Gesprek met schepen Delwaide
Europees overleg inzake leefmilieu dringend noodzakelijk
L. Delwaide, reeds meer dan twaalf jaar ononderbroken schepen van de haven van Antwerpen, vindt het zeer opvallend hoeveel de laatste tijd geschreven en gepraat wordt over samenwerking tussen de zeehavens en de harmonizatie van het zeehavenbeleid op nationaal, Benelux- en Europees niveau. En dit geldt in het biezonder voor de Noordzeehavens.
De aandacht van schepen Delwaide gaat natuurlijk op de eerste plaats naar de Gouden Delta. Volgens hem te zien als één haven- en industriegebied. Konkrete samenwerking was er echter niet. Onbegrijpelijk. Het ambtsgebied van bijvoorbeeld The Port of New York Authority is uitgestrekter dan de ganse zone tussen Antwerpen en Rotterdam.
En dan komt voor ons een verrassende en verheugende verklaring. Neem nu de in België zo kritisch bekeken pijpleiding Rotterdam-Antwerpen die tijdens de voorbije maand juni bedrijfsklaar kwam. Het havenverkeer te Rotterdam zal hierdoor nog aanzienlijk toenemen. De konkurrentiepositie van de te Antwerpen gevestigde raffinaderijen wordt door deze olieleiding niet enkel veilig gesteld, maar zelfs zodanig verstevigd dat de meeste thans reeds bestaande raffinaderijen op dit ogenblik uitbreidingsprojekten bestuderen en dat nieuwe oliegroepen vestigingsmogelijkheden in het Antwerps havengebied ernstig onderzoeken. De welvaart van de ene haven gaat niet ten koste van de andere. In onderlinge samenwerking worden beide havens groot. Delwaide zegt het met veel overtuiging.
Het ontgaat Delwaide niet dat de historische ontwikkeling en de ekonomische struktuur van de havens soms wel erg uit elkaar kunnen lopen. Toch moet men ernaar zou gebeuren op basis van overheidstarieven of sociale dumping. Een dergelijke harmonizatie moet geleidelijk worden nagestreefd. Volgens Delwaide moet men eerst beginnen met op nationaal vlak te trachten dezelfde houding aan te nemen tegenover bepaalde exploitatieproblemen. Het heeft immers weinig zin dat men in Antwerpen streeft om naar het voorbeeld van de Nederlandse havens de private sektor in toenemende mate in te schakelen bij de risico's van de investeringen in de superstruktuur - zoals bijvoorbeeld containerlaadbruggen - wanneer in andere Belgische havens dezelfde tuigen hetzij door een parastatale organizatie worden opgericht, hetzij door de Staat voor 60 t.h. worden gesubsidiëerd. Verder zouden de omschrijving van havenarbeid en de rechten van de havenarbeiders eerst op Belgisch vlak nader op elkaar moeten worden afgestemd alvorens
men tot een werkelijke harmonizatie op internationaal vlak kan komen.
Dit betekent volgens de schepen van de Antwerpse haven niet dat niet reeds een begin kan worden gemaakt met het streven naar een zekere harmonizatie op Benelux-niveau.
Indien België en Nederland tot onderling overleg en harmonizatie van hun havenpolitiek kunnen komen - zoals beoogd door de op 8 maart 1971 te Middelburg gehouden konferentie - wordt meteen een eerste stap gezet naar een Europese havenpolitiek die onontbeerlijk is voor een goed funktioneren van de zo sterk van de internationale handel afhankelijke Europese eenheidsmarkt.
Eén der eerste problemen die volgens Delwaide zo spoedig mogelijk op Europees vlak zouden moeten worden bestudeerd, is zonder de minste twijfel dit van het leefmilieu. ‘Wij moeten kost wat kost vermijden dat de diverse industriegebieden en zeehavens inzake milieuhygiëne tegen elkaar zouden worden uitgespeeld door de nijverheid. Het uiteindelijk doel van een zeehaven is de verhoging van de welvaart en het welzijn van de bevolking. Bij al ons streven moet de mens centraal staan.’
Het is in deze optiek dat L. Delwaide pleit voor een spoedig Europees overleg ten einde te komen tot gemeenschappelijke normen ter vrijwaring van ons milieu tegen lucht- en waterverontreiniging.
Herman WELTER