Bij de dood van Godfried Bomans
Als geen ander wist Godfried Bomans als ‘Hollander’ de brug te slaan met Zuid-Nederland. Niet alleen omdat hij als schrijver en causeur door Nederlanders aan weerszijden van de Moerdijk evenzeer werd gewaardeerd. Maar niet in het minst ook door de positieve en onbevangen manier waarop hij in ‘Een Hollander ontdekt Vlaanderen’ - en wat daar direkt aan vooraf is gegaan - de Vlamingen heeft benaderd. Het eerlijke aftasten door Bomans van mensen die de Noord-Zuid verhouding mee bepalen heeft duidelijk enige begripsverruiming teweeggebracht ten aanzien van de termen ‘Vlamingen’ en ‘Hollanders’.
Het is woensdag 22 december 1971. De avondbladen melden de dood van Godfried Jan Arnold Bomans. In de afgelopen nacht is hij in zijn huis in Bloemendaal, 58 jaar oud, aan een hartinfarct overleden. Hij was oververmoeid en kort voor zijn overlijden werd hij geveld door de griep. Vanavond zou hij in Den Haag, op een bijeenkomst van het Algemeen Nederlands Verbond en de Belgische Vriendenkring, georganiseerd door de laatstgenoemde vereniging, een inleiding houden. De NCRV-televisie herdenkt hem. In de huiskamers is het rond kwart over acht even stil. Want de televisie heeft hem dichter bij het grote publiek gebracht in de laatste jaren, dan zijn boeken en talloze lezingen ooit hadden kunnen bereiken. En toch heeft Godfried, vanaf zijn eerste werk in 1937 ‘Mémoires of gedenkschriften van mr. Pieter Bas’ - het was in zijn studententijd - tot zijn laatste boek ‘Een Hollander ontdekt Vlaanderen’ een groot aantal lezers aan zich verplicht. Zowel in Nederland als onder onze Nederlandssprekende Zuiderburen en vrienden. Die lezers waren zowel in de kinderkamers als de studeervertrekken, zowel aan de leestafels in de restaurants als in de eenzaamheid van de kloostercellen te vinden.
Zijn boeken kwamen regelmatig van de pers. ‘Erik, of het kleine insectenboek’ was ook voor de ouderen een verademing om de angsten van de eerste jaren van de oorlog en de bezetting voor een poosje te vergeten. Iedereen kende na de bevrijding ‘Kopstukken’. De avonturen van Pa Pinkelman in de ‘Volkskrant’ werden door duizenden op de voet gevolgd. Het was de dagelijkse ochtendliteratuur van havenarbeiders en professoren, van winkeliers en studenten, van politici en bisschoppen. Zijn sprookjesboek, dat eveneens na de oorlog verscheen, getuigde van zijn speelse en spitse geest, gepaard met een enorme fantasie en een ondergrond van wijsheid. Godfried Bomans was dan ook een sprookjesverteller bij de gratie, misschien omdat hij iets kinderlijks over zich had maar dan allerminst in de zin van naief.
Bomans was begaafd, bijzonder gecompliceerd; een man vol verrassingen. Een dromer, maar ook een realist. Een romanticus met een mystieke inslag en een filosofische aanleg. Maar daarentegen niet minder was hij een geestig feestredenaar. Hij was niet gemakkelijk voor zichzelf en daardoor ook niet voor anderen. Vreemden kwam hij steeds aarzelend tegemoet. Hij tastte iemand af. Viel je niet bij hem in de smaak dan was elk contact niet meer dan wat van de wellevendheid wordt geeist. Bleek er een aansluiting te bestaan, dan vergat hij in een gesprek uur en dag. Hij kon luisteren, zich in de gedachten van een ander verplaatsen en wist te relativeren. Aan bombast en dikdoenerij had hij een afschuwelijke hekel. Het deed hem verdriet wanneer hij daarop stuitte. Zijn critiek was dan niet mals, maar nimmer kwetsend. Zijn ware gevoelens gaf hij in de omgang niet direct bloot, wel achter de schrijftafel.
