zij er zich in verslikken. Toch zal liever vroeg dan laat in deze richting de oplossing gezocht moeten worden.
Mag ik het met één (maar er zijn er duizenden) voorbeeld toelichten.
Is het niet te dwaas om los te lopen dat de staat der Nederlanden voor vele miljoenen de aanzet tot een universiteit in Maastricht geeft en dat de souvereine Belgische staat ditzelfde doet in Hasselt, op een steenworp van ± 25 km van Maastricht gelegen? Had men het vroeger in Limburg geregeld over ‘Land zonder grenzen’, nu schrijft de regionale pers over ‘land zonder verstand’. Daar komt dan nog bij, dat die universiteit van Maastricht precies in de neerslag van een Belgische petro-chemische industrie komt te liggen en om het onverstand kompleet te maken claimen beide ‘partners’ dan ook nog een eigen vliegveld, zodat samen met het Luikse en Akense gebied 5 vliegvelden op het programma staan in een gebied met een straal van 50 km!
Met name op het gebied van Hoger Onderwijs had reeds lang een eigen orgaan met een duidelijk omschreven taak voor de Benelux-staten moeten bestaan, hetzelfde geldt voor vele andere gebieden, zoals bv. spreiding van orkesten, toneel enz., bepaalde subsidie-regelingen enz.
Natuurlijk brengt dit een vracht aan staatkundige problematiek mee, maar dat is niet het ergste. Erg is, dat degenen die het waar moeten maken zelf betrokken zijn, en niemand zaagt graag de poten onder zijn eigen stoel uit.
Toch is het eigenlijk al over twaalven, wat nu gebeurt op velerlei gebied is een aanfluiting voor een redelijk bestuur.
Reeds in 1939 schreef dr. Ch. Theurissen van Maastricht in zijn promotiestellingen: ‘Het aanwijzen van de Maas als staatsgrens is in strijd met de aardrijkskundige, historische, volkenkundige en ekonomische situatie van het Limburgse Maasgebied’. Er zijn sindsdien zoveel woorden of zoveel kongressen aan de integratie besteed, dat je welhaast een onbeperkt geloof moet hebben wil je er nog in blijven geloven. Ik heb dat geloof verloren en zie alleen nog kans in politieke druk van onderop met name vanuit de grensgebieden en vanuit een slagvaardig instituut naar de politieke partijen, die in deze duidelijke standpunten zullen moeten innemen.
In de nota wordt gepleit voor de oprichting van een gemeenschappelijk Belgisch-Nederlands orgaan - een Hoge Raad - voor de behartiging van de culturele integratie van het Nederlands taalgebied en de uitstraling van de Nederlandse cultuur in het buitenland. Hiervan is niets terechtgekomen.
- | Waarom niet? |
- | Hoe staat u nu tegenover dit denkbeeld? |
- | Advieslichaam en/of instituut (raad of apparaat) |
Waarom de Hoge Raad er niet kwam? Dat zal wel met het voorafgaande samenhangen. Persoonlijk ben ik er niet zo rouwig om, over het algemeen heb ik al iets tegen bepaalde Raden met te veel invloed, hoeveel te meer reden om sceptisch te staan tegenover een ‘Hoge’ Raad.
Ik zie meer in een slagvaardig instituut; ik hoop dat dit groeit uit de Stichting voor Culturele Integratie van Noord en Zuid, waarin heel wat kulturele organisaties van Noord en Zuid elkaar gevonden hebben. Zowel deze Stichting als de gemengde commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgisch kultureel verdrag zouden vooral zo moeten werken, dat zij zichzelf overbodig maken. Kulturele eenheid kan alleen groeien wanneer de staten waaruit de scheiding is voortgekomen weer komen tot bepaalde vormen van eenheid en dit is meer dan een incidentele harmonisatie van een detail. Er zou een ministerieel orgaan moeten komen voor de hele Benelux (onder kontrole van een uitgebreide parlementaire commissie) die op bepaalde welomschreven gebieden zelfstandig en dus los van de afzonderlijke regeringen zou kunnen opereren.
Daarnaast zou er een meer gedecentraliseerde kultuurpolitiek met grotere autonomie op bepaalde gebieden, met name voor de grensgewesten bevorderd moeten worden.
Dit staat niet in tegenstelling tot de eerste suggestie, integendeel, het is er een noodzakelijk complement van. Eenheid in verscheidenheid en dus meer ‘organische’ dan organisatorische eenheid wordt alleen zo verkregen. Deze decentralisatie zou niet per huidige provincie moeten plaats vinden, maar naar de natuurlijke landstreken, t.w. Noord- en Oost-Nederland, West-Nederland (Holland), Zuid-Nederland (Brabant en Limburg), Vlaanderen.
Zuid-Nederland en Vlaanderen zouden dan op bepaalde gebieden samengaan en zo zou één levend Nederlands geheel ontstaan uit natuurlijke gewesten, terwijl het Waalse bestuur zijn eigenheid zou behouden en een volledig evenwaardige partner zou zijn!
Mijn konklusie is: de diepere oorzaken van het falen zijn nog steeds niet opengelegd, laat staan dat er aan gewerkt is. De staatssouvereiniteit of beter gezegd de angst voor aantasting hiervan is die diepere oorzaak en daarom moet primair in die richting een oplossing gezocht worden. Tenminste... als we werkelijk integratie willen. En zo blijft de vraag brandend: wat willen we eigenlijk?
(Ronald Spoor)