Wordt Nederland onregeerbaar?
Wij schrijven deze rubriek niet in de eerste plaats voor onze Nederlandse lezers, maar eerder voor onze vrienden in Vlaanderen. En dan doet het gemis aan het op de voet volgen van de actualiteit een beetje minder pijn. Want het gaat vooral om het belichten van de achtergronden van de feiten, die in de Vlaamse bladen, uit de aard van de zaak, slechts worden aangestipt.
De vorige maal hebben wij bij het schrijven over de politieke situatie in Nederland en de pogingen van informateur dr. Ruppert, om de basis te leggen voor een nieuw kabinet, min of meer geluk gehad. Op het moment dat ‘Neerlandia’ op de pers ging schreven wij, dat dr. Ruppert zich naar de Koningin zou begeven om van zijn resultaat verslag uit te brengen. En zo was het ook. Nu liggen de zaken anders. Thans is de informateur mr. Burger bezig om de programma's van de confessionele partijen te vergelijken met de wensen en verlangens van de z.g. progressieve drie; de Partij van de Arbeid, Democraten '66 en de Politieke Partij Radicalen. Of het resultaat zal hebben is op dit moment onbekend. Wij bedoelen dan de samenstelling van een links kabinet met de medewerking van enkele ministers uit de hoek van de KVP, de ARP en de CHU. Men noemt een dergelijke constellatie een ‘links kabinet met een wit randje’. Daaraan is het nodige vooraf gegaan. Het is allesbehalve overdreven om te beweren dat de drie progressieve partijen, met de fractievoorzitter van de P.v.d.A. in de Tweede Kamer, drs. J. den Uyl, alles in het werk hebben gesteld om duidelijk te doen blijken dat zij de regeringsverantwoordelijkheid op zich wensen te nemen. Maar dan als een links kabinet met het programma van de linkse drie. Ook wanneer mocht blijken dat het een minderheidskabinet zou zijn, hoewel niet allen daarover in de drie partijen hetzelfde oordeel hebben dat dit nu de aangewezen weg zou zijn.
De confessionele drie hebben geen directe bezwaren geopperd tegen een samenwerking, maar dan toch wel zware reserves. Medewerking met links, geen bezwaar, maar dan met inspraak van de confessionele drie ten aanzien van het regeringsprogramma en de zetelverdeling in het kabinet. Daarover zijn tal van besprekingen gevoerd, heeft er een briefwisseling met mr. Burger plaatsgehad en heeft ook de informateur zijn mening niet onder stoelen of banken geschoven en is er het nodige in de pers over geschreven en o.a. op het congres van de PPR over gezegd. De laatste politieke groep wenste eigenlijk geen enkele medewerking met de confessionele drie en drs. Den Uyl moest er op het partijcongres in Wageningen aan te pas komen, om de gemoederen te sussen en duidelijk te maken dat er in de politiek voor het bereiken van resultaten nu eenmaal water in de wijn moet worden gedaan. De vrees van de confessionelen om in het linkse scheepje plaats te nemen is allesbehalve ongegrond. Wanneer men de zaken onpartijdig beschouwt, en daartoe zijn wij in deze rubriek geroepen, dan worstelt men in de linkse partijen met een bijzonder duur lijstje van wensen. Men heeft daar zelf ook begrip voor, want destijds werd een werkcommissie in het leven geroepen om het rode potlood te hanteren en na te gaan, of er ook iets zou kunnen worden geschrapt. De moeilijkheid blijft dat de kiezers beloften zijn gedaan. En dan behoeft men zich niet te verwonderen dat de tegenstanders van de linkse drie thans zeggen, laat zij het maar eens proberen om aan te tonen hoe het wel moet met een begroting die een enorm gat vertoont, hoe tragisch het ook mag zijn, want er is nu eenmaal geen geld voor allerlei wensen, hoe prijzenswaardig ook. Het opmerkelijke is dat alle partijen, wanneer het op de grote problemen aankomt dezelfde wensen hebben, al mogen er dan ook verschillen zijn in ideologisch opzicht wat de structuur van de maatschappij betreft.
Lukt het mr. Burger niet en mocht hij genoodzaakt zijn de opdracht aan de Koningin terug te geven, dan is het nauwelijks te voorspellen welke richting het zal uitgaan. Misschien wordt dan een informateur aangewezen uit de kringen van de KVP, hoewel daarbij bedacht moet worden dat juist deze partij bij de verkiezingen in 1972 gevoelige klappen heeft opgelopen en naar buiten duidelijk aan het daglicht is getreden dat men het in eigen gelederen maar bitter weinig met elkander eens is. Er heeft zich zelfs een kleine scheuring voltrokken, toen onlangs een groepje vooraanstaande KVP-leden met anderen gepleit hebben voor de samenstelling van een werkgroep die een onderzoek zou moeten instellen naar de oprichting van een nieuwe partij. Een nogal Nederlands verschijnsel, want hetzelfde heeft zich een maand geleden voorgedaan in D'66. Het is dan ook moeilijk om te beweren dat in alle partijen gelijk wordt gedacht over de te volgen tactiek. Men heeft in de kranten de namen genoemd van minister Schmelzer, thans demissionair, van oud minister-president De Jong en van de ‘grijze eminentie’ van de KVP, prof. dr. P. Steenkamp, hoewel hij Abraham nog niet heeft gezien. Alle drie hebben in het verleden belangrijke rollen in de politiek gespeeld, hoewel op totaal verschillende terreinen. Drs. Schmelzer heeft de KVP geleid in de Tweede Kamer, heeft zijn intrede gedaan als minister van buitenlandse zaken met een bijzonder frisse kijk op de dingen en een goede pers in de eigen gelederen, maar ook daar buiten. Oud-premier De Jong was een vertrouwde figuur op de beeldbuis die de Nederlanders door zijn nuchterheid aansprak. Prof. Steenkamp was de architect van een voorgaand kabinet en maakte naam als de voorvechter voor een christen-democratische partij; een ideaal dat steeds verder weg komt te liggen. Want de drie confessionele partijen hebben binnenskamers nogal heel wat moeten bespreken om juist op dit stuk van zaken tot resultaten te komen. Prof.
Steenkamp sprak het vorig jaar dan wel over een ‘verloving’, maar van een ‘ondertrouw’ laat staan van een ‘huwelijk’ is bitter weinig terecht gekomen. Mocht er al in die richting een verandering worden aangebracht in het patroon van het Nederlanse partijenstelsel dan is het alleen maar te verwachten van de kant van de KVP. En zal de ARP met direct staan te trappelen van ongeduld.
Moge er dan in de politieke situatie nog weinig licht schijnen, wat de kiezers nog nauwelijks interesse inboezemt, één ding wordt steeds duidelijker: er schort iets aan de partijverhoudingen en velen menen dat daarin verandering gebracht zou moeten worden door nieuwe staatsrechterlijke structuren. In het sociale vlak is er evenmin veel verandering waar te nemen. De inflatie grijpt nog steeds om zich heen, werkgevers en werknemers leven nog altijd met elkander in een gespannen sfeer. En bij dat alles wordt het leven steeds duurder, doen zich moeilijkheden voor in Suriname, blijft het in de onderwijswereld van hoog tot laag onrustig en gaat er geen week voorbij, of er wordt op het Binnenhof gedemonstreerd.
GEERT GROOTHOFF