Journalist hekelt misbruik Engelse woorden
De Friese journalist Willem Stegenga hekelt in de ‘Leeuwarder Courant’ van 3 augustus jl. het gebruik van allerlei vreemde woorden op een rake en humoristische wijze. In het bijzonder stelt hij het dwaze gebruik van Engelse woorden aan de kaak. Wat hij schrijft willen wij, in dit verband, onze lezers niet onthouden, omdat het ook volkomen naar de inhoud in overeenstemming is met wat wij in het vorige nummer van ‘Neerlandia’ schreven:
Vooral de laatste jaren is er plotseling een geweldige opkomst van het Engels te constateren. Vooral ouderen, die niet in de gelegenheid zijn geweest iets van die taal te leren ergeren zich er groen en geel aan. Die groep is kennelijk niet belangrijk. Als de jeugd het maar leuk vindt. En dat doet de jeugd.
Ze danst - of wat daar voor doorgaat - op muziek en zang van Monique and the Saints, Rita and the Golden Five, Tina and the Seaset. Of eenvoudiger op muziek van The Drive-in Shows. Men vertoeft in bar-dancings, aan eatcounters en op campings en vraagt subsidie voor Why.
Eigenlijk pure nonsens, dat je zo maar een taal overboord gooit om de poort wijd open te zetten voor het Engels. Als het nog even doorgaat kan men de strijd voor het behoud van het Fries wel opgeven en alle aandacht gaan richten op het Nederlands, - dat ook door ouderen - kankerig wordt aangevreten door part-time jobs, full-professionals, short-stay-homes, yacht-charting, overhead-projectors, carports, marketing-officers, managers, society-kaarsen, wordpressors, service, sales-promoters, Sneek-promotion, Heerenveen-promotion, know-how, flower-power, love-seats, house-coats, all-risk en all-in, old-inns en new-directions, power en laserstraal, house-boats en coffeeshops.
Rijdend door Irnsum zie je plotseling een levensgroot bord staan met ‘Shipbuilders’, terwijl - oh tegenstelling - het dorp er juist prat op gaat niemand minder dan ‘ùs Atsje’ tot de ingezetenen te mogen rekenen. Het is te gek, gewoon. In Sneek wonen ‘sailmakers’, in Leeuwarden staat een ‘flowershop’, in Elahuizen een ‘skippershop’. In Staveren maakt men ‘motor-sailers’, in Akmarijp ‘Seahorses’, en elders in Nederland ‘cabincruisers en daycruisers’. Om maar niet te spreken van de ‘Black-horse’-bar in Menaldum en van een firma uit Elst, die zijn tomatensaus verkoopt onder de naam: ‘Hot ketchup, exciting, new, spicy, havor, made from famous Heinz tomato-ketchup with added spices. Some like it hot’. Gewoon te koop bij de Spar overigens. Om het dopje van en op de fles te krijgen is men wat guller met aanduidingen: ‘Close-open’, ‘Dicht-zu-auf’, ‘Fermer-ouvrir’. Ga er maar aan staan.
Het is duidelijk, men raakt kennelijk uitgekeken op het Nederlands. Wie met zijn tijd meegaat moet over op Engels, moet gaan wonen in drive- and sail-in woningen, moet vacantie houden op een cruise-ship, een penalty nemen en een corner, of de keeper en de back in de clinch nemen.
Je komt natuurlijk ook flink ‘in’ met een swimming-pool achter je home of air-conditioning in de lounge of je opwerpen tot local-leader, steak-house-exploitant of left-wing van het team. Misschien raak je als lady-speaker ook niet achterop of als book-maker, of als driver, of als salesman van de in ‘Holland’ gemaakte ‘Caballero, an extremely mild cigarette, firmily filled with ripe an aromatic tobaccos’ of van Peter Stuyvesant met de ‘miracle filter’ en samengesteld uit ‘rich choice tobaccos’ alzo leidend tot ‘the international passport to smoking pleasure; esy draw, more flavour, more satisfaction’. Peter Stuyvesant geboren en gewiegd in Wolvega, maar ook de man, ‘who founded New York in 1653’.
U houdt het niet voor mogelijk, maar het staat allemaal op de pakjes, die wij ons argeloos in de handen laten drukken. Nog even en de Beerenburg wordt ook aangeduid als ‘medicinal and made after a development of many years’.
Kan men nu niets anders dan eigentijdse dingen aanduiden met Engelse namen. Is er dan niemand meer, die de moeite wil nemen de eigen taal uit te breiden door scheppend bezig te zijn. Misschien wel, maar zijn of haar stem wordt te weinig gehoord. Men vergroot liever de afstand tussen bevolkingsgroepen, door te laten blijken, dat men net een ietsiepietsie meer weet dan een ander. En maar lachen als iemand ‘service’ uitspreekt als ‘servies’. Leve de vooruitgang.
WILLEM STEGENGA