nederlands in Westduitsland, zonder dat de ‘doorbraak’ er kwam. Een laatste unieke gelegenheid bood het koninklijk bezoek aan de Bondsrepubliek. De ‘Vereniging duitse leraren nederlands’ heeft toen aan de officiële instanties in beide landen nog eens een lijst met zaken waarvan het gemis vooral wordt gevoeld voorgelegd, waarvan realisering tussen partners en buren eigenlijk ‘selbstverständlich’ zou zijn; de ontvangst ervan werd intussen bevestigd. De Vereniging is geenszins verwend; van haar leden, al vele jaren idealistisch met privé middelen uit eigen portemonnaie in de bres voor het nederlands in Duitsland, werd nooit iemand officieel onderscheiden; en niemand van de leden werd b.v. bij het Staatsbezoek uitgenodigd.
Of men in Nederland de samenhang tussen kultuur- en vooral taalpolitiek en ‘de centen’ niet ziet? Waarom investeren dan andere naties, die zich wel zelf respecteren, zoveel op dit gebied? Zelfs het kleine Denemarken heeft een eigen schoolnet weten te verkrijgen in het naburige duitse Bondsland Sleeswijk-Holstein, van de Kindergarten tot het Gymnasium toe.
Heeft het anders wel als ‘geschäftstüchtige’ bekend staande Nederland niets uit de indonesische les geleerd, waar binnen een kleine twintig jaar een hele natie op andere vreemde talen kon overschakelen, d.i. handelspartners, terwijl in de andere voormalige kolonies de westerse talen voortleven en juist een band van nieuwe eenheid met de betreffende europese staat, het ‘moederland’, hebben kunnen vormen, zeker niet uitsluitend op cultureel gebied, maar tot economisch voordeel van beide partners. Terwijl alle nederlandse hogescholen duits bieden, bestaan er maar 2 leerstoelen nederlands in de hele Bondsrepubliek. Juist in de hoofdstad Bonn echter is het nederlands wetenschappelijk niet vertegenwoordigd, een voorbeeld van bijzonder kortzichtige politiek! De student komt er b.v. met keltisch of mongolisch verder, zodoende is er niet één student op duizend te vinden voor het nederlands. Het veel kleinere skandinavische taalgebied beschikt over acht leerstoelen...
Zonder leerstoelen komen er ook nooit de leraren voor dit vak. Een nederlandist aan een buitenlandse hogeschool heeft dus een bijzonder hoge verantwoordelijkheid tegenover het gehele nederlandse taalgebied. Leidt hij te weinig leraren op, dan kan een onvolkomen of foutief image van Nederland en België in de buitenlandse scholen nooit langzaam weggewerkt worden. ‘Straalt’ hij niet uit en trekt te weinig studenten aan, komen er geen journalisten (voor Brussel, b.v.), geen diplomaten, geen politici, kortom geen partners op hoger niveau voor de nederlandstalige partners die taal, land en volk reeds van hun universitaire studies af kennen. Daarvoor moet er ook een nauwe samenwerking komen tussen universiteit en school, en een groter potentieel studentenreservoir ook voor de neerlandistiek, anders blijven de kollegezalen leeg.
Daarom is het bijzonder spijtig, dat de door een hogeschool in het Rijnland aangeboden mogelijkheid tot nederlands voor toekomstige leerkrachten, wegens gebrek aan geld niet tot stand kwam. Ook dit desideratum werd aan Nederland voorgesteld. Bij de konferenties en officiële zittingen tussen Nederlandse en Duitse vaklui over deze onderwerpen, waar steeds weer de vervelende situatie van het nederlands te berde komt en op het leraarstekort moet stranden, komt men al jaren niet vermeldenswaardig vooruit. Mogelijkheden zijn er, maar die kosten geld. Zodra iets meer geld kost, vlot niets meer, anders had men een of ander van deze punten al kunnen aanpakken:
1. | Nederlands en duits krijgen prioriteit als schoolvak in een ca. 50 km brede grenszone tussen Aken en Emden. In het binnenland wordt de partnertaal fakultatief. |
2. | De komende duitse germanisten leren een tweede germaanse taal (Ndl) met de nodige konsekwenties voor meer leerstoelen nederlands. |
3. | Er komen binationale scholen in grensplaatsen, soms ook in zustersteden en garnizoensplaatsen; de grensplaatsen ‘betreuen’ elkaars scholen op taalgebied, en bieden ‘Schnellkurse’ voor leerkrachten in de partnertaal, de studie en het onderwijs ervan moet veel ‘interessanter’ gemaakt worden. |
4. | Duitse leerkrachten in Nederland/België zouden bij hun re-integratie in de BRD ook nederlands moeten kunnen geven. |
5. | De leraarsuitwisseling op grote schaal intensiveren. |
6. | In leraarsopleiding en leerboeken nederlands volwaardig opnemen. |
Er zijn beslist nog andere mogelijkheden, maar hun verwezenlijking zou ook daar een zaak voor beide partners moeten zijn. De passieve, welwillende rol van officieel toeschouwer kan, van welke kant dan ook, alleen de activiteiten van de buitenlandse nederlandist doen afsterven. De duitse nederlandist kan en mag niet ‘päpstlicher als der Papst’ zijn. Thans kunnen alleen nog kontakten op het hoogste niveau tussen de betrokken landen de oplossing brengen, anders moeten ook de buitenlandse neerlandisten, gezien hun bescheiden mogelijkheden, in de toestand berusten.
JOZEF KEMPEN