historisch zo, dat de twee Limburgen gemakkelijker met elkaar samenleven dan welke twee grensprovincies ook. Dat het daar tot integratie kwam, is dus slechts logisch en toe te juichen. Maar moet daarom tot integratie op andere vlakken worden overgegaan? Als men kan aantonen dat er b.v. voor het hele Nederlandse taalgebied maar één Universitaire Faculteit voor Toneel nodig is, dan is er geen reden om er meer te maken. Maar als er meer nodig zijn, waarom zou men dan tot integratie overgaan?
- Volksontwikkelingswerk: in dit verband moet verwezen worden naar het ‘gemeenschappelijke’ KB, dat in Nederland en België werd uitgevaardigd, en dat vrijwel dezelfde voorwaarden en bedragen voor subsidiëring vastlegde. Die maatregel heeft de samenwerking, o.m. onder de vorm van studiedagen aanzienlijk geactiveerd.
Op privévlak moet vooral aandacht geschonken aan de inspanningen om in Vlaanderen tot een overkoepelend orgaan van de werken voor volksopleiding te komen, dat met succes zou kunnen samenwerken met de bestaande Nederlandse tegenhanger, het Nederlands Cultureel Contact. Ook al is dit orgaan nog niet tot stand gebracht, toch kwam het onder impuls van sommigen tot een veel betere samenwerking met Nederland.
Er zijn dus nog wel tal van gebieden, waar de doelstellingen van 1962 niet gerealiseerd werden. Wat zijn daarvan volgens U de oorzaken?
Er bestaat voor dit domein weinig publieke belangstelling, zowel in Vlaanderen als in Nederland - en hetzelfde verschijnsel doet zich voor inzake de Europese problematiek. Maar geringe belangstelling is geen verontschuldiging voor de politici, die tenslotte tot taak hebben de toekomststructuren uit te bouwen, gemeten naar de behoeften van de toekomst.
Een tweede oorzaak is de traditionele staatsaarzeling, die telkens opnieuw optreedt als het om Belgisch-Nederlandse verhoudingen gaat: de één denkt zonder het te weten aan 1815, de ander even onbewust aan 1830 en die historische kloven blijven de mensen van vandaag nog altijd scheiden.
Tenslotte is er de eigenaardige tegenstelling tussen Nederlanders en Vlamingen: de eersten kijken met superioriteitsgevoelens neer op de folkloristische Vlamingen, die uiteraard reageren.
In waarheid moeten wij erkennen, dat ons cultuur-patroon niet meer hetzelfde is, althans in de sociologische betekenis van het woord. De verschillen zijn treffend b.v. op rechtsgebied, waar wij ons beroepen op de Code Napoléon en de Nederlanders op het Oud-Hollands recht. Onze instellingen zijn uit elkaar gegroeid. En ook het gedragspatroon op velerlei gebied. Noch de vroegere victoriaanse preutsheid noch de huidige sex-revolutie in Nederland kunnen het in Vlaanderen doen. Kortom wij hebben te maken met een historisch gegroeide situatie, waarin veel verschillende dingen vlees en bloed zijn geworden, zonder dat men zich daarvan bewust is.
Ik merk dat telkens opnieuw, b.v. ter gelegenheid van de jumelage-actie van de gemeente Lot met de Luxemburgse gemeente Wormeldange en de Nederlandse gemeente Blokker. Ik heb telkens kunnen vaststellen dat de Vlamingen zich, ondanks het verschil van taal, gemakkelijker thuisvoelden bij de Luxemburgers - die natuurlijk het voordeel hebben van de Moezelwijn - dan bij de Nederlanders. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor op ons Benelux-jeugdfeest, dat op iedere vierde zondag van augustus wordt gehouden. Slechts dit jaar, bij de vierde uitgave, is het klimaat tussen Vlamingen en Nederlanders ontdooid. Ons cultuurpatroon is hetzelfde als dat van Luxemburg en dat verklaart de gemakkelijkheid waarmee banden tussen inwoners van beide landen tot stand komen. Het verschillend cultuurpatroon verklaart de terughoudendheid die de betrekkingen tussen Nederlanders en Belgen kenmerkt.
In het rose boekje wordt een gemeenschappelijk cultuurbeleid bepleit naar buiten, o.a. door bevordering van onderwijs in het Nederlands aan buitenlandse universiteiten en de oprichting van gemeenschappelijke Nederlandse instituten in het buitenland. Wat werd daarvan gerealiseerd?
Vrijwel niets. Er zijn geen regeringsinitiatieven genomen en er bestaan enkel afspraken gemaakt voor de benoeming van lectoren neerlandistiek.
Waarom? Omdat die opdrachten specifiek behoren tot de bevoegdheden, waarover de Hoge Raad zou moeten beschikken.
Het is wel gewenst, meen ik, dat in iedere Belgische ambassade culturele attaché's een plaats krijgen. Maar daarentegen geloof ik niet in de doelmatigheid van de formule van gemengde culturele attaché's, want die veronderstelt vooreerst toch een gemeenschappelijke superstructuur. Het diplomatiek statuut ligt in de twee landen echter toch wel verschillend. Ik zou al tevreden zijn als er culturele attaché's zouden voorzien worden. Tot nu toe moeten wij ons in België meestal tevreden stellen met landbouw- en militaire attaché's.
Wat de samenwerking van Nederlandse en Belgische instituten in het buitenland betreft, is de moeilijkheid, dat de Belgische instituten uiteraard niet alleen Vlaan-