Neerlandia. Jaargang 75
(1971)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Noord en zuid in ruimer verbandEen wederwoord aan drs H.J.A. ZaatWaarschijnlijk in tegenstelling tot vele anderen, meen ik dat de bijdrage van drs. H.J.A. Zaat zeer nuttig is geweest en een belangrijke bijdrage is om te komen tot een zo juist mogelijke en daardoor waardevolle plaatsbepaling. Ik ben geen socioloog of econoom, de natuurkunde is mijn studierichting geweest en ik ben er mij van bewust, dat ook ik onwillekeurig een denktrant zal volgen waarvan de wortels liggen in hetgeen ik indertijd aan de Universiteit heb opgestoken, nl. dat een vraagstuk moet worden benaderd door het formuleren van de doelstelling, gevolgd door observatie en analyse om dan uit te monden in een synthese, waarmee geenszins het laatste woord gezegd behoeft te zijn, ook de synthese kan weer vraagpunten oproepen. Terwille van een vruchtbare discussie nog een opmerking vooraf. Om deze te kunnen begrijpen is het een absolute noodzaak, dat men elkaar verstaat en daarom wil ik proberen de gedachtengang van drs. Zaat te volgen en ook de door hem gebruikte begrippen, voor zover mogelijk, overnemen. Allereerst de doelstelling. Wij leven in een uitermate dynamische tijd. Het is daarom niet te verwonderen, dat het doel van de Groot-Nederlandse of Dietse gedachte met min of meer romantische herinneringen aan Bourgondische grootheid en praal achterhaald is, ook het gevoel dat wij Noord-Nederlanders verdrukte of achtergebleven gedeelten van de Nederlandse stam moeten helpen met de daad of medeleven, is niet meer het overheersende beginsel. Veeleer moeten wij het vraagstuk zien tegen de achtergrond van het groeiende Europa-begrip en het sterk veld winnen van de overtuiging, dat de belangrijkste vraag is: hoe kan de samenleving het beste leefbaar gemaakt worden voor de grote verscheidenheid van de personen, die deze samenleving vormen. De leefbaarheid moet hierbij zo breed mogelijk worden opgevat, niet alleen betrekking hebbende op de lichamelijke gezondheid, maar evenzeer op het geestelijk leven, op de vrijheid van denken en doen, op het leven volgens eigen gewoonten en gebruiken. Het is duidelijk, dat dit geen ongebreidelde vrijheid betekent, maar dat wederzijdse eerbiediging van hetgeen door anderen wordt gedacht en gedaan, hieraan grenzen stelt en dat de daaraan ten grondslag liggende tolerantie de basis moet zijn van de normen voor de onderlinge verhoudingen. Wetten en gezag moeten hierop steunen. Individuële botsingen zullen onvermijdelijk zijn, maar door de grote mate van overeenstemming in leefgewoonten en opvattingen, gepaard aan het besef van eerbied voor andermans meningen, kan een optimale mate van leefbaarheid worden gevonden. Anders gezegd: wat moet gedaan worden om te bereiken, dat eenieder de beste mogelijkheden krijgt en zo weinig mogelijk hinder ondervindt? Het gaat dus om onze samenleving. Hier komt het door drs. Zaat gehanteerde begrip ‘ingroup’ naar voren. Waar liggen echter de grenzen van een ingroup? Deze kunnen zeer sterk uiteen lopen. Van zeer klein (het gezin) tot zeer groot (bijv. het blanke ras). Grenzen markeren verschillen aan beide zijden van de grens of anders gezegd, mensen aan dezelfde zijde van de grens moeten een wij-bewustzijn hebben. Het begrip ‘wij’ wordt dikwijls pas merkbaar door een behoefte aan afweer tegen een gemeenschappelijke dreiging. In de oorlog ontstond een wij-groep waarin zowel Oranje-klanten als communisten samenwerkten, een grotere wij-groep omvatte toen Nederlanders, Denen, Noren, Belgen, Fransen, Kroaten, Serven, Grieken enz., alle slachtoffers van eenzelfde aanvaller. Wij-groepen kunnen ook ontstaan wanneer het gevoel van ‘Eendracht maakt Macht’ een rol speelt of door het aanhangen van eenzelfde ideaal of idool. Een mens kan tot verschillende wij-groepen behoren, een fervent lid van een bepaalde sportclub-wij-groep kan tegelijkertijd een strijdbaar lid zijn van een kerkelijke wij-groep. Leden van de Drentse en de Zeeuwse wij-groep kunnen zich beiden thuis gevoelen in de Nederlandse wij-groep. Ook in België bestaan verschillende wij-groepen. Een ieder, die buiten de kringen van het A.N.V. of verwante verenigingen contacten heeft met