Vlaams of Nederlands
Een belangrijke stellingname van minister van Mechelen
Door de belgische volksvertegenwoordiger M. Baudson werd aan de minister van Nederlandse Cultuur een parlementaire vraag gesteld in verband met het gebruik van de begrippen ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’. De uiteraard in het Frans gestelde vraag luidt in vertaling als volgt:
Het gebruik van de adjektieven ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’ brengt reeds geruime tijd een zekere verwarring teweeg.
Men spreekt over Nederlandse cultuur, maar men houdt het bij ‘Vlaamse Opera’, ‘Frans-Vlaamse cultuurdag’, het ‘Vlaamse erfgoed’, enz.
Een groot gedeelte van de publieke opinie heeft overigens geen weet van de half-akademische, half-politieke controversen in verband met het Nederlandse karakter van de Vlaamse literatuur.
Kan de geachte heer minister mij de criteria opgeven volgens dewelke men de adjektieven ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’ moet gebruiken?
Wat denkt de geachte heer Minister van het eventueel gebruik van de term ‘Nederlands-Vlaams’ (neerlando - flamand)?
De minister van Nederlandse Cultuur antwoordde daarop in volgende zin:
Ik ben het achtbaar lid dankbaar voor de gelegenheid die hij mij biedt mijn zienswijze te kennen te geven op de voor de nederlandstalige cultuurgemeenschap belangrijke vraag met betrekking tot het gebruik van de begrippen ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’.
De vraag van het achtbare lid roept een aantal problemen op die zowel van wetenschappelijke als van cultuur-politieke aard zijn. Behoren de beiden tot het ressort van mijn departement, de wetenschappelijke aspecten van de taalkunde, de letterkunde en de cultuurgeschiedenis wens ik slechts onder voorbehoud te beantwoorden, omdat zij ten dele ook onder de deskundigen niet volledig uitgediscussiëerd zijn.
De taal en cultuur van volkeren zijn onderhevig aan socio-culturele processen van zeer uiteenlopende aard en voornamelijk aan de ontwikkeling van de politieke geschiedenis van deze volkeren. De huidige nederlandssprekende gewesten van België zijn in de loop der eeuwen aan grote politieke wisselvalligheden blootgesteld geweest; sinds de 16e eeuw werden zij van een natuurlijk (noordnederlands) complement afgesneden om daarna, na een korte hereniging van 1815 tot 1830, met een anderstalig cultuurgebied tot één staat te worden samengevoegd.
Driehonderd jaar geografische, politieke en cultuur-historische factoren spelen hier door elkaar en maken een mathematisch-juiste beantwoording van de gestelde vragen moeilijk.
Vast staat nochtans het volgende:
1. Omtrent de naam van de taal die in de noordelijke helft van België gesproken wordt, bestaat voor niemand twijfel. De term ‘Nederlands’ is ook ambtelijk en is trouwens aan geen enkele vorm van wetenschappelijke discussie nog onderhevig. De termen ‘Vlaams’ en zelfs ‘Nederduits’ begrijpelijk in de contekst van de 19de eeuw, worden door niemand nog te goeder trouw ter aanduiding van onze taal gebezigd. De Franse taal bezit een equivalent voor deze term (néerlandais), het Duits (Niederländisch), het spaans (neerlandés), het Italiaans (neerlandese), de Scandinavische talen eveneens (nederlänska, nederlans).
Alleen in het Engels heeft zowel ‘Dutch’ als ‘Netherlandic’ van filologische zijde voorstanders. Een beslissing hieromtrent kan niet a priori worden genomen, omdat taalfeiten volgen op voorafgaandelijke sociologische processen en derhalve slechts a posteriori geregistreerd kunnen worden, namelijk wanneer zij door het gebruik zijn geijkt. Ook al kan voor wat de engelstalige terminologie betreft ‘netherlandic’ ons terwille van de uniformiteit en de ondubbelzinnigheid verkieslijk lijken, wij zullen er ons wel bij neer te leggen hebben wanneer de spraakmakende gemeente in de Angelsaksische landen uiteindelijk voor de term ‘Dutch’ opteert.
Inmiddels wordt door mijn departement en door de voorlichtingsdiensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken niets onverlet gelaten om de werkelijke status van het Nederlands als éne en gemeenschappelijke cultuurtaal van zowel de nederlandstalige Belgen als de Nederlanders te verspreiden.
Deze actie heeft in officiële, wetenschappelijke en academische kringen in het buitenland reeds vruchten gedragen. Ook in het gewone spraakgebruik van de buitenlanders zal geleidelijk doordringen dat in België niet ‘Vlaams’, maar wel ‘Nederlands’ wordt gesproken en dat België deze taal gemeen heeft met Nederland.
Weldenkende Franstalige landgenoten zullen begrijpen dat ook zij, in een geest van wederzijdse ondersteuning van de nationale culturen in dit land de Nederlandse taal en cultuur een dienst kunnen bewijzen door in hun taalgebruik, in de pers en andere openbare media het gebruikelijke ‘flamand’ te vervangen door ‘néerlandais’. In de praktijk kan het begrip ‘Vlaams’ slechts aanvaard worden in de gevallen waar het als tegenhanger voor de term ‘waals’, wordt aangewend.
2. Nauw met de taal verbonden zijn de letterkundige feiten. Zoals de literatuur in de Franse taal ‘Franse literatuur’ heet, ook als zij in België, Zwitserland of