een internationale luchthaven voor gezamenlijke rekening alleen maar zal afstuiten op het gegeven dat de Belgische nationale luchthaven Zaventem in Vlaamstalig gebied ligt’.
R.M. NIEMAN