[Nummer 2]
Ter inleiding
De opzet van dit themanummer van ‘Neerlandia’ beoogt een pleidooi te zijn voor een integratie van het universitair onderwijs in de beide Limburgen. Als een inleiding op de vraaggesprekken met de destijds verantwoordelijke bewindslieden, zijn enkele bijdragen opgenomen die de feitelijke situatie schetsen op het sociale en economische terrein, alsmede de gevolgen daarvan voor de bevolking.
Dr. J.L. Herold, economisch adviseur te Maastricht, legt aan de hand van de historische gegevens uit de laatste jaren de nadruk op vele veranderingen, die zich in Nederlands-Limburg in een bijzonder snel tempo hebben voltrokken. Aan het slot van zijn beschouwing komt hij tot de conclusie, dat een universitair milieu als een belangrijk hulpmiddel moet worden beschouwd voor de toekomst van de provincie.
De Vlaamse journalist Maurits Standaert uit Hasselt beschrijft uitvoerig, hoe Belgisch-Limburg zich inspant om de kolencrisis het hoofd te bieden. Ook hij acht, in verband met het welvaarts- en welzijnsbeleid, een universiteit van het grootste belang.
In 1965 werd een Werkgroep voor Hoger Onderwijs voor de beide Limburgen opgericht, waarvan dr. Herold de eerste voorzitter was. De journalist P. van Kempen, redactie-secretaris van het orgaan ‘De Europese gemeente’, schrijft over het ontstaan van de Werkgroep en hoe daaruit een nieuwe, thans Interlimburgse Werkgroep werd gevormd. Eveneens is een beschouwing over het Rapport van de Provinciale Commissie van zijn hand opgenomen alsook een historisch overzicht van de gebeurtenissen sedert de ‘Achtste’ in Maastricht officieel werd aangekondigd. Voorts schrijft de heer Van Kempen over de voorgeschiedenis van het universitair onderwijs in Belgisch-Limburg.
De Haagse onderwijsredacteur Piet Aben heeft ex-minister mr. De Brauw een vraaggesprek afgenomen wat gebeurde op het terrein van het beleid vóór minister De Brauw zitting in het toenmalige kabinet nam.
De heer Joh. Thijssen, hoofdredacteur van ‘Limburg vandaag’, beschrijft zijn onderhoud met de vroegere minister W. Claes van het Belgische ministerie van Nationale Opvoeding die, na de laatste kabinetswisseling thans een andere portefeuille beheert.
Nadat de artikelen waren geschreven en de vraaggesprekken gehouden hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan, waaruit blijkt dat het ten aanzien van de samenwerking een gunstige kant uitgaat. Hoewel de Nederlandse minister mr. Van Veen nog maar enkele maanden geleden op vragen van het Tweede Kamerlid dr. H. Waltmans (Politieke Partij Radicalen) antwoordde, dat het nagaan van samenwerkingsmogelijkheden met de faculteit in Hasselt op het gebied van post-academisch onderwijs nog als voorbarig moest worden geschetst zolang de ‘Achtste’ in Maastricht nog in voorbereiding is, bieden enkele ‘regionale uitspraken’ toch meer houvast en geven aanleiding tot optimisme.
Op een persconferentie in Hasselt zei drs. H. Croux, voorzitter van het Limburgse Universitair Centrum: ‘Contacten en overleg met de bevoegde instanties voor het universitair onderwijs in Nederlands-Limburg laten toe vast te stellen, dat interessante mogelijkheden tot samenwerking tussen beide Limburgen voorhanden zijn en dat wellicht op korte termijn gezamenlijk een project kan worden opgezet. Op het bestuurlijke vlak zal deze samenwerking verwezenlijkt worden tussen de Vereniging voor Wetenschappelijk Onderwijs te Hasselt en de gelijkwaardige Stichting in Maastricht, in nauw overleg met resp. het L.U.C. en de Voorbereidingscommissie Medische Faculteit Maastricht. Inhoudelijk worden de eerste projecten van samenwerking voorzien op het medische vlak, in para-universitair en post-universitair verband’. Ook de commissaris van de Koningin van Nederlands-Limburg, mr. dr. Ch. van Rooy, voorzitter van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs Limburg heeft onlangs in een vaste commissie van Provinciale Staten gezinspeeld op nieuwe ontwikkelingen.
‘Tijdens recente besprekingen met “Hasselt” is besloten een eerste aanzet te maken met een post-universitair inter-Limburg instituut. De Stichting hoopt dat het mogelijk zal zijn in de loop van dit jaar daarmee een begin te maken. De gedachte is om van de zijde van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs Limburg de eerste drie jaar een jaarlijks bedrag van 5000 gulden beschikbaar te stellen’, aldus dr. Van Rooy.
Het lijkt er dus nu toch wel op dat de regio zelf mede het heft in handen probeert te krijgen, waar het gaat om het nemen van initiatieven die uiteindelijk ook tot een nauwere samenwerking op universiair vlak zullen leiden.
Het begin is er!
GEERT GROOTHOFF