Noord-Zuidverbinding
Het zou een beetje overdreven zijn om te beweren dat de onlangs op 79 jarige leeftijd overleden befaamde kunstschilder Raoul Henckes een bruggebouwer is geweest tussen Noord en Zuid. Hij heeft het zelf ook nimmer beweerd. Toch deed het hem in de herfst van 1971 goed toen er zo'n grote belangstelling bestond voor zijn werk dat in Antwerpen in het Museum voor Schone Kunsten werd tentoongesteld. Als jongeman kwam hij, na zijn studies in zijn geboortestad Brussel en later in Mechelen naar Nederland, waar hij tientallen jaren heeft geleefd en gewerkt in het stille dorpje Blaricum in het hartje van het Gooi. Hij leefde in afzondering. Hem bezoeken was een voorrecht. Henckes was niet alleen een groot kunstschilder, die met Koch en Willink in de dertiger jaren het zg magisch-realisme ingang deed vinden, maar ook een voortreffelijk schrijver. In zijn kunstuitingen was hij min of meer een onheilsprofeet. Zijn dood heeft in de wereld van de Nederlandse kunst een leegte achtergelaten.
Hetzelfde kan gezegd worden van prof K H. Heeroma, die is overleden. Zijn naam was in de Nederlandse letterkunde een begrip en zijn verdiensten op wetenschappelijk terrein van de Nedersaksische taal- en letterkunde werden in de kringen van vakgenoten bijzonder hoog aangeslagen. Onder de schuilnaam Muus Jacobse publiceerde hij na 1930 tal van dichtbundels en hij behoorde tot de groep van de jonge protestantse dichters en letterkundigen uit die dagen. Een man die helaas, voor in de zestig, te jong is gestorven
*
Onlangs werd op een volkshogeschool in Nederland een gesprek gevoerd over de noodzakelijkheid van nauwere verbindingen tussen Nederland en Vlaanderen uit hoofde van het uitgangspunt dat er sprake is van één Nederlands taal- en cultuurgebied, ondanks het bestaan van de staatsgrens. Een actueel onderwerp, maar tevens een onderwerp dat al meer dan een eeuw de aandacht heeft. Het waren jonge mensen die de gespreksgroep vormden. Duidelijk kwam in de gedachtenwisselingen tot uitdrukking dat men bijzonder veel verwachtte van de persoonlijke contacten over en weer. Men onderschatte allerminst de invloed van velerlei publicaties op dit gebied, maar meende toch dat de persoonlijke ontmoetingen heilzamer zouden zijn voor het elkander leren kennen en waarderen. Het is een opvatting die steeds meer veld wint. En wij van onze kant, die gaarne een lans breken voor het steeds meer verwezenlijken van de culturele integratie van Noord en Zuid, kunnen deze ontwikkeling alleen maar toejuichen.
*
In dit verband is het belangwekkend te herinneren aan een uitspraak van dr. J.A. Hes, die korte tijd geleden in Utrecht promoveerde in de sociale wetenschappen, nl. dat de culturele eenheid nog maar al te vaak te sterk een samenwerking is tussen twee staten en niet van de bevolking van die staten Die beide staten hebben allebei een politiek maatschappelijk centrum; voor Belgie is dat Brussel, voor Nederland Den Haag. Er zou een sterker interregionale samenwerking moeten komen. Eén van de stellingen van dr. Hes luidde: ‘De culturele eenheid van het Nederlandstalige gebied in Benelux zou in sterke mate bevorderd kunnen worden door een gezamenlijke radio- en televisiezender met een educatief programma
‘Een exponent van die staatssamenwerking - aldus dr Hes - is ook de samenwerking tussen NOS en BRT, waarbij men eindeloos karakterologische verschillen tussen de gemiddelde Nederlander en de gemiddelde Vlaming tegen elkander kan blijven uitwrijven Mijn ervaring met de Vlamingen is dat de verschillen tussen ons en die mensen individueel gezien uiterst gering zijn. Maar als je die verschillen van beide kanten gaat vertienmiljoenvoudigen dan is het totale verschil enorm groot. Een zender zoals mij die voor ogen staat, zou dan ook in principe gesitueerd moeten worden centraal voor beide landen en bemand moeten worden zowel door Nederlanders als door Vlamingen, die gewoon door elkaar heen moeten kunnen werken De gemeenschappelijkheid zou dan veel sterker naar voren kunnen komen. Nu worden door de verveelvoudiging van personen en interessen de minimale verschillen vergroot. Zo'n zender zou dan moeten worden beheerd door een autoriteit, die door beide regeringen wordt aanvaard en die een grote mate van zelfstandigheid bezit’
Wanneer men hierover spreekt en dieper op doordenkt komt men tot de conclusie, aldus dr. Hes, dat juist de staatkundige tegenstellingen tussen Nederland en Belgie moeten worden afgezwakt. ‘Tussen de bevolkingen zijn het immers geen zuivere tegenstellingen, maar meer lacunes in wederzijds begrip en contact. Logischerwijze gaat men zo ook meer waarde toekennen aan de regio die de grens overspant. Dat begrip voor elkaar kan mijn inziens dan ook het beste bevorderd worden door een zender met een educatief programma. Er is zowel in Nederland als in België een grote behoefte aan een educatief radio- en televisieprogramma in de breedste zin van het woord. De geboden stof kan dan uiteenlopen van een open universiteit tot de allereenvoudigste cursus Verdere voorlichting over culturele ontwikkelingen met sterk regionale accenten. Daarvoor zijn niet méér zenders nodig, slechts één zender die programma's voor alle regio's uitzendt’.
Het leek ons zinvol in deze rubriek wat uitvoeriger op de opvattingen van dr. Hes in te gaan, omdat zijn voorstellen volkomen passen in het raam van de culturele integratie tussen Noord en Zuid.
*
Timmeren aan de Noord-Zuidverbinding. Aan het nut daarvan wordt soms getwijfeld. Vaak hoort men, dat het weinig zin heeft te streven naar de bevordering van de culturele integratie. Immers, zo luidt het dan, welke betekenis heeft het wanneer men het Nederlandse taal- en cultuurgebied in het geheel van Europa beschouwt in vergelijking met de Franse, Duitse en Angelsaksische cultuurgemeenschappen?
Het antwoord daarop van de zijde van prof. Brugmans willen wij onze lezers niet onthouden. De inleider stelde, ten aanzien van de invloed van een kleine groep dat die groot kan zijn en vruchtbare initiatieven van die zijde werkelijkheid kunnen worden ‘Onlangs kreeg ik van een groep Deense jongeren een vragenlijst Daarop stond onder andere: ‘Vreest u niet, dat de kleine volken in Europa zullen worden plat gedrukt door de machtigen?’ ‘Ik heb drie antwoorden gegeven op deze vraag.
Allereerste: de zogenaamd “groten” in Europa zijn, in wereldverband, op zijn hoogst middelgroot en ze beginnen dat langzaam ook te beseffen. Ten tweede: de groteren zijn het niet steeds met elkaar eens, alleen omdat zij groter zijn. En ten derde: kijk naar de complexloze Luxemburgers. Die zijn minder in getal dat de inwoners van Kopenhagen en toch hebben zij in de Europese zaken een rol gespeeld, onevenredig aan hun kwantiteit.
Daarom: alsjeblieft geen minderwaardigheidsgevoelens, maar: prestatie!’