Neerlandia. Jaargang 77
(1973)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Het Nederlands in de uitgebreide Europese GemeenschapOp 1 januari 1973 werd de Europese Gemeenschap uitgebreid met drie nieuwe lidstaten: Groot-Brittanië, Denemarken en Ierland. De toetreding van deze drie staten zal ook gevolgen hebben voor het taalgebruik van de instellingen van de Gemeenschap. Deze instellingen zijn, zoals bekend, het Europees Parlement, de Ministerraad, de Commissie van de Europese Gemeenschappen en het Hof van Justitie. Het is van belang in te gaan op de situatie van het Nederlands in de uitgebreide Gemeenschap. Toen in 1952 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal haar werkzaamheden in Luxemburg aanving, werden het Duits, Frans, Italiaans en Nederlands als officiële talen van de Gemeenschap aangewezen. Dit was een logische consequentie van het supranationale karakter van de E.G.K.S. In tegenstelling tot de verdragen tot oprichting van de Verenigde Naties, de O.E.S.O. en andere internationale organisaties vindt in het E.G.K.S.-verdrag, en later in de E.E.G.- en Eurotomverdragen, een overdracht plaats van bevoegdheden van de nationale overheden naar de supranationale overheden. De verordeningen van de Gemeenschap kunnen voor alle burgers in de Gemeenschap bindende bepalingen inhouden. Iedere burger wordt geacht de wet te kennen en dit geldt ook voor de verordeningen van de Gemeenschap. Het spreekt dus vanzelf, dat alle inwoners van de Lid-staten van de Gemeenschap van deze verordeningen in hun eigen taal kennis dienen te kunnen nemen. Alle inwoners van de Gemeenschap dienen ook in de gelegenheid te zijn in hun eigen taal zowel mondeling als schriftelijk met de instellingen van de Gemeenschap in contact te treden. Zou dit niet het geval zijn, dan zou er van discriminatie sprake zijn. Immers de gebruikers van één of meer talen zouden dan bevoorrecht zijn ten opzichte van de gebruikers van de niet-officieel erkende talen in de Gemeenschap. Dit is de grond, waarop het Duits, Frans, Italiaans en Nederlands tot officiële talen van de Gemeenschap aangewezen werden. Dit hield in, dat alle publicatie van officiële stukken van de instellingen van de Gemeenschap in vier talen geschiedde. Zo kan ook iedere burger van een land van de Gemeenschap zich in zijn relatie tot de instellingen van de Gemeenschap van zijn eigen taal bedienen. Dit geldt voor de leden van het Europees Parlement, voor de Ministers in de Ministerraad, voor de rechtzoekende en zijn advocaat voor het Europese Hof van Justitie en voor iedereen, die in relatie treedt met de Europese administratie. Er is zelfs sprake van een evolutie. Het Verdrag van Parijs tot oprichting van de E.G.K.S. werd uitsluitend in het Frans opgesteld: de enige tekst, die rechtskracht heeft. Het Verdrag van Rome tot oprichting van de E.E.G. en Euratom werd in de vier officiële talen opgesteld, die allen rechtskracht bezitten. In de praktijk heeft dit stelsel bevredigend gewerkt. Mocht er al eens een neiging zijn om één of meer talen te verwaarlozen, dan werd de aandacht van de betrokken instelling daarop gevestigd door vragen van leden van het Europees Parlement, waarop de zaak weer in het rechte spoor werd gebracht. Na de toetreding van de drie nieuwe Lid-staten zijn ook het Engels en het Deens als officiële taal aangewezen. Het aantal officiële talen bedraagt thans zes. Het valt niet te ontkennen, dat het bestaan van zes of- | |
[pagina 4]
| |
ficiële talen een zware last legt op de instellingen van de Gemeenschap. Uitgebreide tolkendiensten dienen ter beschikking te staan voor de talloze grotere en kleinere vergaderingen. Daarnaast zijn er bij de instellingen de vertaaldiensten, die voor de vertaling van de stukken en documenten zorg dragen. Deze vertalingen scheppen ook organisatorische problemen. Alle versies in de verschillende talen moeten tijdig klaar zijn om gedrukt of gestencild te worden, teneinde gelijktijdig verzonden te kunnen worden. Deze zware last dient echter door de instellingen gedragen te worden, om discriminatie te voorkomen. Daarbij komt, dat de Europese Gemeenschap, zoals gebleken is, weinig leeft bij de burgers van de Lid-staten. Om vervreemding te voorkomen moet het contact tussen de Gemeenschap en de burger in de eigen taal kunnen plaats vinden. Hoe is nu het taalgebruik binnen de instellingen van de Gemeenschap? Het zal duidelijk zijn, dat er organisatorische en administratieve bezwaren zijn om alle interne stukken in vier en thans in zes talen te vervaardigen. Ook kan men niet alle interne besprekingen en vergaderingen in vier of zes talen laten houden. Aan alle ambtenaren wordt dan ook de eis gesteld, dat zij naast een grondige kennis van hun moedertaal een voor de dienst noodzakelijk voldoende kennis van één der andere talen moeten hebben. Daarom konden in de Gemeenschap van de zes voor intern gebruik Duits en Frans als werktalen aangewezen worden. In de Gemeenschap van de negen werd het Engels daaraan toegevoegd. In de interne vergaderingen dient men dus van één van de werktalen gebruik te maken. Ook de stukken, die voor