Zuid-Nederland en Noord-België één planologisch gebied
Een op elkaar afgestemd ruimtelijk ordeningsbeleid, milieubeheer inbegrepen, van België en Nederland ten aanzien van zeehavenontwikkeling moet als noodzakelijk worden beschouwd. Over vraagstukken als het Baalhoekkanaal en de verontreiniging van de Westerschelde zullen konkrete afspraken met België moeten worden gemaakt. Zuidwest-Nederland en Noordwest-België zijn gebieden die niet los van elkaar kunnen worden gezien.
Dit heeft de Kommissie voor Ruimtelijke Aspekten Zeehavenontwikkeling van de Raad van Advies voor Ruimtelijke Ordening gezegd in een advies over een rapport van de Rijksplanologische Kommissie. Het advies handelt over de ontwikkeling van Zuidwest-Nederland. Het werd uitgebracht op verzoek van de Nederlandse minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Udink.
De verhouding tot België, zegt de Kommissie, is een aspekt dat in het rapport van de Rijksplanologische Kommissie niet wordt aangeroerd. De kommissie ziet een viertal punten waaraan naar haar mening, bij nadere uitwerking van de studie in het biezonder aandacht moet worden besteed: de internationale aspekten, de bestuurlijke aspekten, de milieuproblemen en het ruimtebeslag.
Sprekend over de verhouding tussen België en Nederland wijst de kommissie erop dat rondom de Westerschelde een gebied ligt, dat wanneer men over de landsgrenzen kijkt, een ontwikkeling kan kennen die vergelijkbaar is met die van het ‘Nieuwe-Waterweggebied’, ondanks het feit dat de bereikbaarheid voor schepen met een zeer grote diepgang geringer is. Men dient zich echter te realizeren dat men in België en Nederland te maken heeft met niet geheel vergelijkbare strukturen, die bovendien aan een verschillend ruimtelijk regime zijn onderworpen. Een op elkaar afgestemde ruimtelijke ordening is een voorwaarde voor de ontwikkeling van beide landsdelen.
Ook in België zullen zich problemen voordoen van overspanning op de arbeidsmarkt, indien men voortgaat alle buitenlandse ondernemingen die zich aanmelden toe te laten.
Dit maakt, volgens de kommissie, een geharmonizeerd beleid van beide landen des te meer noodzakelijk. Als een eerste voorwaarde ziet de kommissie de totstandkoming van een geïntegreerd denkmodel voor het gehele gebied, dat begrensd wordt door Rotterdam, Zeebrugge, Oostende, Gent, Antwerpen, West-Brabant. De voorbereiding van dit denkmodel zou bij voorkeur aan een Belgisch-Nederlandse groep worden opgedragen, die onderzoeksinstituten uit beide landen kan inschakelen.