Belgen, weet dat er zeer zeker een waarschijnlijk vrij grote wij-groep bestaat van mensen, die zich in de eerste plaats Belg voelen. Er zijn hiervoor een aantal redenen te noemen: het gemeenschappelijk lijden onder de bezetting van 1914-18, het gemeenschappelijke verzet, het gezamenlijke koningshuis met de ongetwijfeld imponerende figuur van Leopold de tweede, die van België indertijd een koloniale mogendheid maakte (laten wij niet vergeten, dat in die tijd elke staat, die zich zelf respecteerde koloniën had of verwierf zoals Duitsland en Italië). Velen voelen zich daarnaast Vlaming, Limburger of Waal, waarbij het accent natuurlijk min of meer sterk kan vallen op óf Belg, of Vlaming enz., welk accent in sterkte kan variëren van 0% tot 100%. Er is nog een belangrijke factor, die wij in de beschouwingen moeten betrekken. Onze tijd is zeer sterk dynamisch en onze gedachtenkring is zeer veel ruimer geworden. Vijftig jaar geleden was een reis (met de nodige koffers gedragen door witkielen) naar Zwitserland een hele onderneming, thans is een drie-weekse reis naar Thailand niet eens meer een buitensporig- | |
[pagina 132]
| |
heid. Europees besef wordt meer en meer als een noodzaak beschouwd. De slinkende belangrijkheid van ons werelddeel ten opzichte van de rest van de wereld is een onafwendbaar verschiet (de geboorte-overschotten en de door het Westen mogelijk gemaakte ontwikkeling zullen de niet-blanke rassen ongetwijfeld binnen afzienbare tijd doen uitgroeien tot in alle opzichten gelijke groepen, waarbij wij dan hopen, dat die gelijkheid zich ook zal uitstrekken tot gelijkwaardige geestelijke opvattingen). Er ontstaat dus een Europese wij-groep met als gemeenschappelijk kenmerk de EuropeseGa naar voetnoot(1) cultuurGa naar voetnoot(2). Deze Europese wij-groep moet naar buiten sterk zijn om zijn bestaansrecht waar te maken. Deze sterkte moet in de eerste plaats bestaan uit geestelijke weerbaarheid, materiële weerbaarheid zal daarnaast nodig zijn zolang agressie nog in de levensopvattingen van bepaalde ingroepen een realiteit is. Een groep kan pas sterk zijn wanneer de samenstellende delen elk voor zich sterk zijn en voor elkander begrip tonen en elkanders karakteristieke eigenschappen, behorende bij de sub-ingroep, eerbiedigen. De meest waardevolle en daarom ook doorslaggevende karakteristiek is hetgeen in de mens zelf leeft en zijn wezen beheerst. Dit is zijn leefpatroon, zijn cultuur in de meest uitgebreide zin van het woord. Verschuivingen van grenzen, wanneer deze een bij elkaar behorend cultuurgebied gaan doorsnijden, zijn maar al te dikwijls de oorzaak geweest van strubbelingen doordat het normale leefpatroon van de mensen werd gestoord. De Elzas, Macedonië, Polen enz., zijn er om dit aan te tonen. Maar aan de andere kant zijn er voorbeelden, dat een cultuur zich in een bepaald gebied kan ontplooien ondanks het bestaan van grenzen, die dwars door dit gebied getrokken waren. Het leefpatroon van mensen is niet star. Het groeit ten gevolge van evoluties in het denken, door het verschijnen van nieuwe hulpmiddelen en andere mogelijkheden voor ontspanning, maar ook als gevolg van beïnvloeding door andere culturen, bijv. door persoonlijke contacten. Zo heeft bijv. het contact met Javanen en Maleiers zijn stempel gedrukt op velen, die in de Archipel werkzaam zijn geweest. Omgekeerd kan een vermindering van contacten tussen twee delen van een in-groep twee sub-ingroepen doen ontstaan. Dit laatste is het uitgangspunt geweest van de Heer Zaat en in zekere mate heeft hij gelijk. De zuigkracht van de Belgische wij-groep op Vlaanderen is groter geweest dan die van de Noord-Nederlandse wij-groep. Het is echter wetenschappelijk niet juist om het huidige stadium in een ontwikkeling als een, ook in de verdere toekomst, onveranderlijke grootheid te beschouwen. Wanneer men dit doet, dan sluit men de ogen voor nieuwe krachten, die zijn ontstaan toen de zuigkracht van de Belgische wij-groep te groot werd. Het is een oud natuurkundig beginsel, dat elke actie een reactie oproept en slechts wanneer actie en reactie op een zinvolle wijze geharmoniseerd worden gaat een stabiliteit tot de mogelijkheden behoren. Het valt niet te ontkennen, dat er een Vlaamse