In Belgisch Limburg hebben zich tot nu toe 85 Nederlandse ondernemingen gevestigd, die werk verlenen aan 11.300 man. Gunstige investeringsvoorwaarden in België, sluiting van 35 bedrijven met 1.600 man in Nederlands Limburg, goedkope grondprijzen, grotere hoeveelheden der Belgische gemeentebesturen om beslissingen te nemen over nieuwe industrievergunningen, dat zijn allemaal factoren, die bij de Nederlandse vestigingen in België meespelen.
De economische raad van Nederlands Limburg heeft contact opgenomen met de raad voor werkgelegenheid in Belgisch Limburg. In het vervolg zullen twee Belgen de zittingen van de Nederlandse Limburgse raad bijwonen en omgekeerd twee Nederlanders de zitting van de Belgische Limburgse Raad.
*
Aan de Schelde- Rijnverbinding, wordt weer een nieuw deel toegevoegd, waarvoor op 17 augustus een aanbesteding plaatsvond. Het betreft hier een kanaalgedeelte ter lengte van 850 m. door de Prins Hendrikpolder (het smalle deel waarmede Sint Philipsland aan Noord-Brabant vastzit). Voorts een kanaalvak ter lengte van 3,5 km op de Slikken van de Heene, ten noorden van Sint Philipsland.
Dit laatste gedeelte komt dan uit op het Volkerak, het eindpunt van de nieuwe vaarweg.
Zijn deze werken voltooid, dan wordt Sint Philipsland weer een eiland, wat het altijd geweest is.
De nieuwe vaarroute zal in het voorjaar 1975 voor de binnenvaart worden opengesteld.
Alsdan is er weer een goede verbinding en nu over het water tussen Noord en Zuid gereedgekomen.
*
De vestiging van een olieraffinaderij en petrochemische industrie bij Ternaaien, wordt bedreigd met ernstige milieuverontreiniging. Hierover is al eerder in ‘Neerlandia’ het één en ander opgemerkt.
Er is een verklaring vrijgekomen van staatssecretaris voor de Waalse streekeconomie Close, die beweert dat de Belgische regering zich uitsluitend zou hebben verplicht de Nederlandse regering een nota te zenden, als antwoord op de door Nederland tegen die vestiging geuite bezwaren.
Maar Buitenlandse Zaken in Den Haag wijst er op, dat eerder werd overeengekomen, dat de Nederlandse regering, na ontvangst van eerdergenoemde Nota, opnieuw zou worden in de gelegenheid gesteld met België overleg te plegen over de vestiging van de raffinaderij bij Luik en dat de Belgische regering in elk geval geen definitief besluit zou nemen, alvorens nogmaals overleg zou zijn gepleegd.
De Nederlandse regering, die de Nota van de heer Close heeft ontvangen, wacht nu met spanning op een tweede onderhoud.
*
Tussen Noord en Zuid, groeit in deze tijd van koel en rationeel denken een nieuw klimaat, verklaarde mr. Johan Fleerackers te Brussel voor de Vereniging voor Internationale Relaties (V.I.R.A.).
Hij wees op de spellings-krakelen, waardoor de Nederlanders zich in elk geval bewust zijn geworden, dat het om een gemeenschappelijke kwestie gaat. Van belang achtte hij voorts de door Noord en Zuid te organiseren tentoonstelling te Moskou en het verkrijgen van een officiële status van het Nederlands in Frankrijk.
In Vlaanderen, zo constateerde Fleerackers verder, is de laatste tien jaar een enorme universitaire expansie ontstaan en heel wat achterstand op cultureel gebied werd ingehaald.
Tot slot vroeg men zich af, hoe het taalgebruik zal zijn in een verruimde E.E.G., of er voor Noord en Zuid in bepaalde derde landen niet tot gemeenschappelijke kulturele attachés dient overgegaan, hoe het met de kommunikatiemedia en o.a. met de beeldcassettes gaat worden, het vertaalbeleid, onze gemeenschappelijke akademie voor Nederlandse letteren, enz. Het voornaamste punt noemde hij: een nodige mentale omvorming in Nederland.
De heer Vogelaer, wees er in zijn slotwoord nog op, dat hij bij culturele samenwerking ook wilde insluiten meer samenwerking op sportgebied tussen Noord en Zuid.
*
De Vlaamse literator Paul de Wispelaere, heeft in een artikel, dat een volle bladzijde beslaat in het Haagse ‘Vaderland’, waarbij hij werkzaam is, geprobeerd antwoord te geven op de vraag: ‘Vertoont de huidige Nederlandse literatuur in Noord en Zuid een éénheid?’ Hij komt tot de uitspraak, dat die eenheid er niet is, hij somt verschillen op, die in Noord en Zuid eenmaal bestaan, allemaal tegenstellingen, die zich ook manifesteren in de literatuur van beide groepen in Noord en Zuid.
De Wispelaere begint met zijn ongenoegen uit te spreken over de minderheidspositie der Vlamingen in het parlement, in de top van de administratie, in de magistratuur, in het leger, in de top van de sociale en economische structuren en dat, hoewel de Vlamingen qua zielental de Walen ver vooruitstreven. Hij noemt de bekende, beschamende cijfers op velerlei gebied, die nergens rekening houden met de 60-40 verhouding tussen Vlaamse en Waalse bevolking.
Hij noemt die cijfers, omdat die de achtergrond vormen van allerlei kenmerken en verschijnselen in de Vlaamse literatuur en het Vlaamse literaire leven, verschijnselen, die men in het Noorden tevergeefs zal zoeken, omdat daar die rampzalige situaties nu eenmaal niet bestaan, noch ooit bestonden.
Vervolgens zet De Wispelaere het zoeklicht op menig Vlaams schrijver: de oudsten uit de middeleeuwen, dan Vermeylen, Teirlinck, Van de Woestijne, Streuvels, Buysse, Timmermans, Claes, Walschap (volgens de Wispelaere zou Walschap hem en andere progressieve Vlaamse literatoren het liefst tegen de muur zetten, omdat zij de literatuur van het Vlaamse volk hebben vervreemd I), Ivo Michiels, Gust Gils, Hugo Claus, Hugo Raes, Paul Snoek, Ward Ruyslinck, Jef Geeraerts, Willi Roggeman, Daniël Robberechts, Mark Insingen e.a. en typeert hen vzv. de plaatsruimte dat toeliet. De laatstgenoemden noemt hij de éérste generatie van Vlaamse schrijvers, die zich probleemloos en vanzelfsprekend van de levende algemene Nederlandse cultuurtaal bedienen en in hoofdzaak in Nederland hun werk uitgaven.
Daarnaast is er een tweede groep, die in Vlaanderen hun werk uitgeven en daar een grote groep van vooral katholieke lezers trekken.
Het zuidelijk katholicisme, hoe het dan ook heden wordt beleden en het calvinisme van het Noorden, hoe dat in de nieuwe tijd mag zijn bijgevijld, geven niettemin een eigen mentaliteit aan het Noorden en Vlaanderen, wat uiteraard ook naar voren moet komen in hun literatuur.
Vandaar de stelling van De Wispelaere, dat hij een éénheid mist, met betrekking tot de huidige Nederlandse literatuur in Noord en Zuid.
P. DE KAT ANGELINO