zijn als zodanig - wezenlijk verstoren. Dan vormt de havenexpansie een ernstige bedreiging: men mag zich immers niet ontveinzen dat de Nederlanden via de mondingen van Maas, Schelde en Rijn de helft van de verpestende keerzijde van Europa's welvaart te verwerken krijgen. En het loopt wel degelijk uit de hand: in een stad als Rotterdam worden geregeld op bepaalde tijdstippen uitzonderlijk veel gevallen gesignaleerd van brakende kinderen. Het verschijnsel houdt duidelijk verband met milieuvervuiling. Tot een duidelijke vaststelling van oorzaak en gevolg is men echter nog niet gekomen. Wetenschapslui zijn nog niet eens aan een komplete analyse van de vervuiling toe. Ondertussen geeft men ronduit toe dat het drinkwater in Rotterdam ondrinkbaar is, althans volgens overal elders ter wereld geldende normen. Te Rotterdam heeft men die normen echter verlaagd. Omdat het niet anders meer kan. We zitten op de helling.
Men moet bij dit alles toch maar niet vergeten dat de bedreiging van ons leefmilieu in de eerste plaats ligt bij de mens zelf. Bij het zoeken naar een leefbaar evenwicht kunnen evenmin de industrie als de natuur als absoluut worden gesteld. Het is immers de mens die er in grote mate de evolutie van kan bepalen en ombuigen in positieve of in negatieve zin. Beleidsvoering die haar inspiratie put in gemeenschapszin is een vrij abstrakte aangelegenheid. Veelal wordt het beleid in concreto bepaald door het recht van de sterkste en de machtigste groepen of individuen, die uiteindelijk het algemeen belang ondergeschikt maken aan eigenbelang. Tegenover elke beleidsvorm moet controle staan en druk.
Ten aanzien van een na te streven leefbaar en evenwichtig milieu zou men een gemeenschappelijke inspanning mogen verwachten. Een gemeenschappelijke inspanning veronderstelt echter een gemeenschappelijk inzicht. Het gebrek aan een dergelijk inzicht zal blijkbaar een der grootste struikelblokken zijn voor een doelmatige aanpak inzake milieubeheer.
De gemeenschappelijke bezorgdheid omzetten in een gemeenschappelijk inzicht blijkt een der voornaamste opgaven te zijn van hen die het probleem hebben onderkend.
Om tot een gemeenschappelijk inzicht te komen moet men uiteraard oog hebben voor de diverse opvattingen die terzake aan bod komen.
In die zin zijn de jongste tijd enige tendenzen aan bod gekomen die allicht de krachtlijnen kunnen vormen van een toekomstig beleid inzake milieubeheer. Het geruchtmakende rapport van Rome, dat door het Massachussets Institute of Technology, in opdracht van de Club van Rome die samengesteld is uit sociologen, ecologen, industriëlen, bankiers, economisten en andere meer uit 30 landen, werd opgesteld, heeft als voorzichtige maar niettemin duidelijke conclusie gesteld dat de economische groei moet worden afgeremd. Het begrip Z.E.G. (Zero Economic Growth) zou in de komende jaren wel eens het leidmotief kunnen zijn in de strijd voor een leefbare wereld.
In juli werd te Stockholm door de Verenigde Naties een Wereldcongres Leefmilieu georganiseerd. Uit een en ander blijkt inderdaad dat het probleem wereldomvattend is. Zodat ook Afrika te Stockholm vertegenwoordigd was. Ten aanzien van de na te streven economische en technische ontwikkeling staan de zg. ontwikkelingslanden voor een keuze, daar waar de geïndustrialiseerde landen veelal voor een voldongen feit zijn geplaatst.
Aan deze gevarieerde informatie zullen wij in Neerlandia gaarne blijvende aandacht besteden. Een zich opdringende taak, dachten wij, voor wie aandacht beweert te hebben niet voor de Nederlanden als abstractie, maar voor de Nederlandse MENS. De zorg voor het leefmilieu dreigt in de toekomst, en dus ook in de volgende nummers van Neerlandia, steeds meer stof tot nadenken te zullen leveren.
Wie stuurt ons nieuws over initiatieven ter zake uit alle gewesten van de Nederlanden?
JAN DE GRAEVE