Bezweringen rond een pruttelende kookpot
‘When shall we three meet again
In thunder, lightning, or in rain?
When the hurlyburly's done,
When the battle's lost and won.
Fair is foul, and foul is fair.
Hover through the fog and filthy air’.
Het is een Shakespeariaans beeld. In de koude december- en januarinachten, een dozijn grijze staatslieden bezweringen en formules mompelend rond de pruttelende kookpot waaruit straks de Belgische soep moet gegeten worden.
We kunnen het niet verhelpen, maar wij huiveren bij het besef dat dit de ploeg is die België's toekomst in handen heeft. De koude stilte, het algemeen scepticisme en wantrouwen waarop de nieuwe regering, vooral in de Vlaamse kranten, onthaald werd wettigen het vermoeden dat de toekomst donker is en onheilspellend. Iedereen kent de problemen: het enorme tekort op de begroting met de donkere dreiging van belastingsverhoging, het spookbeeld van de stijgende werkeloosheid, de onopgeloste communautaire spookbeelden, de economische begrenzing van de Brusselse agglomeratie, spanningen in de onderwijswereld, en zoveel meer...
Maar wie kent het antwoord? De federalistische oppositiepartijen zijn als overwinnaars uit de dubbele novemberverkiezingen gekomen, hun invloed groeit, maar zij zijn op het ogenblik nog niet in staat de oplossing dichterbij te brengen. De stille dialoog tussen Waalse en Vlaamse federalisten maakt weinig of geen vorderingen en het maneuver van de intelligente Wallingantenleider Perin om in volle Kamer op een meer constructieve houding van de Volksunie beroep te doen is alleen psychologisch interessant. Een federalistisch alternatief is nog niet haalbaar en de Volksunie zoekt daarom op de eerste plaats haar posities verder uit te bouwen. Maar intussen moet het land bestuurd worden en daarom gaf een aarzelende, lusteloze CVP toch maar weer het vertrouwen aan een kabinet dat feitelijk alle richtingen uit kan. De Vlaamse pers heeft terecht gewaarschuwd voor het feit dat de verslagen Brusselse politici Simonet en Vanden Boeynants sleutelposities in handen hebben van waaruit zij ongetwijfeld zullen proberen door economische uitbreiding van de Brusselse agglomeratie hun geschonden blazoen weer op te poetsen. Maar daar staat dan weer tegenover dat de Vlaamse Van Elslande Binnenlandse Zaken kreeg. Van Elslande heeft de totaal mislukte oplossingen van de vorige regering inzake Brussel hardnekkig verdedigd. Zal hij nu bewijzen dat er toch nog Vlaamse vooruitgang kan geboekt worden met zijn ‘nieuwe bewegingsstrategie’ of moet zijn Vlaams blazoen alleen nieuwe toegevingen aanvaardbaar maken? Men kan werkelijk allerhande veronderstellingen maken, maar het lijdt geen twijfel dat de heer Eyskens een overgangsregering heeft gevormd waarin meer strekkingen en groepen een kans krijgen dan in het vorige kabinet. Dat heeft veel commentatoren ertoe gebracht te spreken van een vernieuwd unitaristisch offensief. Het zit er inderdaad allemaal in, veel meer dan tijdens de vorige legislatuur toen de decentraliserende tendens duidelijk het overwicht had, maar het is
beslist niet waar dat de regering zelf gekozen heeft voor vernieuwd unitarisme. De regering hoopt dat de strekkingen elkaar min of meer in evenwicht zullen houden en hoopt intussen op andere terreinen sukses te boeken. De woorden van premier Eyskens tot de oppositiepartijen waren niet mis te verstaan: zorg zelf voor een alternatief.
Double, double, toil and trouble,
Fire burn and cauldron bubble’
Er is natuurlijk ook nog een derde oppositiepartij, de P.V.V. En het is niet uitgesloten dat deze partij, die in het recente regeringsdebat duidelijk een eigen image miste, na haar door de heer Van Audenhove met veel ophef aangekondigde partijcongres opnieuw een rol zal willen spelen. Men weet alleen niet welke. Zal de P.V.V. resoluut de zijde van de vernieuwing en dus van de oppositie kiezen of zal zij terugkeren naar haar vroeger unitarisme en haar medewerking verlenen aan uitbreiding van het Brusselse economische gewest, daarbij de voltooiing van de grondwetsherziening in Brusselse zin mogelijk makend met een paar ministerzetels als wisselmunt. De houding van de P.V.V. zou dus de doorslag kunnen betekenen voor een of andere strekking in het zo heterogene kabinet Eyskens.
Ook de eventuele aanduiding van de jonge Wilfried Martens als nieuw C.V.P.-voorzitter zou van grote betekenis kunnen zijn. De heer Martens behoorde tien jaar geleden tot de leidende groep van de federalistisch denkende Vlaamse Volksbeweging en was daarna als C.V.P.-jongere de spil van de toenadering tussen C.V.P.- en B.S.P.-jongeren rond thema's als gemeenschapsschool en progressieve frontvorming. De waarheid verplicht ons helaas te zeggen dat de heer Martens, ofwel telkens op het verkeerde paard wedt en dan rouwmoedig zijn vergissing inziet, ofwel de volharding mist om zijn ideëen door te zetten. Vlaanderen herinnert zich levendig de aftocht van W. Martens uit de Vlaamse Volksbeweging en leest deze week met verbazing hoe de heer Martens in het licht van zijn eventueel voorzitterschap van de C.V.P. nu ook de progressieve frontvorming als een utopie afschrijft. Cynici zullen zeggen dat de heer Martens een uitstekend politicus belooft te worden. Maar het is anderzijds toch onbetwistbaar dat de eventuele aanduiding van Wilfried Martens op een relance van de federalistische en progressieve krachten in de C.V.P. zou wijzen. Het is helaas ook hier afwachten.
Tenslotte zal de toekomst van de Nederlandstalige gemeenschap in België natuurlijk ook afhangen van de beslistheid van deze gemeenschap om haar lot in eigen handen te nemen en dit betekent de nodige politieke drukking uitoefenen op de regeringspartijen. Maar in dit verband zijn onze vooruitzichten opnieuw somberder dan twee maanden geleden. De geduldige Vlaming uit Antwerpen of Hasselt lijkt de kaakslag van de novemberverkiezingen in Brussel alweer bijna vergeten. Met uitzondering van het bedreigde Brabant heerst in het Vlaamse land een opvallende lusteloosheid en apatie. De grote volksvergaderingen die het Vlaams Overlegcentrum einde januari in de provinciehoofdsteden organiseerde lokten maximaal 2.000 mensen. Moet men opnieuw tot spectaculairder maatregelen zijn toevlucht nemen?
De oude taalgrensstrijder Flor Grammens heeft er alvast niet mee gewacht. In de apartheidsgemeente Schaarbeek waar de F.D.F.-burgemeester Nols de Vlamingen verplicht zich aan één enkel loket aan te melden heeft de heer Grammens met de verfspuit gecontesteerd. Terecht! Maar het is tekenend dat wij na de euforie van de jongste jaren terug zover staan als in de jaren 1930-40. Onwil en onmacht om de bestaande taalwetten toe te passen dwingen opnieuw tot buitenparlementaire actie.
‘Whence camest thou, worthy thane?
From Scotland, great king!
Where the Norweyan banners flout the sky’
Veruit het belangrijkste feit van de maand is natuurlijk de toetreding van Groot-Brittanië, Ierland, Denemarken en Noor-