Metaalconflict in Nederland
Rond 20 februari kwam er een einde aan een conflict dat uniek was voor de sociaal-economische verhoudingen in het na-oorlogse Nederland. Al van geruime tijd vóór nieuwjaar dateerden de ernstige moeilijkheden in de metaalindustrie, gevolg van de tegenstellingen rond het afsluiten van een nieuwe collectieve arbeids-overeenkomst.
Deze tegenstellingen bestonden niet alleen tussen de ‘vaste’ partijen bij dergelijke onderhandelingen, werkgevers en werknemers, maar betroffen ook de werknemers onderling. Voor het eerst sinds 1945 immers viel het ‘arbeidersfront’ uiteen in twee blokken: enerzijds de vijf metaalarbeidersbonden van het Nederlands Katholiek Vakverbond en het Christelijk Nationaal Vakverbond, aan de andere kant de Industriebond van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen. Na moeizame besprekingen gingen de bonden van de twee confessionele vakcentrales accoord met de voorstellen van de patroons, maar de Industriebond NVV weigerde de c.a.o. te accepteren. Toen zij dreigde met stakings- en langzaamaan-acties de werkgevers onder druk te zetten, spanden deze laatsten een kortgeding aan, en de Amsterdamse rechter Stheeman verbood op een dwangsom van een miljoen gulden per dag de NVV-bond om stakingen uit te roepen.
Het was juist uit protest tegen het rechterlijk verbod dat grote stakingen uitbraken. In de metaalindustrie en op de scheepswerven van Amsterdam, Rotterdam, Schiedam, enz. legden duizenden arbeiders het werk neer. Een volle veertien dagen duurden deze stakingen, en eerst na enkele mislukte bemiddelingspogingen van ex-vakbondsfiguren (Coppes, Wijkstra en Albeda) kon mr R. Erdbrink de partijen tot elkaar brengen.
Zijn arbitrage ging overigens uit van dezelfde voorstellen die de bemiddelaars hadden gedaan. Over de details van de c.a.o. (loonverhogingspercentages, pensioenpremies, e.d.) zullen we hier niet uitweiden. Feit is dat tenslotte een compromis werd bereikt, waarbij de aanvankelijk weigerende NW-bond niet voor 100% zijn zin kreeg, maar waarbij toch gunstiger voorwaarden door de arbeiders werden ‘veroverd’ dan waarmee de confessionele onderhandelaars in de voorgaande weken accoord waren gegaan.
Het is overigens voor iedereen duidelijk dat de problemen niet zijn opgelost met de afsluiting van een nieuw metaal-c.a.o. Met name geldt dit voor de verhouding tussen de vakbonden, die door de hele affaire toch wel ernstig werd verstoord. Tegelijk rijst de vraag of er in de verhouding tussen werkgevers en werknemers, zoals die sinds de tweede wereldoorlog in Nederland is gegroeid, niet iets zal gaan veranderen. De periode van noodzakelijke nauwe samenwerking in het belang van de wederopbouw van het land is verstreken. Populair gezegd: ieder wil weer voor zijn eigen belang opkomen. Het is vooral de NVV-bond onder leiding van de strijdbare Arie Groenevelt die het harmonie-model in de Nederlandse sociaal-economische verhoudingen liever vervangen ziet door het conflictmodel. Binnen de confessionele bonden is men echter in het algemeen niet geneigd zich scherper op te stellen.
Niet vergeten mag worden dat het in de arbeidsverhoudingen al lang niet meer alleen om goede lonen, vakantiegeld, enz. gaat, maar dat de arbeiders ook veel meer betrokken wensen te worden bij het beleid in de ondernemingen. Over deze materie heerst binnen de gezamenlijke Nederlandse vakbeweging nog geen eenheid van opvatting. De Volkskrant schreef maandag 21 februari: ‘Het bestaande denken daarover en over andere dieper liggende factoren in het metaalconflict, zal binnen de vakbeweging een extra stimulans hebben gekregen. De toegenomen discussie over de toekomstige beleidslijn van de vakbeweging, over de onderlinge samenwerking en over de arbeidsverhoudingen in Nederland in de komende jaren, maakt duidelijk dat het einde van het conflict allerminst betekent dat voor de vakbeweging de zaak nu rond is.’
Gezien de vele publicaties en gesprekken van de laatste tijd over de macht in het bedrijfsleven - gesprekken waaraan ook de vakbeweging druk deelnam - is te verwachten dat in de sociaal-economische sector nog veel over deze zaken gedebatteerd zal worden. De recente staking die in wezen eveneens méér was dan het naar buiten komen van een loonconflict, zal in die debatten ongetwijfeld een element vormen waar men niet langs heen kan.
JAN VERDONCK