| |
| |
| |
Ontsluiting van linker Schelde-oever tast Land van Waas en Zeeuws-Vlaanderen aan
Nooit eerder onderging een gewest in België zo'n metamorfose als deze welke zich nu in het land van Waas voltrekt: liefst 8.000 hektaren homogene landbouwgrond, langs de linker Schelde-oever en de grens met Oost-Zeeuws-Vlaanderen (een gebied dat historisch met het land van Waas een eenheid vormt), worden opgeofferd voor de uitbreiding van de Antwerpse haven.
Elke dag wordt het mooie polderlandschap een stukje méér afgetakeld. Wie vanuit Antwerpen langs de nog onvoltooide autoweg naar de kust rijdt, ontmoet al na een paar kilometer de hoogspanningspylonen die hun betonnen poten in de vele weiden hebben geplant; daartussen lopen nog wat koeien te grazen, terwijl op de achtergrond de 120 meter hoge schouwen verrijzen van de termische elektriciteitscentrale, die het ranke kerktorentje van Kallo in het niet doen verzinken. En wie verderop noordwaarts rijdt naar Vlaanderens meest geïsoleerde woonkern, Doel, ziet dat de historische windmolen op de Scheldedijk nu gedomineerd wordt door de betonnen omhulsels van de kerncentrale. Hier zijn wij amper een paar kilometer verwijderd van de Nederlandse grens en daarom is het begrijpelijk dat ‘milieumensen’ in Zeeuws-Vlaanderen om Doel even bezorgd zijn als om Borssele, de kerncentrale in Zuid-Beveland.
De eerste plannen voor de industriële ontsluiting van de linker Scheldeoever, waardoor de polders van het Land van Beveren (een preciezer en historisch juister omschrijving voor dat gebied aan de Wase polders) voor de landbouw zouden verloren gaan, dateren al van bijna tien jaar geleden.
Door de ‘Verslagen voorgelegd aan de Algemene Vergadering der Aandeelhouders op 9 maart 1964’,
uitgegeven door de Bank van Antwerpen N.V., vernam men voor het eerst iets over de uitbreiding van de Antwerpse haven op Oostvlaams grondgebied. De rechteroever raakte volzet, zo heette het, en bovendien was Antwerpen de enige wereldhaven die slechts langs één zijde van haar stroom werd uitgebouwd.
Meer dan 8.000 hektaren van 's lands allerbeste landbouwgrond moesten dus weg. De polders, waar een eeuwenlange strijd werd gevoerd voor een degelijke afwatering, zouden onder de opgespoten gronden verdwijnen. Beken en dijken zouden worden doorsneden door grootse infrastruktuurwerken: het Baalhoekkanaal, uitlopend in de Schelde via de zeesluis van Kallo, industriespoorwegen en... een omstreden groenzone langs de staatsgrens met Nederland, de zogenaamde expressroute Antwerpen-Zeekust en de weg Sint-Niklaas-Kieldrecht. Van de groenstrook langs de Schelde, die was opgenomen in het eerste gewestplan Sint-Niklaas-Lokeren, is geen sprake meer.
| |
De mens
Het uitstotingsproces van de boer, de gepensioneerde, de middenstander, die in de geplande industriezone woont, heeft de voorbije jaren heel wat beroering gewekt. De bevolking van de getroffen poldergemeenten berustte willens nillens in de industrializering, maar vele menselijke problemen brachten toch deining teweeg, zodat het gewest herhaaldelijk in het nieuws kwam.
Vooral de onzekerheid omtrent het uiteindelijk tijdstip van de onteigening woog - en weegt nog - zwaar op de mensen van Doel en Kallo, de twee gemeenten die grotendeels in de eerste onteigeningsfase vallen en op inwoners van Kieldrecht en Verrebroek, die eveneens grond moeten afstaan.
Er is immers geen duidelijke fazering bij de onteigeningen die de industriële plannen lukraak achterna hollen, zodat menselijke drama's niet uitbleven. Soms moest op een onmenselijk-korte termijn de woning of het erf worden verlaten. Op 12 april jl. kregen, ondanks alle voorgaande inspanningen van Wase parlementsleden voor een humaner aanpak, nog zestien gezinnen van Kallo een officiële brief in de bus waarin werd aangekondigd dat zij zo vlug mogelijk moesten vertrekken. Voor elf onder hen werd 15 mei als uiterste datum vooropgesteld, voor drie 1 juni en in twee gevallen 1 juli...
