Na 154 dagen heeft Nederland een kabinet
Na 5 maanden is het dan toch voor elkaar gekomen. Nederland heeft een nieuw kabinet.
Het een en ander heeft op het politieke toneel van Nederland nogal wat voeten in de aarde gehad. De lange duur is aan vele oorzaken te wijten. Eén daarvan lag in de opdracht als zodanig besloten; het formeren van een kabinet dat op voldoende steun in de volksvertegenwoordiging zou kunnen steunen. En aangezien geen van de partijen, of groepen van partijen van gelijke politieke gezindheid, na de verkiezingen over een meerderheid beschikte, werd het duidelijk dat naar combinaties gestreefd zou moeten worden. Niet iedereen dacht er zo over. In de Partij van de Arbeid (P.v.d.A.) werd op een congres aan fractieleider drs. Den Uyl de boodschap meegegeven met niemand van andere politieke huize ook maar een afspraak te maken, laat staan een overeenkomst aan te gaan. Achteraf is het allemaal wel een beetje anders uitgepakt. Over een herstel van de oude coalitie onder mr. Biesheuvel is van het eerste begin af niet gedacht; spoedig bleek dat men op een samengaan van de drie progressieve partijen Partij van de Arbeid (P.v.d.A.), D'66 (Democraten 1966) en de Politieke Partij Radikalen (P.P.R.) met de confessionale partijen Katholieke Volkspartij (K.V.P.), Antirevolutionaire Partij (ARP) en Christelijk Historische Unie (C.H.U.) aanstuurde. Uiteindelijk heeft de C.H.U. het laten afweten. Van de kant van die partij is overigens nimmer een grote voorliefde voor drs. Den Uyl en zijn politieke vrienden uitgesproken.
Een bijzonderheid in de parlementaire geschiedenis is, dat de heren dr. M. Ruppert en mr. J.A.W. Burger, die resp. in de eerste weken als informateur en formateur optraden, in de eindfase als formateurs aan de slag gingen. Het laatste werd echter mogelijk gemaakt door de bemiddeling van de informateurs mr. Van Agt, demissionair minister van justitie, en de sociaai-econoom prof. Albeda, beiden van confessionele huize. Zij moesten de breuken die in de formatie Burger op het laatste moment waren ontstaan, proberen te lijmen. Mr. Burger slaagde op een haar na. Het zou te ver voeren in dit kort bestek in hoofdlijnen de gehele geschiedenis nogmaals de revue te laten passeren. Het is in ieder geval een belangwekkend onderwerp voor iemand die er later een proefschrift aan kan wijden.
Eén ding is zeker. Zowel de heren Burger als Ruppert, Van Agt en Albeda hebben tijdens hun pogingen, in verschillende functies, een grote openheid betoond. Het heeft warempel niet aan voorlichting ontbroken, al kon van sommige zaken, uit een oogpunt van algemeen belang, niet alles aan de openbaarheid worden toevertrouwd.
De progressieve drie zijn met 10 zetels in het kabinet vertegenwoordigd; 7 P.v.d.A., 2 P.P.R. en 1 D'66. De confessionelen hebben 6 posten toegewezen gekregen, waarvan 4 voor de K.V.P. en 2 voor de A.R.P. Nu de C.H.U. met in het kabinet is opgenomen, zal van een verdere samenwerking tussen K.V.P., A.R.P. en C.H.U. dan thans het geval is voor de eerste tijd geen sprake zijn. De plannen zijn er wel. En het was de bedoeling dat elk van de partijen midden mei een bijeenkomst zou houden en nadien het samenwerkingsverband openbaar zou worden gemaakt. Men kan het nu wel vergeten. Van de kant uit bezien van de C.H.U. hebben de K.V.P. en de A.R.P. deze partij in de kou laten staan. Van de kant van de K.V.P. en de A.R.P. fracties had de C.H.U. zich wat milder moeten opstellen. De vergaderingen worden nu op een later tijdstip gehouden, enkele weken na het afleggen van de regeringsverklaring. Men spreekt dan ook over half juni. Maar of de eenheid zal worden beklonken blijft een open vraag.
