Schrijvende lezers
‘Lehrassistent’ in Duitsland
Sedert het schooljaar 1971-72 is het voor Nederlandse studenten in de Duitse taalen letterkunde mogelijk als ‘Lehrassistent’ in Duitsland te werken, welke situatie voor hun Franse en Engelse collega's reeds lang bestaat. De bedoeling van deze funktie is in de eerste plaats het vergroten van praktische beheersing der vreemde taal en het beter leren kennen van land en volk.
In de tweede plaats gaat het om het opdoen van leservaring als assistent van een bepaalde leraar, die de eigen taal onderwijst. Daartoe geeft men over het algemeen enige uren konversatieles en treedt op als invaller. Er wordt hoogstens twaalf uur les gegeven en de financiële vergoeding is ruim voldoende.
Van de drie aangeboden plaatsen werden er het eerste jaar twee bezet, en wel door beide ondergetekenden, die aan drie gymnasia in Münster en één in Emsdetten als ‘Lehrassistent’ werkzaam zijn geweest. In het nu volgende verslag willen we niet alleen onze ervaringen op schrift stellen, maar tevens enige kritiek op de bestaande organisatie leveren, alsmede suggesties naar voren brengen om die te verbeteren.
‘Bürokratie ist aller Laster Anfang’, want als het aan de Duitse instanties gelegen had, zouden er nooit ‘Lehrassistenten’ gekomen zijn. Nadat we zelf door vele telefoontjes er achter gekomen waren, welke scholen een Nederlandse ‘Lehrassistent’ verwachtten, zijn we begin oktober op eigen houtje begonnen. Half november (!) kregen we in Nederland een officiele brief, waarin we op elkaars scholen aangesteld bleken te zijn. Was het moeilijk naar Duitsland te komen, er te zijn was aanvankelijk evenmin eenvoudig.
Nadat we zelf voor onderdak gezorgd hadden, moesten we voor onze tachtig leerlingen, die op hun vrije middag Nederlands wilden leren, zelf de lessen gaan schrijven, daar enigszins bruikbare boeken pas later bekend werden. We zijn toen met frisse moed en een indrukwekkend aantal zelfgemaakte stencils aan de slag gegaan. Na verloop van tijd konden we ook kranten, platen en dia's gaan gebruiken, zodat de lessen een wat levendiger karakter kregen. Aan het eind van het schooljaar beschikten de leerlingen over een redelijke taalvaardigheid, die ze aan de praktijk konden toetsen tijdens een vierdaagse, gesubsidieerde reis naar Amsterdam, die we met de leerlingen gemaakt hebben.
De kursus is de autoriteiten, onze leerlingen en onszelf uitstekend bevallen en voortzetting werd door iedereen gewenst. Voor ons stond van te voren reeds vast, dat wij slechts één jaar in Duitsland zouden blijven, zodat onze nieuwsgierigheid omtrent eventuele opvolgers gaandeweg groeide... en nu nog steeds groeit, want tot op de dag van vandaag is ons totaal niets bekend over een vervolg op onze kursus Nederlands. Pessimistisch stemt wel, dat pas nà acht augustus doorr het ministerie van O. en W. aan de universiteiten om opvolgers gevraagd werd. Wil men het vak Nederlands en het werk van de ‘Lehrassistenten’ in Duitsland, met name in de deelstaat Nordrhein-Westfalen, tot een serieuze zaak maken, dan zal de organisatie grondig verbeterd moeten worden, want hij loopt via zoveel kanalen, dat ontsporing niet te vermijden is. Het is niet alleen voor de leraar, maar ook voor de leerling frustrerend, dat zij bij het aanbreken van de zomervakantie geen enkele zekerheid aangaande de eventuele voortzetting van de kursus hebben. Voor een goede organisatie is noodzakelijk: zeer tijdige informatie aan de universiteiten in Nederland, zodat het aanbod van die kant ruim is; uitgebreide informatie aan degenen, die zich bereid verklaren, als ‘Lehrassistent’ in Duitsland te gaan werken; tenslotte een grote mate van medewerking aan Duitse zijde inzake de huisvesting en het opvangen van de nieuwe leraren.
We mogen zeker niet vergeten te vermelden, dat Nederlands al enige jaren op de Duitse scholen als keuze-mogelijkheid bekend is, maar een niet al te energieke houding van diverse instanties heeft ertoe geleid, dat het er zeer amateuristisch is blijven aan toegaan, zoals wij van de heer Kempen van het Allg. Dt. Neuphil. Verband vernomen hebben. Een beter pleidooi voor een goed functionerende organisatie lijkt ons overbodig!
Tenslotte willen we ingaan op de mate van samenwerking, die er tussen de verschillende personen, die zich voor onderwijs van het Nederlands in Duitsland inzetten, onderling bestaat of zou moeten bestaan, en op de samenwerking tussen de universiteiten en school. Wij hebben de indruk gekregen, dat iedereen zijn eigen gang gaat en dat van enig overleg nauwelijks sprake is. Dat er bij voorbeeld tussen het Nederlands instituut in Münster en de leraren Nederlands in Westfalen niet samengewerkt wordt, weten we uit eigen ervaring. Daarentegen verdient de medewerking van het ministerie en de ambassade in Bonn alle lof.
Ondanks alle bovenstaande kritiek kunnen we het bestaan van de mogelijkheid, als ‘Lehrassistent’ in Duitsland te werken, slechts toejuichen, en hopen wij, dat nog vele Nederlandse studenten er gebruik van kunnen en zullen maken.
PAUL LOCHTENBERG
Oostenburgergracht 25
Amsterdam
HERMAN BOESVELD
Biltstraat 100 bis
Utrecht.