Wat waren concreet de mogelijkheden die u zag?
de Brauw: Die mogelijkheden gingen vrij ver. We wilden een nauwe samenwerking bij de medische studie. Daarbij gingen de Belgen zelfs zo ver dat ze een kandidaatsstudie in Hasselt haar vervolg wilden geven in Maastricht. Ik was wat minder ambitieus.
Ik had inmiddels gezien hoe moeilijk het was om tot gelijkschakeling van graden te komen. Zodoende wist ik dat de vooropleidingen een zware stempel op deze zaak drukten. Vooralsnog zouden we ons moeten beperken tot het stellen van doelstellingen op de middellange termijn. Nu zouden we ons moeten beperken tot een zeer nauw contact bij de planning, zodat de hele uitbouw van de beide universiteiten, na enige tijd de signatuur van een samenwerkingsverband zou gaan dragen. In de beginfase zouden de beide universiteiten zich moeten ontplooien zoals dat in Nederland en in België was gedacht. Maar toen bleek dat de invloed die de Belgische regering op de Limburgse universiteit heeft eigenlijk zeer gelimiteerd is. Men kan niet meer dan in suggererende zin ontwikkelingen helpen bevorderen. Dat zou u zeker eens moeten onderzoeken. Hasselt ontplooit zich volledig vrij. Dat betekende dat Hasselt en Maastricht de eigenlijke gesprekspartners moesten gaan worden waarbij de beide regeringen de kaders voor dat gesprek moesten leveren. Die kaders zouden bestaan in het neerleggen van een zodanige onderwijskundige samenhang - en dat was geen geringe opgave - dat er inderdaad van een hecht samenwerkingsverband zou kunnen worden gesproken.
U had ook kunnen denken aan meer technische, bouwkundige, administratieve en organisatorische samenwerking. Of was dat volgens u niet van voldoende betekenis?
de Brauw: Onderwijskundige samenwerking zagen we als primair, andere verbanden zijn secundair; ze kunnen uit de onderwijskundige samenwerking volgen. Maar als je dan ziet hoe een medische studie in België en in ons land is opgebouwd, dan zie je daar erg grote principiële verschillen. De rol die de Belgen in de prekandidaatsstudie medicijnen aan de wiskunde toebedelen is enorm vergeleken met wat wij daaraan doen. Zo zijn er meer verschillen. Met het gevolg dat de aansluiting zeer moeilijk is. Bovendien hebben de Belgen een volledig afwijkend systeem. U weet dat de Belgische universiteiten heel zwaar selecteren; dat wordt in hoge mate bepaald door de capaciteit van de universiteiten. U weet dat dat bij ons als systeem volstrekt niet het geval is.
Een inter-Limburgse commissie heeft in 1970 een juridische nota ontworpen en aan het ministerie in Den Haag ter hand gesteld. Daarin werd een ontwerp van wet gelanceerd dat een inter-Limburgse universiteit zou creëren met vestigingen in de beide Limburgen. Kent u die nota?
de Brauw: Nee. (Na korte uitleg over nota:) Ik weet niet in hoeverre dit als een reëel stuk kan worden gezien. Het is in mijn tijd nooit ter sprake gekomen. Ik wil er niets aan te kort doen maar ik vind het wel merkwaardig dat er tegenover mij nooit gewag van gemaakt is.
Op zichzelf is het creëren van een organisatorische eenheid die decentraal werkt niet de moeilijkheid. De moeilijkheid is dat je twee wettelijk vastgelegde systemen aan elkaar moet gaan koppelen. De wettelijke systemen waarin het hoger onderwijs hier en daar zijn ingebed, zijn volstrekt afwijkend van elkaar.
De onderwijskundige systemen zijn eveneens volstrekt afwijkend van elkaar. De onderlinge erkenning van graden en bevoegdheden is een zeer moeizame aangelegenheid. Daar wordt vaak gemakkelijk overheengepraat. Op zichzelf kan ik het billijken dat je wel eens iets wil forceren, maar je moet toch reëel blijven.
Waren de bezwaren, ook die u nu noemt, van dien aard dat er niet aan een oplossing te denken viel?
de Brauw: Nee, beslist niet, alleen: op termijn, langere termijn dan ons allemaal lief was. Ik was in de aanloopfase naar een oplossing toe, zoals ik u verteld heb; ik had onze Belgische collega volledig geïnformeerd over de stand van zaken hier. Ik had hen alle inlichtingen gegeven over de wetgevende arbeid die hier op dat moment plaats vond: de herstructurering, de planning-McKinsey, de studiefinanciering en de samenhang w.o.-h.b.o. Ik heb hen in grote trekken ook onze hele planning voor Maastricht laten weten. Ik heb hen gevraagd te willen reciproceren. Mijn suggestie was: op de eerste plaats doorspreken in hoeverre de hier door te voeren herstructurering zou kunnen aansluiten aan het Belgische systeem. En dan in de tweede plaats hoe ligt dat voor de faculteiten die jullie in Hasselt eerst willen opbouwen, hoe is daar de timing en hoe financieren jullie dat? In dat stadium knapte de zaak voor mij toen af.