van het ekonomisch plan door oprichting van gewestelijke ekonomische raden en ontwikkelingsmaatschappijen. Na de eerste mislukking van de grondwetsherziening ontstond dan de werkgroep der 28. In de werkgroep verdedigde de CVP-PSC een decentralisatie naar de provincies toe. De BSP stelde voor de grondwettelijke indeling van België in twee kultuurgemeenschappen aan te vullen met een indeling in drie gewesten met elk een eigen regionale raad, samengesteld uit parlementsleden, met reglementerende bevoegdheid. Deze zou tot uitdrukking komen in dekreten met kracht van regionale wetten. Uit de besprekingen in de werkgroep zou minister-president Eyskens het besluit trekken dat het unitaire België had afgedaan. De regeringsverklaring van 18 februari 1970 waardoor de grondwetsherziening definitief op gang kwam nam het BSP-standpunt over. De indeling in drie gewesten werd in het parlement alleen bestreden door de Volksunie, die er het in Vlaanderen gevreesde federalisme met drie in bespeurde. Het artikel kreeg de steun van de PVV nadat de bepaling over de fiskale bevoegdheid van de gewestraden er was uit geschrapt.
In de politieke ontwikkeling van de jongste 24 maanden hebben zich inmiddels vrij belangrijke verschuivingen voorgedaan. De Waalse federalist en verkondiger van de progressieve frontvorming Collard werd aan de BSP-leiding opgevolgd door het rechtssocialistische en unitaristisch tweemanschap Leburton-Van Eynde. De federalisten Merlot en Terwagne stierven een vroegtijdige dood. De federalist Cools werd vice-premier in een regering, waarin de Brusselse propagandist van een rechts socialisme Simonet en de businessman Van den Boeynants de unitaristische lakens naar zich toe trokken. De progressieve frontvorming werd naar betere tijden verwezen en het oude school-strijdros van de verdediging van het openbaar onderwijs uit de stal gehaald.
Ook de CVP-PSC onderging een gedaanteverandering. De nog jeugdige, eenmaal revolutionaire federalist, Wilfried Martens werd voorzitter van de partij, de even jonge Brusselse burgerman Chabert fraktieleider. Ten gevolge van het kumulatieverbod verdwenen een aantal meer unitaristische ouderen. Alleen: de jongeren die tot het partij-establishment doordrongen begonnen een andere taal te spreken dan de jonge wolven die ze tot dan geweest waren. De progressief-frontdroom kwam in het archief terecht, de kranige uitspraken over de gemeenschapsschool werden overstemd door nogal stoere uitspraken over de rechten van het katoliek onderwijs. Bij de PSC werd de jonge Luxemburgse kasteelheer Nothomb voorzitter. Zijn initiatief om alle Waalse partijen tot een overleg bijeen te roepen lokte de woede van de BSP uit. Prompt eiste Leburton dat het Voerontwerp nog voor de vakantie 1972 bij het parlement moest ingediend zijn. Het ontwerp dat de regering Eyskens inderdaad voorlegde (Voor wie neemt men ons eigenlijk?) werd in september echter door de Raad van State als ongrondwettelijk bestempeld.
De krantenlezer kreeg begin september de indruk dat men in de CVP reeds aan een nieuwe grondwetsherziening dacht. De nieuwe gewestraden moesten samenvallen met de kultuurraden. De nieuwe instellingen zouden enkel bestaan uit senatoren, terwijl de Kamer van Volksvertegenwoordigers een nationaal wetgevend lichaam zou zijn. Het CVP-kongres van 8 okt. formuleerde evenwel niet de gedachte aan een nieuwe grondwetsherziening maar besteedde wel veel aandacht aan de financiële middelen, waarover de gewestraden moeten beschikken. Voorgesteld werd de opbrengst van bepaalde lokaliseerbare belastingen aan de gewesten toe te kennen. Het idee om de financiële middelen te bepalen op basis van de bevolkingsgroepen deed de PSC steigeren, die allicht onder invloed van Van den Boeynants ook grote bezwaren had tegen de beperking van het Brussels gewest tot de 19 gemeenten. Terwijl PVV-voorzitter Willy Declercq zich in een interview eveneens uitsprak voor een regionale verdeling van de lokaliseerbare belastingen en voor de versmelting van kultuurraden en gewestraden. Maar de BSP-leiding bleef herhalen ‘Het regeerakkoord en niets meer!’. De VU stelde dat de CVP ook moest zeggen met wie ze haar ideeën zou waar maken.
Martens en Nothomb kwamen in een werkgroep van CVP en PSC samen met de bedoeling scheve situaties aan de taalgrens recht te trekken. De pers berichtte dat de toegevingen inzake de Voer (Voor wie neemt men ons eigenlijk?) zouden gecompenseerd worden door ruimere faciliteiten in Komen-Waasten: de naam Moeskroen was uit de debatten verdwenen. Er. deden geruchten de ronde over een gewestenplan van minister Simonet en weldra ook over een alternatief voorstel van minister Van Elslande dat heel wat verder ging. Ook op de verklaring van Martens dat er om de vereiste meerderheid te verkrijgen met alle partijen moest gepraat worden bleef de BSP koppig bij het regeerakkoord zweren. Voor de politici in de Wetstraat bleek het onverwacht sukses van de betoging te Vilvoorde op 15 oktober een verrassing. Het verbod van minister van binnenlandse zaken Van Elslande aan de gemeentebesturen om nog langer subsidies te verlenen aan het Vlaams Onderwijscentrum te Brussel zette in Vlaanderen opnieuw kwaad bloed. Het verbod geldt evenzeer de franskiljonse gemeentebesturen die geld zouden over hebben voor de Franse kultuurpropaganda in de Voer, maar een aantal franstalige politici verklaarden het verbod gewoon te zullen negeren. Helemaal zoals de Franse Kultuurraad tenslotte, die ook geld ter beschikking van het franstalige kultuurwerk in de Vlaamse randgemeenten stelde.
Nothomb zei op 27 oktober dat de PSC elke koehandel Voerstreek - Komen of Voerstreek - Brussel afwees, en een paar dagen later stelde de Brusselse afdeling van deze partij - 4 kamerleden op 212! - dat het gewest Brussel niet alleen de 19 gemeenten maar ook de randfederaties moest omvatten. Een standpunt dat niet alleen in Vlaanderen maar ook in de Waalse politieke partijen op hard verzet stootte: hiermee werd Brussel weer knelpunt nummer één.
Weer een paar dagen later werden de onderhandelaars over het schoolpaktprotokol het niet eens, vooral omdat er tussen de regeringspartijen geen overeenstemming was bereikt over de begrotingsbevoegdheid van de kultuurraden. Er werd ook gefluisterd dat de BSP haar handtekening afhankelijk maakte van een Voertoegeving door de CVP. De regering meende het eerst te kunnen redden met een parlementskommissie die de kwestie nader zou onderzoeken: FDF, RW en VU verleenden hun medewerking, maar door de weigering van de PVV-PLP zou de kommissie niet van de grond komen. Het PSC-kongres te Binche op 28 oktober bereed nog maar eens het Voerstokpaardje en kwam op voor een groter Brussel. Nothomb hield een verkapte aanval op de BSP, die naar zijn zeggen de gewestvorming tegenwerkte. Hij werd hierin bijgevallen door de VU, die dezelfde week een kampagne tegen de ‘staatsbehoudende’ BSP zou beginnen.