in een gesprek met een emigrant te ontleden, om zeer duidelijk te weten wat hij bedoelt: Vlaams.
Trouwens, wanneer hij de gesteltenis van Vlaanderen maar even opnieuw kan ervaren en aanvoelen, volstaat dit om voldaan te zijn, om zich omringd te weten, om niet langer eenzaam te zijn.
De Vlaming houdt van zijn land, zijn vaderland: patria, in de Romeinse zin van het woord, zolang hij het nodig heeft ter beveiliging van de dingen die hem dierbaar zijn. Hij houdt van zijn patria waarvan de media de enige handelbare zijn in zijn verhouding tot zichzelf, tot het leven, tot de wereld, tot de mens.
Hij blijft vasthaken aan het land en aan de gesteltenis waarin hij dat land verliet. Maar zie: we schrijven een tegenspraak. Hij verliet die gesteltenis niet, wel de bodem waar hij die gesteltenis meekreeg, en waar ze nog het veiligst beschut wordt, omdat ze er door velen wordt gedragen.
Deze gesteltenis blijft in zijn leven functioneel, al ondergaat ze in de loop der jaren, door andere cultuur-sociologische elementen beinvloed, een vormelijke en inhoudelijke wijziging.
Wanneer de emigrant na jaren terug in zijn geboorteland komt meent hij dat alles er veranderd is. Maar zijn geboorteland is niet veranderd, wel hijzelf. Hij stond onbewust onder invloed van zijn gastland, hij heeft er
‘Vlaams" kerkhof in Canada.
reeds enige vormelijkheden en verhoudingen van overgenomen. Op dat ogenblik voelt hij zich als tot twee werelden behorend. Vaak begint dan een nieuwe tragedie: die twee werelden aanvaarden hem niet meer, of nog niet, in zijn gewijzigde vorm. Zo staat hij weer eens alleen, met zijn nieuwe persoonlijkheid, gegroeid uit de ontmoeting van twee gemeenschappen. De Vlaamse elementen blijven vaak na meerdere generaties een motorische kracht. De meesten zijn er zich niet van bewust, maar dit betekent niet de ontkenning van de feiten.
De psychologie van een emigrant is in het algemeen iets speciaal, omdat precies datgene wat de gedragslijn van de mens helpt bepalen, namelijk de eigen omgeving, bij hem is weggevallen.
Hij is uit zijn oude midden losgerukt, en zijn nieuwe omgeving is hem vreemd. Dit geldt vooral voor hen die hun land hebben verlaten zonder de bedoeling er ooit terug te keren. Ze doen al het mogelijke om zo vlug als het kan met hun nieuwe maatschappij verzoend te geraken. Maar die maatschappij duldt niet altijd vreemde indringers, of wanneer zij ze wel aanvaardt is ze zelf zo complex dat het voor een buitenstaander practisch onmogelijk is er vlug in te integreren.
Elke maatschappij, elke gemeenschap van mensen bezit immers haar eigen taal, tradities, verleden, gebruiken, wetten en waardeverhoudingen. Om er onvoorbereid in door te dringen en al die levensvormen tot de zijne te maken is niet alleen een scherp inzicht doch ook een grote zelfverloochening vereist. Er kan wel eens één begenadigde grotelijks in slagen, doch de migratiegeschiedenis leert dat de emigrant minstens één, vaak twee en meer generaties aan de oppervlakte blijft van een maatschappij die de zijne niet is. In bepaalde gevallen is integratie eenvoudig onmogelijk omwille van de huidskleur, waardoor men tot in het nageslacht vreemdeling blijft.
De meesten zoeken en vinden veiligheid in een vorm van zelfbedrog: zij beperken zich tot het overnemen van enkele uiterlijke vormelijkheden en het verwerven van het staatsburgerschap van het gastland. Voor de rest zijn ze nog in hart en nieren bepaald door de Vlaamse gesteltenis...
Stilaan echter ondergaan zij een grote verarming: de oude persoonlijke rijkdommen worden naar het onderbewustzijn verdrongen, en van de rijkdommen van het gastland bezitten ze alleen de vormen, niet de inhoud.
Men kan als een kunstmatige wet vooropstellen, dat men zo vlug mogelijk moet integreren. Doch de ervaring op gebied van het internationaal menselijk verkeer dicteert een niet omver te halen natuurgebonden wet: een Vlaming blijft een Vlaming, een Pool