Het formeel-juridisch aspekt
Bezien wij het formeel-juridisch aspekt van deze vraag allereerst, dan stellen wij vast, dat in het Verdrag van Parijs van 1951, waarbij de eerste Europese Gemeenschap, die voor Kolen en Staal, werd opgericht, geen enkele waarborg wordt geboden voor een gelijkberechtiging van de vier talen, het Duits, Frans, Italiaans en Nederlands. Het verdrag is slechts in één taal, in het Frans opgesteld, zodat alleen die tekst als authentiek is te beschouwen. Over het toe te passen taalregiem zwijgt het verdrag. Wel heeft de Raad van Ministers terstond in 1952 bij een akkoord besloten, dat de bovengenoemde vier talen de officiële en werktalen zouden zijn, doch zo'n akkoord biedt geen waarborg; het kan, formeel gezien, bij een nader besluit worden gewijzigd. De Verdragen van Rome, waarbij in 1958 de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie werden opgericht, bieden daarentegen wél de nodige waarborgen op taalgebied. Beide verdragen bepalen met zoveel woorden, dat de teksten in de vier talen alle authentiek zijn, waardoor de gelijkwaardigheid van deze talen wordt erkend. Voorts wordt in beide verdragen bepaald, dat het taalregiem door de Raad van Ministers bij eenstemmig besluit wordt vastgesteld. Deze eis van eenstemmigheid wijst erop, dat de auteurs van beide verdragen de grote politieke betekenis van dit besluit hebben willen onderstrepen. De Raad van Ministers heeft op grond van de bovenvermelde bepalingen unaniem besloten, dat het Duits, Frans, Italiaans en Nederlands de officiële talen en de werktalen van de instellingen van de Gemeenschappen zijn.