Hoge bezoekers kritisch gevolgd
Bezoeken van staatshoofden aan andere landen mogen in deze tijd schijnen te gaan behoren tot een verouderende en overbodige traditie, en prins Bernhard zei nog onlangs dat het weinig interessante bezigheden waren, toch is het opmerkelijk dat twee zulke bezoeken in de periode tussen half augustus en half oktober grote aandacht kregen van het Nederlandse volk. Voor een belangrijk deel overigens zeer kritische aandacht, wat dan toch weer aantoont dat het niet ging om visites die door de massa als een feestelijk gebeuren werden ervaren. In het ene geval ging het om het langdurige staatsbezoek van koningin Juliana en prins Bernhard aan Indonesië, de tweede keer betrof het de komst van keizer Hirohito naar Nederland. Het is opvallend hoe deze twee gebeurtenissen sterke emoties lossloegen en feitelijk dagenlang het andere nieuws - zelfs de indiening van een onthutsende rijksbegroting voor 1972 - in sterke mate overheersten. Het bezoek van het koninklijk paar aan de voormalige kolonie in Zuidoost-Azië gold enigszins als een wedergebaar voor de reis die de Indonesische president Soeharto een jaar geleden naar Nederland maakte, een toen trouwens óók erg omstreden zaak. Men had toen niet alleen te maken met acties van de Zuid-Molukkers in Nederland die nog altijd (en tevergeefs) een soort autonomie binnen het Indonesische staatsverband nastreven, maar ook met verzet van Nederlanders tegen wat door menigeen als een militaire dictatuur in Indonesië wordt beschouwd. Er viel bij een harde actie van een groep Zuidmolukkers zelfs een dode (een politieagent in Den Haag) en Soeharto kon tenslotte zijn bezoek slechts brengen nadat het land vanwege de veiligheidsmaatregelen eerder op bezet gebied leek.
Feitelijk speelden rond het koninklijk bezoek aan Indonesië in augustus dezelfde kwesties een rol bij de protesten die links en rechts in Nederland en in een deel van de pers vielen te beluisteren. Zo werd aandrang uitgeoefend op minister Schmelzer van Buitenlandse Zaken die het koninklijk paar naar Djakarta vergezelde, om tijdens het staatsbezoek de zaak van de Zuid-molukkers te bepleiten. Men hoopte daarnaast vooral dat Schmelzer de kwestie van de politieke gevangenen in Indonesië ter sprake zou brengen. Dit laatste is ook wel gebeurd, maar vlak vóór de bezoekers uit Nederland arriveerden was een niet onaanzienlijk deel van die gevangenen reeds op vrije voeten gesteld. Door dit Indonesische ‘gebaar’ (hoewel ook thans nog 37.000 Indonesiërs om politieke redenen gevangen worden gehouden) raakte in de protestacties de zaak van de politieke gevangenen enigszins op de achtergrond. Bij de tegenstanders van het bezoek bleven de bezwaren tegen het Indonesische bewind evenwel levensgroot bestaan. Deze tegenstanders wezen ook op de bittere armoede die in grote delen van Indonesië heerst alsmede op het feit dat het koninklijk bezoek aan de gewone man totaal voorbij ging, zodat van het werkelijke ‘nader tot elkaar brengen’ van het Indonesische en het Nederlandse volk geen sprake was.
Betwijfeld wordt ook nà het staatsbezoek of er in Indonesië wel iets ten goede verandert als gevolg van de koninklijke reis. In het spoor van de hoge gasten zal straks nog wel een Nederlandse handelsmissie naar Soeharto's land afreizen, maar de baten die dit bezoek wellicht gaat opleveren, zullen vermoedelijk de arme Indonesiërs niet ten goede komen.
En dan waren er de bezwaren tegen de vele miljoenen guldens die de Nederlandse Omroep-Stichting (NOS) spendeerde aan de berichtgeving over en de reportages van de koninklijke reis. De NOS had inderdaad de verslaggeving van het bezoek der koningin groots opgezet - onder meer door enige tientallen medewerkers uit te zenden en gebruik te maken van de Indonesische communicatie-satelliet -, maar het blijft de vraag of de belangstelling in het ‘moederland’ de hoge kosten van de radio- en televisie-operatie wettigde. Al met al was er zeker geen sprake van dat de verre
H.M. de Koningin bezocht, in het kader van het staatsiebezoek aan Indonesië, in Jogjakarta het cultureel centrum van de Karta Pustakastichting. Dit instituut, waaraan een leeszaal en uitleenbibliotheek zijn verbonden, bevordert de culturele samenwerking tussen Nederland en Indonesië.
Het Algemeen Nederlands Verbond onderhoudt met de Karta Pustakastichting bijzondere banden in de vorm van de toezending van Nederlandse boeken.
reis van het koninklijk paar de Nederlanders tot enthousiasme bracht. En de bewering dat een nieuw hoofdstuk werd geopend in de eeuwenoude geschiedenis van de twee landen, lijkt eerder te behoren tot het soort hoogdravende uitspraken die bij zulke gelegenheden van de kant van de overheid worden gedaan. Wel toonde koningin Juliana zich bij haar terugkeer in Nederland uitermate voldaan over de tocht.
Het bezoek van keizer Hirohito aan Nederland, in oktober, vond onder een nog somberder gesternte plaats. Vele tienduizenden Nederlanders herinneren zich nog maar al te zeer de Japanse gevangenkampen van tijdens de tweede wereldoorlog. Wat zich daar afspeelde werd door de Japanse soldaten en kampbewaarders gemotiveerd als te gebeuren ‘in de naam des keizers’. Daartoe behoorden ook afschuwelijke martelingen die voor tal van Nederlanders de dood tot gevolg hadden. Het is te begrijpen dat velen van degenen die kampleven, ernstige ontbering en folteringen aan den lijve meemaakten, grote bezwaren hadden tegen het bezoek van de keizer. Een van hun woordvoerders was de bekende kleinkunstenaar Wim Kan, eens zélf slachtoffer van de Japanners. Hij richtte onder meer een open brief aan premier Biesheuvel, overigens op een moment dat het keizerlijk bezoek reeds geheel geregeld was. De afspraken omtrent het ‘niet-officiële’ bezoek van Hirohito waren trouwens reeds onder het bewind van de vorige regering (De Jong) gemaakt.
In elk geval werd nooit tevoren een buitenlandse hoge gast zo onvriendelijk door het Nederlandse publiek bejegend als de Japanse keizer. Op alle plaatsen die hij bezocht, speelden zich protestdemonstraties af en in Den Haag werd zelfs een steen geworpen naar de auto waarin de keizer door de stad reed. Ook werd het reeds oude debat heropend over de vraag of Hirohito als oorlogsmisdadiger beschouwd moet worden. Tot een ontkennend antwoord kwam o.m. prof. Röling uit Groningen die destijds deel uitmaakte van het tribunaal te Tokio ter berechting van de Japanse oorlogsleiders. Van degenen die nog wel wilden accepteren dat de keizer niet een oorlogsmisdadiger was in de zin van de rechtspraak te Tokio, waren de meesten toch van mening dat het niet tactisch was geweest het bezoek aan Nederland te arrangeren. Vooral de visite die het keizerlijk paar aan de koningin op het paleis te Soestdijk bracht, stuitte velen tegen de borst.