Ook hier konden Wase parlementsleden niet zonder sukses bemiddelen, maar het ongenoegen en de onzekerheid om wat nog komen gaat, blijft.
| |
| |
Er was immers ook lange tijd beroering omtrent de verlaagde onteigenings- en uittredingsvergoedingen voor de landbouwers, die moeilijk een gelijkaardig bedrijf kunnen vinden en soms naar Wallonië moesten uitwijken. Ver weg uit de rendabele, vertrouwde polders naar een onbekende streek, waar zij zich niet alleen ontheemd maar soms ook bekocht hebben gevoeld door de hoge grondprijzen.
De middenstanders zien hun zakencijfers teruglopen naarmate de bevolking veroudert en wegtrekt. (Te Doel is nu al één derde van de gezinshoofden ouder dan 65 en over tien jaar zullen er waarschijnlijk nog slechts 800 mensen samenhokken in een vervallen dorp). Er is bovendien de bouwstop, terwijl er geen kopers meer komen opdagen voor de sterk in waarde dalende eigendommen.
Dit alles heeft de plaatselijke bevolking gesterkt in haar overtuiging dat de miljarden voor de industrializering gemakkelijker los te krijgen zijn dan de enkele tientallen miljoenen die voor de zo gewenste vervroegde onteigeningen en degelijke sociale begeleiding nodig zijn. Het princiep ‘de mens eerst’ is wel niet van toepassing op de Linkeroever.
| |
Het milieu
Het gebied dat ten prooi valt aan de grootindustrie vormt, zeer ruw geschat, een vierkant van zowat 10 km op 10 km. Onvermijdelijk wordt het landschap - de grond, het water, de lucht - diepgaand aangetast door de industriële complexen en de grootse infrastruktuurwerken. Wat zal het worden, als over tien, twintig jaar alle terreinen zullen volzet raken? Milieuhygiënisch zal het leven er wel onmogelijk worden, vooral in de overgebleven dorpskernen.
De projekten zijn op de eerste plaats grondverslindend. Om te beseffen wat de grond betekent, halen wij hier een passage aan uit de toespraak die de Kallonaar Rijkhard Van Gerven enkele maanden geleden hield naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van de Vereniging der Wase polders: ‘Het eerste, het biezonderste, het waardevolste dat ons bij deze blik in het verleden tegemoet treedt, (...), is de grond. De grond waarop we leven, met zijn lijnen van wegen en straten en grachten en waterlopen en andere dingen, alle zo oud als de straat. De grond die ons laat leven door de krachten van de natuur die hij voor ons opspaart en uitleent aan onze eigen arbeidskracht om deze te laten uitdeinen tot nimmer rustende arbeidslust en tot steeds verder en dieper zoekende genialiteit. De grond waarmee we samenwerken en de grond die ons leven richting en inhoud geeft. De grond waarin geankerd liggen alle banden die ons onderling binden: familiaal, sociaal, ekonomisch en zelfs geestelijk. Van de uitbundige kermisviering af, over het rijke verenigingsleven heen tot de ingetogenheid van onze processietochten en bedevaarten: 't is altijd de grond als vertrekpunt, als begeesterende kracht, als gezichtseinder’.
‘Zoek nergens in Vlaanderen of in 't hele land naar een streek waar de grond zoveel betekent voor de mens als in de polders: u vindt er geen. En in het hele poldergebied staan de Wase polders in dit opzicht vooraan. Want niet alleen zijn onze polders te tellen onder de beste van Vlaanderen en ver daarbuiten, maar ze hebben ook de geschiedenis van ons land over zich voelen gaan. Ik zeg meer: ze hebben dikwijls de geschiedenis van dit land helpen schrijven. Steeds is dit gebeurd samen met de polderboer, en met de miseriemensen van “achter de dijk”. Kan men zich grotere gebondenheid indenken dan zulkdanige: gebondenheid in tijd en ruimte, en zelfs gebondenheid door de primaire elementen van de natuur: het water, waartegen men streed, en het vuur, waar men alleen voor kon vluchten... Vandaag komt er de lucht bij waarvoor we bidden...’