Velen in Nederland en Vlaanderen zullen zich hem als spreker herinneren, geestig en gevat met een onderstroom van bewogenheid en ernst. Bomans boeide met een geheel eigen welsprekendheid. De kracht daarvan school niet in een vloedgolf van prachtige volzinnen als van een Anton van Duinkerken, waarvoor hij een diepe bewondering koesterde, maar veeleer in zijn aarzelende voordracht, zoekend naar de juiste woorden. Een woord kreeg dan een bepaalde nadruk, of aan een zin werd een speciale wending gegeven waardoor de humor en de spitsvondigheid aan zijn betoog ontsprongen. Hij deed denken aan Chesterton, wat ook te begrijpen is. Want hij was een groot kenner van de Engelse literatuur, in het bijzonder van de werken en van de persoon van Charles Dickens. Zijn trots was het bezit van de wandelstok van Dickens, die hem door het Engelse Dickensgenootschap ten geschenke was gegeven. Van hetzelfde genootschap was hij ere-lid en voorzitter van de Nederlandse Dickens-Fellowship. Voor zijn vele verdiensten werd hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau.
Als telg uit een traditioneel rooms-katholiek gezin,- zijn vader mr. Bomans was een vooraanstaande figuur in de Rooms Katholieke Staatspartij - heeft hij altijd een hang naar dat verleden getoond. Maar dan met een scherpe critische inslag. Wat voor menigeen in het godsdienstig en kerkelijk leven van vóór 1940 als onaantastbare zekerheden golden, riep bij de jonge Godfried vaak twijfels op. Hij getuigde daarvan onlangs in een vraaggesprek met pater Jan van Kilsdonk.
Hij voelde bijzonder goed de teleurstellingen van een oudere generatie aan, die moeilijk de evolutie in het godsdienstig denken hedentendage kan volgen. Een beeldenstormer is Godfried Bomans nimmer geweest. Hij woog de dingen en de zaken in het leven en kon met hartstocht het goede uit het verleden verdedigen. Het wezen van de mens en de vraag naar de zin van het leven hielden hem reeds vroeg bezig. Daarmee werd zijn schrijverschap geboren en keerde hij zijn juridische en psychologische studies de rug toe.
Nu hij is gestorven herinneren wij ons een nachtelijk gesprek in het oude Larense ‘Hamdorff’. Juist dàt gesprek is ons bijgebleven. Hij leed onder de critiek die zo hier en daar op hem werd uitgeoefend, voortspruitende uit een tikkeltje naijver. ‘Och, het doet soms pijn. Maar anderzijds vind ik het van weinig belang hoe men over mijn persoon en werk denkt. Ik vraag mij af met meer pijn en worsteling met mezelf, of ik voldoende aan anderen schenk; bij het ouder worden komt men steeds meer tot de ontdekking, hoe betrekkelijk alles is. Van belang is slechts wat je voor een ander kunt doen’.
In de televisie-uitzending, waarin hij gesprekken voert met zijn broer Arnold, de monnik, spreken zij over het leven en de dood. Wandelend over de paden van het kloosterkerkhof wijst zijn broer hem op een grafsteen waarop staat gebeiteld: ‘Het is volbracht’. Zijn broer zegt dan ‘dat vind ik een mooie tekst.’
Voor Godfried Bomans is het thans ook volbracht. Na een leven waarin hij alles betekende voor zijn vrouw en dochter, voor zijn vele vrienden bij de redactie van ‘De Volkskrant’, ‘Elsevier’, de omroep en het Nederlandse en Vlaamse schrijversgilde en ook voor de ontelbare anderen, die hij nimmer bij naam heeft gekend. Vooral de laatsten heeft hij met zijn schrijven vaak opgebeurd, doen schateren van het lachen, of tot nadenken gebracht.
Een ontelbare schare volgde hem op vrijdag 24 december op zijn laatste gang naar het Sint Adelbertkerkhof in Bloemendaal.
GEERT GROOTHOFF