Het vijfentwintigjarig bestaan van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord is vorig jaar uitvoerig herdacht.
De indrukwekkende reeks manifestaties waarmee dit gepaard ging bracht het bewijs van de grote mogelijkheden die in het accoord vervat liggen, maar stelde tevens de beperkingen van dit instrument duidelijk in het licht.
Zelfs het hoogtepunt van de manifestaties, de postume uitreiking van de prijs der Nederlandse Letteren door Koning Boudewijn aan de weduwe van Simon Vestdijk gaf aanleiding tot een onverwacht misverstand: met een gedeeltelijk Franse toespraak ontketende minister-president De Jong een storende polemiek.
De weg naar de integratie is nog lang..
3. | Voorzover de doelstellingen op de onder 2 genoemde terreinen niet gerealiseerd zijn, wat zijn daarvan de oorzaken?
- | Weinig belangstelling bij de bevolking in Noord en Zuid? |
- | Politieke oorzaken? |
|
4. | De nota bepleit een intensief gemeenschappelijk cultuurbeleid naar buiten, o.a. door bevordering van onderwijs in het Nederlands aan buitenlandse universiteiten en de oprichting van gemeenschappelijke Nederlandse instituten in het buitenland. Wat is hiervan gerealiseerd? (Zie ook vraag 3) |
5. | In de nota wordt gepleit voor de oprichting van een gemeenschappelijk Belgisch-Nederlands orgaan - een Hoge Raad - voor de behartiging van de culturele integratie van het Nederlands taalgebied en de uitstraling van de Nederlandse cultuur in het buitenland.
Hiervan is niets terechtgekomen.
- | Waarom niet? |
- | Hoe staat u nu tegenover dit denkbeeld? |
- | Advieslichaam en/of instituut (raad of apparaat) |
|
Deze vragen zijn voorgelegd aan drie Nederlanders en drie Vlamingen, die uit hoofde van hun functie of hun activiteiten een grote belangstelling voor en kennis van de culturele integratie van Noord en Zuid hebben.
Interviews werden gehouden met de voorzitter van de Nederlandse delegatie in de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord, drs. L.J.M. van de Laar, met diens Belgische collega tot voor kort, de huidige minister R. van Elslande, met prof. A. Verhulst en drs. H.J. Brinkman, die beiden al sedert hun studententijd de Noord-Zuidverbinding intensief bereisd hebben, en met twee vertegenwoordigers van het volksontwikkelingswerk, L. Magits en F. Erens, beiden ook reeds lang en intensief betrokken bij de samenwerking tussen Noord en Zuid.
De vraaggesprekken met de Vlamingen zijn gehouden door Lode Hancké, die met de Nederlanders door Ronald Spoor. Ze zijn na de tekst van de nota uit 1962 alfabetisch op naam van de geïnterviewde afgedrukt.
A.W. WILLEMSEN