In de A.R.P. is men het geheel niet eens met de houding van de fractie; hoe groot de tegenstand is valt moeilijk te zeggen. Deze partij is eigenlijk in twee kampen verdeeld; de groep die het houdt met de fractievoorzitter mr. Aantjes en een groep die liever mr. Biesheuvel als voorman zou zien in de Tweede Kamer. In K.V.P.-kringen heerst momenteel een stilzwijgen. Maar ook in de hoek van de progressieve drie is allesbehalve sprake van een eensluidende goedkeuring van wat is besproken om tot deze formatie te geraken. In D'66 zijn stemmen opgegaan dat men zich te veel op sleeptouw laat nemen door de heer Den Uyl en de P.v.d.A. Men vreest dat het typisch eigene van deze nieuwe partij D'66 in het gedrang zal raken. In de P.v.d.A. heerst evenmin een hoera-stemming en het laatste is te begrijpen. Hoe men ook mag denken over een afspraak vooraf om niet met anderen te onderhandelen, het feit is nu eenmaal gebeurd. Er zijn besprekingen geweest met de confessionele partijen. Anders zou deze formatie ook met uit de bus zijn gekomen.
Of het nieuwe kabinet een lang leven beschoren zal zijn moet nog worden afgewacht. Niemand in Nederland kan daar thans een antwoord op geven. Premier Den Uyl zal allesbehalve in een rustig vaarwater belanden.
De stakingsgolf in de industriesector is achter de rug. Er is een overeenkomst tot stand gebracht, of liever gezegd, een voorlopig bestand getekend. Want dat de rust in alle geledingen is weer gekeerd zou een bijzonder naieve veronderstelling zijn. De oorzaken van het conflict liggen veel dieper dan de wens tot een prijscompensatie te geraken, waarover de vakbonden en de werkgevers het thans, voor dit jaar, eens zijn geworden. Het zijn de verschillen in maatschappijbeschouwing die tot de beroering de aanleiding hebben gegeven in het bedrijfsleven. En die verschillen zijn niet verdwenen. Eerder is het tegendeel het geval. Nederland staat in het teken van verscherpte tegenstellingen, wat op zichzelf geen bezwaar behoeft te zijn. Het wordt echter tragisch wanneer de wil ontbreekt om naar elkander te luisteren en de verschillen te bespreken. Van deze gezichtshoek uit is het gelukkig te constateren, dat men gehoor heeft gegeven aan de oproep van de voorzitter van de Sociaal Economische Raad (S.E.R.), drs. De Pous, om rond de tafel te gaan zitten.
Het recht van de vrije meningsvorming is één van de steunpilaren van een democratische samenleving. Maar de plicht van de dialoog niet minder.
Het wel of niet uit de vaart nemen van het radiozendstation ‘Veronica’ houdt nog steeds de gemoederen in Nederland bezig. In april trokken tienduizenden, meestal jongeren, naar het Haagse Binnenhof waar een hoorzitting werd gehouden en de discussie werd aangegaan met de leden van de kamercommissie voor omroepzaken. Inmiddels heeft de directie van ‘Veronica’ een voorstel gedaan. In een meer uitgewerkte vorm zal het binnenkort bij de minister voor cultuur, recreatie en maatschappelijk werk op tafel worden gelegd. De directie stelt voor dat een groot deel van de nettowinst wordt gereserveerd voor een stichting, in overleg met het ministerie van CRM, wat de doelstellingen, betreft op te richten. Het geld zou men beschikbaar willen stellen voor de werkende jongeren, het stimuleren van Nederlands talent of voor de oprichting van een zg. klassieke zender.
GEERT GROOTHOFF