feningen en olie- en gasboringen. Voldoende met elkaar om de handen ineen te slaan van allen die voor de Waddenzee op de bres wensten te staan.
Op 17 oktober 1965 werd de ‘Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee’ opgericht. De koniklijke goedkeuring van de statuten volgde 30 oktober 1967. De vereniging stelde zich tot doel: de bevordering van de belangstelling voor het Waddenzeegebied en de Waddeneilanden in de ruimste zin en het streven naar een zo goed mogelijk behoud van de natuurlijke staat van dit gebied. Men wenste het doel te bereiken met alle daartoe geoorloofde middelen, onder meer door het bijeenbrengen van een zo uitvoerig mogelijke documentatie, het geven van voorlichting aan de leden en het publiek en het opkomen tegen alle activiteiten die schade kunnen toebrengen of afbreuk kunnen doen aan het Waddengebied in zijn geheel, als onvervangbaar en uniek natuurgebied.
De actie sloeg aan. Thans telt de vereniging enkele tienduizenden leden. Een bewijs van de sterke groei is, dat in één jaar het ledental van 4000 tot 9000 opliep. In Harlingen werd het hoofdkwartier in ‘Het Waddenhuis’ gevestigd. Een legertje van vrijwilligers, waaronder vele deskundigen op de meest uiteenlopende terreinen, verzorgt studies, stelt rapporten samen, verzamelt documentatiemateriaal en werkt mee aan de voortreffelijke tweemaandelijkse publicatie ‘Waddenbulletin’.
‘Wees wijs met de Waddenzee’ is ervan het begin af in het vaandel van de vereniging geschreven. Een organisatie die het in haar strijd niet gemakkelijk heeft, maar toch aanmerkelijke resultaten heeft geboekt. En het laatste is een aansporing om verder te gaan. Want de strijd is nog lang niet gestreden...
Heeft de Nederlandse overheid niet de minste aandacht voor deze opeenhoping van vraagstukken die de vereniging beroert? Het zou onjuist zijn om ‘ja’ te zeggen. De regering heeft zelfs in 1971, in het regeerakkoord, beloofd dat de Waddenzee voor aantasting diende te worden behoed. En wie het staatje nagaat van de gebieden die als natuurreservaat zijn aangewezen, zoals de Bosplaat op Terschelling, de Muy en de Slufter op Texel, het eiland Griend, het Ooerd op Ameland, het zeehondenreservaat Eyerlandse Gat tussen Vlieland en Texel, en vele andere, raakt toch wel onder de indruk. En dan te weten dat de Bosplaat in 1970 door de Raad van Europa het diploma als natuurreservaat kreeg toebedeeld en de Kroon destijds er een stokje voor stak dat in de polder Ceres op Texel een hoog flatgebouw voor hoteldoeleinden zou verrijzen en dat ten aanzien van de Dollard ex-minister Drees zich ook niet onbetuigd liet. Toch staan daar andere zaken van beleid tegenover die beslist onbevredigend kunnen worden genoemd. De vereniging heeft geen ongelijk, wanneer zij wijst op een ‘chaotische toestand in het beleid, waarin alle zekerheden ontbreken’. Er doet zich te veel willekeur voor, zonder dat men nu beslist die en die daarvan de schuld kan geven. Het is een gevolg van belangentegenstellingen en een gebrek aan coördinatie in het totale beleid.
Ruim 20 gemeenten en 3 provincies zijn bij het Waddengebied betrokken. Maar men heeft niets in te brengen. Een stuk of acht departementen bemoeien zich met de gang van zaken. Wanneer de plannen, de activiteiten en de besluiten van deze departementen naast elkander worden gelegd blijkt hoe juist de bovengehaalde uitspraak van dr. Mansholt is.
Wat is in de praktijk het geval?
Welnu, het ministerie van economische zaken verleent herhaalde malen vergunningen om delfstoffen te boren, daaraan gaan besluiten van het departement van financiën (domeinen) vooraf in de vorm van het aanwijzen van natuurgronden die voor delfstofwinning beschikbaar zijn. Het ministerie van defensie wijst oefenterreinen voor militaire doeleinden aan en bedreigt daarmee de vogel- en de zeehondenstand. Het departement van verkeer en waterstaat geeft de vergunningen voor de lozing van afvalwater en voor ontgrondingen. In het eerste geval worden de vervuiling en de vergiftiging van het water in de hand gewerkt. Hetzelfde departement legt haven- en waterwerken aan. Het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk verwaarloost, naar het oordeel van de vereniging, toch wel het nauwgezet nagaan en het werkelijk plaatsen van natuurmonumenten in het Waddenzeegebied onder de daarvoor geldende wetgeving.
Voorts betoogt de vereniging, dat het ministerie van volksgezondheid en milieuhygiëne actiever zou kunnen optreden met betrekking tot het verhinderen van verdere aantasting van het Waddengebied. Het doet ook, volgens de publicaties van de organisatie, een beetje vreemd aan, wanneer het departement van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening oogluikend toestaat, dat de mijnbouw zich aan de wetgeving inzake de ruimtelijke ordening onttrekt. En men stelt de vraag, of het ministerie van landbouw en visserij voldoende bescherming biedt aan de belangen van de visserij en of Staatsbosbeheer, een afdeling van het laatstgenoemde ministerie, nu werkelijk alles heeft ondernomen om in het omstreden gebied het natuurschoon tegen verdere afbraak te beveiligen.
Terecht kan worden opgemerkt,