Besluit
Het moeilijke eerste jaar had althans dit voordeel dat de leden van de NCC nu een duidelijker inzicht hebben in hun mogelijkheden en begrenzingen.
Het weze alvast gezegd dat de Commissie niet in staat is haar hoofdopdracht - het stoppen van de verfransing of zelfs de effectieve bescherming van de Vlaamse gemeenschap van Brussel - waar te maken. De verfransing - daar zijn de meeste sociologen het over eens - is van socio-structurele aard. En op de structuren: de gemeentebesturen, de parastatale instellingen, het bedrijfsleven, kortom, de socio-politieke machtspiramide, heeft de Commissie geen vat. De Commissie kan zich slechts bezighouden met onderwijs en cultuur, d.w.z. materies waarin de Brusselaars terechtkomen die reeds aan de verfransing weerstonden. De Commissie kan dus slechts ‘kurieren am Sympton’. En dit beperkte werkgebied moet zij dan nog delen met de gemeenten. Deze blijven volledig bevoegd inzake onderwijs en cultuur. Nu bedraagt de begroting 1973 (gewone uitgaven) van de ene gemeente Schaarbeek voor onderwijs en cultuur F 504 miljoen, daar waar de Cultuurcommissie voor dezelfde materies voor de ganse agglomeratie op ruim F 50 miljoen mag rekenen. Overigens werd eenzelfde bedrag toegewezen aan de Franse Cultuurcommissie. Zonder overdreven zwartgallig te zijn, past dan ook een zeker realisme.
De rol van de Commissie zal derhalve in de toekomst slechts aanvullend kunnen zijn. Dit belet niet dat enige activiteit gevoerd kan worden om het zelfvertrouwen van de Vlaamse Brusselaars te herstellen of om het Vlaamse imago te Brussel te verstevigen, vermits uit onderzoekingen gebleken is dat het sociaal mimetisme een voorname rol speelt in de verfransing. Acties in die zin waren bv. de bijzonder geslaagde donderdagmiddaganimaties met Vlaamse artiesten op het Muntplein. De commissiedeelneming aan grote cultuurmanifestaties te Brussel (Nacht van de Poëzie, Europalia enz.) moet eveneens in dit licht worden gezien.
Hiernaast en zelfs prioritair moet de Commissie de plaatselijke Vlaamse verenigingen steunen die zich in de meeste Brusselse gemeenten in zogenaamde socio-culturele raden hebben gebundeld en die goed veldwerk doen voor het zelfbewustzijn van de Vlamingen. Tenslotte lijkt het ons absoluut noodzakelijk dat de propaganda voor de Vlaamse scholen te Brussel ernstig wordt aangevat. Door het herstel van de vrijheid van de familievader is de laatste dam tegen de franse socio-economische druk weggevallen - van de andere kant mag aanvaard worden dat een kind dat in een Vlaamse school terecht komt. voor de Vlaamse gemeenschap gered is. Het belang van een goede publiciteit voor de Vlaamse school kan dus niet genoeg worden onderstreept.
Maar uiteindelijk zullen slechts structuurhervormingen in een federalistische zin de Vlaamse Brusselaars definitief kunnen beschermen. Inmiddels kan de Cultuurcommissie trachten te redden wat kan of althans conservatoire maatregelen treffen. In deze werking zou de Commissie sterk gesteund worden indien bv. de bevoegdheden inzake cultuur en onderwijs van de Brusselse gemeenten integraal zouden worden overgeheveld naar de twee Commissies, zoals bv. de huisvuilophaling integraal overgeheveld werd van de gemeenten naar de Agglomeratieraad. Tevens zouden de Commissies het recht moeten hebben hiervoor taksen te heffen, zoals dit nu reeds kan door de Verenigde Commissies.
Tenslotte ware wenselijk dat de vice-goeverneur van Brabant, de heer Cappuyns, die nu in de praktijk alleen toezicht heeft op de zuivere taalaangelegenheden, een bevoegdheidsuitbreiding zou krijgen voor alle Brusselse aangelegenheden.
ANDRÉ MONTEYNE