Frans-Vlaanderen en de Nederlanden in economisch perspectief
Eens strekten de Nederlanden zich uit van de Dollart tot aan de Zomme. Echter, als gevolg van zowel politieke als godsdienstige en militaire invloeden is in de loop der voorbije eeuwen deze eenheid sterk verbroken. Vandaag de dag hebben we dan ook te maken met de werkelijkheid dat de Nederlanden zich uitstrekken over het grondgebied van een drietal West-europese staten.
Mijn uitgangspunt nemend in deze werkelijkheid wil ik wijzen op een zeer opmerkelijk aspect van de huidige ontwikkeling zoals die zich in het westen van ons werelddeel bezig is te voltrekken om dat dan te gaan toespitsen op het politiek verbroken geheel der Nederlanden.
We leven in een West-Europa dat bezig is heen te groeien naar een grotere eenheid. Dit is de vaststelling van een historisch feit, waarbij de vraag of men deze ontwikkeling toejuicht dan wel afkeurt niet in het geding is. Een tweede vaststelling is dat deze groeiende eenheid niet in de allereerste plaats het politieke vlak raakt, maar het economische. De pogingen om op politiek gebied tot meer eenheid te komen hebben schipbreuk geleden. Gelukkig hebben de verantwoordelijken in Europa zich daardoor niet al te zeer laten ontmoedigen en is men verder gaan werken aan de realisatie van een eenheid op economisch terrein. Het is zeer zeker niet van een leien dakje gegaan, maar toch mag gezegd worden dat een zekere vorm van economische eenheid van een aantal Westeuropese landen steeds vastere vormen is gaan aannemen.
Nu is naar mijn mening één van de opmerkelijkste gebeurtenissen van onze tijd, dat dwars door deze Europese economische eenwording heen steeds duidelijker zichtbaar beginnen te worden de contouren van een andere economische eenheid en wel die, die het gehele gebied der Nederlanden omspant.
Vanaf oude tijden zijn de Nederlanden een eenheid geweest ook al vertoonde die opvallend veel gelijkenis met los zand. Het valt te verstaan dat er binnen de grenzen van de huidige deelgebieden der Nederlanden mensen wonen die deze eenheid graag hersteld zouden zien. Ik ben echter van mening dat dit streven gespeend is van elke zin voor werkelijkheid. Duidelijk wil ik hier stellen dat wij ons niet wensen over te geven aan dromen van politiek annexionisme. Hoe men immers de zaak ook keert of wendt, de realiteit is dat de staatsgrenzen er nu eenmaal liggen en dat men die dient te eerbiedigen. Het zou trouwens nog te bezien staan of de inwoners van alle delen der Nederlanden, stel het geval dat ze de kans kregen zich hierover uit te spreken b.v. door middel van een volksraadpleging, ervoor zouden voelen op het politieke vlak tot een nieuwe eenheid te komen. Hoe moeilijk dit soort dingen ligt, heeft de tijd van het Verenigd Koninkrijk onder Koning Willem I duidelijk aangetoond. Maar al te vaak wordt door voorstanders de aparte ontwikkeling uit het oog verloren, die zich sinds het uiteengaan in elk deel afzonderlijk heeft voltrokken op geschiedkundig, godsdienstig, sociaal en sociologisch gebied (om me maar te beperken tot deze facetten van de samenleving).
Als dan ook ergens de weg der geleidelijkheid moet worden bewandeld om te komen tot een andere eenheid dan de politieke, dan zeker hier.
Evenwel, ondanks de aanwezigheid van deze politiek en militair gekleurde grenzen, die de laatste jaren gelukkig steeds meer en meer het karakter van evenzovele struikelblokken op de weg naar betere inter-Nederlandse verhoudingen zijn gaan verliezen, is in onze dagen bezig heen te groeien een hernieuwde economische eenheid der Lage Landen. Het is binnen de grenzen van dit gebied dat zich (naar het woord van de Nederlandse bewindsman van Verkeer en Waterstaat, minister Bakker, gesproken op de in september 1968 te Middelburg gehouden eerste haven-conferentie met zijn Belgische collega's) de ‘Gouden Delta’ bevindt.
Indertijd heeft Rotterdam zijn nieuwe haven ‘Europoort’ genoemd. De voortschrijdende tijd heeft echter te zien gegeven dat deze Europoort veel groter is dan alleen maar het gebied rond de Nieuwe Waterweg. ‘De geweldige ontwikkeling van de havengebieden en de daarop gebaseerde industriecomplexen verloopt langs twee hoofdassen: het Scheldebekken en de Nieuwe Waterweg’ schreef De Standaard in oktober 1968. Sindsdien heeft de ontwikkeling op dit punt beslist niet stil gestaan. Voor vandaag zou ik de groeipool Duinkerke zeker niet buiten het Europoortgebied willen sluiten.
Ongetwijfeld is de zojuist geschetste ontwikkeling één van de meest verrassende geweest die de jaren '60 van onze eeuw te zien hebben gegeven. Op de enkele jaren geleden te Brussel gehouden conferentie voor ‘Ruimtelijke Ordening in Noordwest-Europa’ werd in dit verband zelfs gesproken van een ‘explosieve ontwikkeling’. Blijkens de woorden van de voorzitter van deze bijeenkomst was er in het gebied van Rijn, Maas en Schelde ‘een samenhangend stedelijk en industrieel complex van wereldformaat’ aan het groeien.
Dat dit ‘complex’ zich niets gelegen laat liggen aan staatsgrenzen blijkt duidelijk uit de ligging van de economische zwaartepunten als daar zijn de Randstad Holland, ‘de gordel van industriegebieden die zich van de driehoek Aken-Luik-Maastricht tot in Noord-Frankrijk (Rijsel-Robeke-Duinkerke) uitstrekt’ en de grote Belgische agglomeraties Antwerpen, Brussel en Gent.