de vergaderingen van de Europese Commissie worden opgemaakt, dienen in de werktalen ter beschikking te zijn. Dit brengt uiteraard met zich mede, dat de Italiaan, de Deen of de Nederlandstalige ambtenaar in de praktijk meer van een vreemde taal gebruik moet maken dan de ambtenaar, die één van de werktalen tot moedertaal heeft. Dit is ongetwijfeld een handicap voor degenen, die uit een kleiner taalgebied komen. Het Italiaans, Nederlands en Deens hebben nu eenmaal niet de verbreiding van het Engels, Frans en Duits. Ik ben het dan ook niet eens met de Heer E.C. Joosen, die meent, dat de rol van het Nederlands als Europese taal is uitgespeeld, wanneer het Nederlands niet als werktaal word aanvaardGa naar voetnoot(1). Het belang van het Nederlands ligt in de onverkorte handhaving als officiële taal van de Gemeenschap en niet in het intern gebruik binnen de instellingen van de Gemeenschap. Hoe was nu de praktijk van het gebruik van de werktalen in de Gemeenschap van de zes? Het is een feit, dat het Frans daarin een overheersende positie had. Niet alleen de Fransen, de Franstalige Belgen en de Luxemburgers spraken Frans, maar ook de Italianen, de Nederlanders en de Nederlandstalige Belgen bedienden zich bij voorkeur van deze taal. Het Duits werd vrijwel uitsluitend door de Duitsers gesproken. Daarbij kwam, dat de kennis van een tweede taal bij de meeste Franstaligen te wensen overliet; velen waren in strijd met de voorschriften gerecruteerd zonder enige kennis van een vreemde taal. Dit bracht weer met zich mede, dat in vele interne besprekingen en vergaderingen ook de Duitsers zich van het Frans gingen bedienen. Het resultaat was, dat de betekenis van het Duits als werktaal afzwakte. Hoe zal de ontwikkeling zijn in de Gemeenschap van de negen? De nieuwe Engelse, Ierse en Deense ambtenaren zullen ongetwijfeld het Engels als werktaal gaan gebruiken. Te verwachten valt, dat in de uitgebreide Gemeenschap het Engels als werktaal een krachtige positie zal gaan innemen, die geleidelijk zal versterken ten koste van het Frans. Immers nieuw aan te werven ambtenaren uit Nederland en wellicht ook uit Italië zullen zich bij voorkeur in het Engels uitdrukken. Ook nieuwe Duitse ambtenaren zullen over het algemeen niet Frans maar Engels als tweede taal hebben. Men kan dus concluderen, dat in de toekomst het Engels en het Frans als werktalen elkaar in evenwicht zullen houden. De betekenis van het Duits als werktaal zal verder afnemen. Het ware dan ook naar mijn mening juister geweest na de uitbreding van de Gemeenschap en de aanvaarding van het Engels als werktaal, het Duits als werktaal te schrappen. Twee werktalen lijken mij alleszins voldoende. Wat zal nu de positie zijn van het Nederlands in de uitgebreide Gemeenschap? Het Nederlands is een officiële taal van de Gemeenschap en dient dit te blijven. Niet op gronden van prestige, maar omdat het een democratische noodzaak is. Om discriminatie te voorkomen en om een maximum aan mogelijkheden van inspraak van Nederlandstaligen te verzekeren. De positie van het Nederlands wordt echter niet bepaald door de welwillendheid van de Europese instellingen, maar door de Nederlandstaligen zelf. En wel door zich in hun relatie met de instellingen van de Gemeenschap van het Nederlands te bedienen. Hier leven veel misverstanden. Ten onrechte meende men in het verleden wel, dat een brief in het Frans | |
[pagina 5]
| |
tot beter begrip of bespoediging van de zaak zou leiden. Een goede in het Nederlands gestelde brief leidt echter tot betere resultaten dan een in stuntelig Frans gestelde vaak onvolledige brief. Dit geldt ook voor de deelname aan vergaderingen. Een betoog in goed Nederlands komt via de bekwame en ervaren tolken beter in de vreemde talen over dan een eigen poging daartoe. Veelal is de Nederlandstalige in het internationale milieu wel genoodzaakt zich in een vreemde taal uit te drukken, in de Gemeenschap is dit echter niet nodig. Laat men dan ook van het Nederlands als officiële taal ten volle gebruik maken. Tenslotte nog een enkele opmerking over de gevolgen van het gebruik van het Nederlands als officiële taal van de Gemeenschap. Deze gevolgen kunnen niet anders dan als positief beoordeeld worden. Het Nederlands werd als internationale taal erkend. Vele buitenlanders namen via de Gemeenschap voor het eerst van het Nederlands kennis. En menige Franstalige Belg hoorde daar voor de eerste keer, dat zijn Vlaamse landgenoot Nederlands sprak. De belangstelling voor het Nederlands is zeer toegenomen. De instellingen van de Gemeenschap organiseren taalcursussen, waarin ook voor het Nederlands een plaats is ingeruimd. Ook in de andere landen van de Gemeenschap ontstond een grotere belangstelling voor het Nederlands, die o.a. tot uitdrukking kwam in het verlenen van faciliteiten voor het onderwijs in het Nederlands bij het Franse en Duitse secundair onderwijs. Het is een ontwikkeling, waarover wij ons slechts kunnen verheugen. Het leren van elkaars talen verbetert het inzicht in de verschillende culturen en leidt daardoor tot een beter begrip tussen de volken.
Drs A.R.A. THEUNISSEN |
|