Een Nederlander te Brussel
Iemand die blind geboren wordt is te beklagen maar iemand die op zijn dertigste levensjaar plotseling blind wordt, mist meer dan de blindgeborenen.
Deze vaststelling past ook op de taaltoestanden hier in België die veel scherper worden aangevoeld door iemand die er op rijpere leeftijd mee wordt overrompeld, doordat
Ook Pieter Breughel woonde te Brussel, en zag er hoe blinden door blinden worden geleid...
hij pas dan hier is komen wonen; het toppunt van taalherrie is voor zo iemand bereikt als hij in Brussel of daar tegenaan komt wonen.
Zo verging het mij tenminste toen ik acht jaar geleden een rustig nederlandstalig plekje dicht bij Brussel gevonden dacht te hebben om me zonder al te veel strubbelingen, vooral voor echtgenote en kinderen, in het Belgische levenspatroon te integreren.
Al gauw werden mijn wensdromen verscheurd door de harde werkelijkheid van de brutale F.D.F.-pamfletten die me ongevraagd werden opgedrongen en die me duidelijk maakten dat het helemaal nog niet zo zeker was dat Dilbeek Vlaams was of het zou blijven.
Die arme franstaligen die er ingetippeld waren en zich nu op vijandelijk grondgebied bevonden met hun mooie villaatje (dat ze juist dààr bouwden omdat de grond er goedkoper was!) moesten zo nodig van faciliteiten worden voorzien en dat betekende dan dat wij maar moesten zorgen Frans te leren want het was niet mogelijk dat die zielepoten, zelfs na generaties verblijf tussen nederlandstaligen, kans zagen zich het ‘patois des indigènes’ eigen te maken.
Wat doe je dan als gast in een vreemd land hé? Je leert braaf wat Frans of je frist je schoolkennis wat op; je zoekt in de ‘betere’ kringen wat aansluiting met franstaligen; je wordt hartelijk ontvangen in de franstalige sektie van de parochie, je krijgt er zelfs baantjes; je kinderen kennen genoeg Nederlands, dus die kunnen beter naar een franstalige school gaan, dan leren ze er vanzelf hun tweede taal (de directeur ervan zegt dat die taalverklaring maar een slag in de lucht is; wij vreemdelingen kunnen doen wat we willen op dat gebied!).
Nadat we met de Vlaamse buren wat ruzie hadden, richtten we ons verder uitsluitend tot de franstalige buren en binnen een paar jaar worden we door hen volledig geaccepteerd en voelen we ons happy!
Zo verging het al veel Nederlanders die in of bij Brussel kwamen wonen.
Mijn karakterafwijking, die erin bestaat dat ik gemakkelijk dwars tegen de stroom inga, was er echter de schuld van dat ik nog steeds niet bij de franstalige happy few ben ingeburgerd, erger nog ik ga door voor extremist die de mensen aan de deur afschrikt met een plaatje: ‘Welkom, hier spreekt men Nederlands’, die van een leurder niets koopt als hij zijn waren in de taal van Marianne komt aanprijzen, die de stukken van zelfs semi-overheidsinstellingen als daar zijn de telefoon, water, elektriciteitsdiensten en dergelijke, rustig terugstuurt naar afzender als ze in het Frans gesteld zijn, die z'n kinderen naar Vlaamse scholen stuurt en géén ruzie maakt met z'n Vlaamse buren.
Natuurlijk was het niet alleen mijn moeilijk karakter, het was ook de verbazing over, en later de ergernis met Vlamingen en Walen, maar vooral Brusselaars (vergeeft u mij die driedeling die in feite niet bestaat, want Brusselaars zijn ofwel getemde leeuwen of op hol geslagen haantjes, maar daarover later!) die me ertoe bracht me niet te laten verfransen, maar actief tegen die stroming in te gaan roeien.
Een bijkomende duw kreeg mijn groeiende ‘Vlaamse refleks’ toen ik merkte dat ik als ambtenaar bij een internationale dienst, waar officieel vier gelijkwaardige werktalen bestaan, me toch meer en meer moest gaan uitdrukken in één bepaalde werktaal, die ons met fluwelen handschoen werd opgedrongen als omgangstaal, zelfs aan ambtenaren zoals ik die die taal niet als een der verplichte twee talen hadden gekozen bij hun indiensttreding.
Wat ergerde bij de Vlamingen was hun goedgelovigheid (stemmen op lieden die hen na de verkiezingen verkopen), onverschilligheid (pint en koers veel belangrijker dan de taalgrens), verdeeldheid (Vlaamse initiatieven worden volledig gekraakt als ze niet door het eigen clubje worden uitge-