Wat het water betreft, slechts één detail: als de door kernenergie aangedreven elektriciteitscentrale van Doel bedrijfsklaar zal zijn, zullen per uur 100.000 m3 koelwater uit de Schelde worden getrokken, die even later opnieuw in de Schelde worden geloosd, maar 12 graden warmer. Vermits de Schelde een debiet heeft van 80.000 m3 per sekonde, wordt de invloed op de temperatuur van deze al zo vervuilde stroom gering geacht, maar toch...
Wat de lucht betreft, is sinds lang naar voren ge-
Kallo 1973
| |
| |
komen dat het niet volstaat de verontreiniging te voorzien die door elk bedrijf afzonderlijk zal worden veroorzaakt. Ook op dit vlak is de som méér dan de delen en niemand heeft enig benul van wat het additieve effekt zal zijn, eens alle industriële vestigingen met hun produktie zullen zijn begonnen.
Einde dit jaar moet de aanbesteding gebeuren voor het meetnet van snuffelpalen die in vijf grote agglomeraties van België zullen worden geplaatst. Voor de linker en rechter Schelde-oever en voor de Gentse Kanaalzone (het Land van Waas moet als groene bufferzone bewoonbaar blijven tussen deze twee grote industriepolen) zijn de plannen al uitgewerkt. Kosten: 44 miljoen fr. Voorlopig zal alleen S02 of zwavel-dioxyde worden gemeten, vermits deze giftige stof het meest voorkomt. Later koolmonoxyde, stikstofoxyde, enz.
Maar intussen blijft de wetgeving achterna hinken. Welke degelijke kontrole zal er zijn - en vooral: welke strafbepalingen voor de overtreder, - als het vernuftige meetnet voor luchtverontreiniging zal zijn geïnstalleerd?
| |
Doel en Kallo
Voor de meest bedreigde poldergemeenten Kallo en Doel, die volledig door de industrie zullen worden omzoomd, en wellicht eerlang met Beveren zullen fusioneren, werden op initiatief van de Intercommunale Vereniging van het Land van Waas door de studiegroep ‘Mens en Ruimte v.z.w.’ funktiestudies uitgewerkt.
De studie over Kallo (1971) ging uit van de planologische situatie waarin deze gemeente in de toekomst
zal komen te liggen en de gevolgen daarvan op het milieu. Daaruit werden drie mogelijke varianten voor een funktie van Kallo ontwikkeld:
1. | De huidige situatie laten voortduren, geen informatie doorgeven aan de bevolking en geen maatregelen nemen: deze situatie leidt onvermijdelijk tot het doodbloeden van de leefkern Kallo op lange termijn. |
| |
2. | Een havencentrumfunktie geven, waardoor het diensten kan verlenen aan de industrieën en de haveninfrastruktuur. Kallo wordt dan afgeschreven als residentiële zone. De oplossing lijkt ideaal, maar vergt enorme inspanningen. |
| |
3. | Kallo blijft een beperkte woonzone en is een verzorgend centrum, niet meer voor het agrarisch poldergebied, maar voor het industriegebied. Dit veronderstelt andere diensten, andere mensen, een ander leefpatroon en de milieuhygiënische aspekten zijn daarmee niet opgelost. |
De studie over Doel (1972) gaf als resultaat dat het behouden van deze charmante gemeente als woonzone in de huidige toestand financieel diskriminerend en menselijk onrechtvaardig zou zijn. Doel moet, met een degelijk proces van sociale begeleiding verdwijnen! Het opgeven van deze gemeente moet volgens de studie gepaard gaan met onteigeningsbeslissing op korte termijn, de uitvoering hiervan op halflange termijn met mogelijkheid tot vervroegde onteigening, goede onteigeningsvergoedingen, hulp aan de probleemgevallen, herlokalisatiemogelijkheden, hulp voor de beroepsgroepen.
Persoonlijk hebben wij vele volksvergaderingen meegemaakt die door diverse groeperingen in deze gemeenten werden ingericht. Onvermijdelijk heerste er verdeeldheid op deze avonden omtrent de te nemen opties. Onvermijdelijk, omdat in de eerste plaats de onzekerheid over de uiteindelijke evolutie in het Waasland blijft. Ten slotte eindigden deze samenkomsten in praatmoeheid en berusting.
