Nationale parken en nationale landschappen
‘Nationale landschappen is een betere term dan nationale landschapsparken, want bij dit laatste wordt al te snel gedacht aan boeren, die met rijkspetten op agrarische schijnbewegingen moeten maken en die niet de kans hebben een redelijke bedrijfsvoering te scheppen. Zo is het niet en zo kijkt ook CRM niet tegen dit probleem aan’.
Aldus staatssecretaris H.J.L. Vonhoff van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk op de algemene vergadering van de Geldersche Maatschappij voor Landbouw op donderdag 25 januari 1973 te Arnhem, waar hij sprak over het onderwerp: ‘Landbouw en landschap’.
De ‘Nota inzake een systeem van Nationale Parken en Nationale Landschapsparken in Nederland’ - in eerste instantie een interne ambtelijke nota - is in de openbaarheid gebracht om de discussie over deze aangelegenheden te bevorderen.
‘Deze interne ambtelijke notities zullen zeker niet het laatste woord zijn’. ‘Alle belanghebbenden zullen volop de gelegenheid krijgen hierop te reageren en hun mening kenbaar te maken. Het ontwikkelen van een goed landschap is zonder medewerking van de landbouw en andere grondeigenaren niet wenselijk en niet mogelijk’, aldus de heer Vonhoff.
De staatssecretaris die uitvoerig sprak over de te volgen procedure, merkte op dat er bij de nationale landschappen naast de puur landschappelijke vele andere belangen meespelen. Met name dacht hij hierbij aan in het landschap voorkomende monumenten als kastelen, oude boerderijen, molens, enz., doch ook aan verkeerswegen, dorpen en kleine industriële eenheden. Een gestoffeerd landschap heeft volgens hem niet alleen esthetische maar ook praktische waarde.
De heer Vonhoff: ‘Gelderland is ook in dit opzicht een uiterst interessant gebied. Nationale landschappen en nationale parken in spé zijn reeds voorhanden. Bij deze laatste is te denken aan gebieden van tenminste 1000 ha, bestaande uit natuurterreinen, wateren en bossen met een bijzondere natuurlijke en landschappelijke gesteldheid en een bijzondere planten- en dierenleven.
Het is overigens onverstandig de conclusie te trekken, dat van de zijde van de overheid op korte termijn grote aankopen gedaan zullen worden. Wij zijn nog niet aan een aanwijzingsfase toe. De discussie komt nu pas goed op gang. Eerst moet echter de zogenaamde Commissie-Verhoeve haar advies uitbrengen. Zoals de zaken zich nu aan ons voordoen, zal aan het eind van de jaren zeventig het beleid zijn uitwerking hebben en zullen de eerste gebieden als “Nationaal landschap” aangewezen kunnen worden’.