Een duidelijke uitspraak vanwege de hogere overheid over de toekomst van Doel en Kallo blijft uit en zal er wel nooit komen. Deze gemeenten - waar toch nog altijd enkele duizenden mensen leven - kan men niet zó maar opdoeken zonder diepe sociale en menselijke wonden te kerven. Als de dorpscentra van hun natuurlijke binding met de omringende, maar uitstervende landbouwterreinen, zullen afgesneden zijn, blijft er niets anders over dan langzaam doodbloeden. De staat heeft geen geld om alles te onteigenen en laat Doel en Kallo dan maar op de kaart.
| |
| |
| |
Oost-Zeeuws-Vlaanderen
Bezorgdheid over de ontwikkeling in het Waasland, heerst er uiteraard ook in Zeeuws-Vlaanderen. Het definitieve streekplan voor Oost-Zeeuws-Vlaanderen dat momenteel in de maak is, kan niet anders dan ernstig rekening houden met het feit dat een Belgische industriezone een tiental kilometer langs de staatsgrens loopt, ook al is een 500 m. brede groenstrook voorzien. Het dorp Nieuw-Namen, vlak over de grens, kan daar het meest van te lijden hebben. Clinge is slechts 7 km. verwijderd en Hulst 9 km., terwijl de kerncentrale Doel op amper 3 km. van de grens is gebouwd.
De provinciale overheid in Nederland is wel te vinden voor industrievestiging langs het geplande en zo omstreden Baalhoekkanaal, maar Den Haag voelt er niets voor. In elk geval is het unieke natuurgebied Verdronken Land van Saeftinge bedreigd omdat het tracé van het Baalhoekkanaal (wordt het binnendijks, buitendijks of in-dijks?) nog niet vaststaat.
Hier dringt zich duidelijk een zo ruim mogelijk overleg met België op: daar is men aan beide zijden van de grens, en niet in het minst in het Land van Waas en Oost-Zeeuws-Vlaanderen zelf, heilig van overtuigd. Maar er komt toch zo weinig konkreets op gang. ‘Openhartig, reëel en voortdurend overleg met België voeren (met inspraak van provincie en streek) over de ontwikkeling van het gebied aan weerszijden van de rijksgrens’ wordt nochtans als noodzakelijk vooropgesteld in de voorlopige uitgangspunten van de brochure ‘Wat willen we met Oost-Zeeuws-Vlaanderen?’, die door de Gedeputeerde Staten van Zeeland is uitgegeven.
Als voorbeeld van het nut van overleg kan de omgeving Verrebroek-Meerdonk worden aangehaald. Vanuit een Zeeuwsch-Vlaamse overlegstruktuur kunnen de onderhandelingsposities verbeterd worden, meent de brochure.
| |
Vergissingen?
Hoe de ontwikkeling op de Linker-Scheldeoever uiteindelijk zal verlopen, weet niemand met zekerheid. Als streekjournalist wil het ons nochtans voorkomen dat er meer en meer waarschuwende stemmen opgaan voor mogelijke vergissingen. Werden de plannen niet té groots opgevat? Zullen wel alle industrieterreinen ooit ingenomen worden?
Reeds op 22 mei '66 gaf het Arrondissementsverbond der Boerengilden van Sint-Niklaas, gealarmeerd door de plannen voor havenuitbreiding in het Waasland, een motie uit waarin werd vastgesteld dat in het verleden gronden werden onteigend die na 35 jaar nog niet waren benut (o.m. te Zwijndrecht) en dat een bliksempolitiek van onteigeningen van de vakkundige boer een ongeschoolde werkman maakt.
Hier enkele citaten, lukraak maar veelbetekenend:
‘Of wij uiteindelijk met de geplande industrializering van de Linker Schelde-oever zo gelukkig zullen zijn als sommigen menen, geloof ik niet. Het “Schelde-goud” heeft mij nooit kunnen bekoren! (...) Wij moeten de Wase mens (en dat zijn de boeren en de arbeiders) centraal stellen. En of wij die nu gelukkiger zullen maken door de enen te verdrijven van de hofsteden, die zij en hun voorouders sedert eeuwen hebben bewoond, en de anderen aan te vullen met enkele honderden of duizenden Noordafrikanen en Turken om hier te komen werken in de vuile en pestilentiële petrochemische fabrieken, moet ik op ernstige gronden betwijfelen. Nadat ik gezien heb hoe “men” de Antwerpse polders heeft herschapen in een maanlandschap...’ (Mr. Willem Melis, voorzitter van het Ekonomisch Komitee Waasland in Gazet van Antwerpen, 17 sept. 1970).
‘Uit de doktoraatstesis van Willy Winkelmans (De Moderne Havenindustrializatie, Gent, 1972) blijkt dat de haveninfrastruktuur meer kost aan de gemeenschap dan ze opbrengt. En als we dat onderzoek tot in zijn uiterste konsekwenties doortrekken, zouden de Wase boeren verder mogen gaan met het verbouwen van aardappelen, graan en suikerbieten, want er is op de rechteroever plaats genoeg. Er zijn trouwens weinig industrieën die de haven echt nodig hebben. De waarachtige havenfunktie, het lossen en laden van goederen, is stilaan op de achtergrond geraakt.
| |
| |
Wat voorrang heeft, in Antwerpen maar ook in Rotterdam, en de meeste Europese havens, is industrializering. Ze proberen zoveel mogelijk bedrijven aan te trekken, ook wanneer die de haven als verkeersknooppunt niet nodig hebben. En dan moeten er steeds meer dure dokken uitgegraven worden. Uit de studie blijkt dat er weinig echt havengebonden fabrieken zijn. De term havenindustrie is volkomen uit de lucht gegrepen’. (Diane Van Moerbeke in Knack van 6 juni 1973).
‘Men moet zuinig zijn op de grond. Als er nu nog een dergelijk groots plan als dat voor de Linkeroever werd op tafel gegooid, zou men heel wat voorzichtiger zijn als tien jaar geleden. Het zou nu niet meer gebeuren dat men een zo'n grondverslindende infrastruktuur toestaat, alsof men zich hier in de Verenigde Staten waant’. (Senator Ferdinand de Bondt tijdens een persvergadering over de onteigeningsproblemen der Wase boeren, Kallo, 26 jan. 1972).
‘Stilaan is de hele expansie van de Linkeroever voor het Waasland duidelijk geworden. De bezorgdheid om het leefmilieu behoort tot de belangrijkste uitdagingen waarvoor het beleid zich gesteld ziet. De bedrijven op de linkeroever, waar de geroemde werkgelegenheden moesten komen, behoren tot de meest polluerende en tegelijk tot de meest kapitaalintensieve, omdat de petrochemische sektor nu eenmaal kapitaalintensief is, maar weinig arbeidsintensief’, (volksvertegenwoordiger Nelly Maes in de Kamer op 22 maart 1973).
En als klap op de vuurpijl kwam einde juni de studie van prof. Virenque, W. Nonneman en G. Blauwens ‘Haveninvesteringen op de linker Scheldeoever’ met haar onthutsende en ontnuchterende vaststellingen, van de pers. Aan deze studie werd vier jaar gewerkt met als eindkonklusie dat de verdere ontsluiting van de linkeroever in beraad zou moeten gehouden worden totdat de onontbeerlijke informatie over de milieu-verontreiniging beschikbaar is. Deze ekonomisten hebben alles becijferd volgens het systeem van de kosten-batenanalyse waarbij milieugoederen evengoed als ekonomische goederen kunnen worden beschouwd: een ekonomisch goed is immers per definitie een schaars goed ten opzichte van de behoeften. Alles wijst erop dat het kosten-batensaldo voor de Linkeroever in deze optiek negatief zal uitvallen. Beveiliging of herstel van het leefmilieu zal daar meer kosten dan de investeringswinst!
Het is nu zeer de vraag in hoeverre de overheid zal rekening houden met deze toch wel opmerkelijke wetenschappelijke studie. Wordt het allemaal nog eens bekeken vooraleer de Wase polders definitief en onherroepelijk zijn opgedoekt? Later zou best eens kunnen blijken dat prof. Karel Van Isacker gelijk had en dat wij dan toch in ‘Het Land der Dwazen’ leven...
| |
Waar het om gaat!
|
landbouw areaal |
aantal bedrijven |
gehuwde bedrijfsleiders |
kinderen ten laste |
gemidd. bedrijfsopp. |
Doel |
1.636 ha |
105 |
94 |
147 |
15,3 ha |
Kallo |
2.158 ha |
136 |
114 |
201 |
16,0 ha |
Kieldrecht |
2.424 ha |
122 |
113 |
161 |
20,0 ha |
Meerdonk |
1.281 ha |
106 |
91 |
143 |
12,0 ha |
Verrebroek |
983 ha |
82 |
69 |
101 |
11,5 ha |
|
8.442 ha |
551 |
481 |
753 |
15,3 ha |
ULRIK NIMMEGEERS
|
|