wij-groep is ontstaan, ten dele binnen de Belgische wij-groep, ten dele er naast en zelfs voor een deel er tegenover. De vraag is nu, in hoeverre bestaat of groeit er een verwantschap of ernstige neiging tot verbinding met de Nederlandse wij-groep en even belangrijk is de vraag of en in hoeverre de krachten, die hierbij werkzaam zijn moeten worden gestuwd en geremd of versterkt. Het antwoord ligt ten dele in het voorgaande besloten. Het is wenselijk, ja nodig dat de Europese wij-groep groeit en aangezien deze is samengesteld uit culturele wij-groepen is het wenselijk en belangrijk, dat ook de Nederlandse wij-groep sterk is en sterker wordt door verschuiving van het accent van het regionale naar het totale. Fusies zijn niet alleen een economisch modebegrip. Moet nu de Nederlandse wij-groep ook Vlaanderen omvatten of niet? Wanneer men het laatste verkiest, dan moet men het bestaan aannemen van een culturele grens, die duidelijke regionale verschillen afbakent. Er zijn regionale verschillen, niemand zal het ontkennen, maar het is niet vol te houden dat een West-Vlaamse wij-groep een groter verschil vertoont met de Noord-Brabantse groep dan de laatste met de Twentse of West-Friese wij-groep. Onmiskenbaar is in het nederlands-sprekende deel van België een culturele wij-groep ontstaan, die dichter bij de Noord-Nederlandse wij-groep staat dan bij de Waalse ondanks het gelijktijdig bestaan van het meer of minder uitgesproken gevoel te behoren tot de Belgische staatkundig gefundeerde wij-groep. Door de staatkundige ontwikkeling naar een Verenigd Europa, hoe dit er dan ook staatsrechtelijk zal uitzien, verliezen de staatsgrenzen aan betekenis. Maar ook wint het besef, dat het vrij kunnen beleven van de eigen cultuur een uiterst belangrijke factor is bij het bevorderen van de leefbaarheid, onmiskenbaar veld. Wie de groei een vijftigtal jaren heeft gadegeslagen, zal moeten erkennen, dat er in Vlaanderen een steeds sterker streven is om, ondanks een zekere regionale | |
[pagina 133]
| |
eigengeaardheid (die wij toch ook elders duidelijk kunnen waarnemen) deel uit te maken van de nederlandse cultuur en daaraan een eigen bijdrage te geven. En zou dat voor de Noord-Nederlanders ook niet een belangrijk winstpunt kunnen zijn? Een rijkere schakering verlevendigt en kan het zelfvertrouwen doen groeien. De culturele eenheid van Noord- en Zuid-Nederland is misschien voor ons, die er met de neus boven op zitten, minder goed te herkennen, maar voor een Amerikaan of Nieuw-Zeelander is deze duidelijk te zien zo goed als wij de Fransman herkennen in een onvervalste Marseillaan en in een Normandiër. Voor ons duidelijk leden van een samenhangende groep al zullen zij zelf waarschijnlijk meer de nadruk leggen op verschillen. Misschien heeft drs. Zaat gelijk als hij stelt, dat niemand serieus de grens wil opheffen. Maar is dit belangrijk? Die grens zal steeds meer een zuiver bestuurlijke betekenis krijgen, vergelijkbaar met de betekenis van de grens tussen Gelderland en Overijssel, ook die wil niemand opheffen. Waarom zou dit ook moeten? Wie de laatste jaren de grens tussen België en Nederland herhaaldelijk heeft overschreden, zal bij het zien van de prentjes in Neerlandia van in koffers gravende douanen en rijen auto's het gevoel krijgen, dat hier archief-foto's uit een ver verleden zijn afgedrukt. Meestal is voor de gewone toerist de grens alleen merkbaar door het bord ‘DOUANE’ en een verandering in het wegdek. Het landschap is hetzelfde, de huizenbouw in België krijgt steeds meer moderne trekken, die niet verschillen in wezen van hetgeen in Nederland is te zien en men hoort aan beide zijden van de grens het A.B.N. (ter onderscheiding van beschaafde dialecten). Het werk van het A.N.V. ten gunste van de bevordering van de integratie van de Nederlandse cultuur aan beide zijden van de grens en daardoor aan het groeien van een culturele wij-groep heeft tegenwoordig door zijn projectie op de Europese en mondiale ontwikkeling, meer diepgang en belang dan ooit. De staatsgrenzen ten spijt, die noch barrière, noch brug zijn. Hiermee is zeker het laatste woord niet gezegd, ik heb alleen getracht een vingerwijzing te geven voor de richting waarin het vraagstuk kan worden aangepakt. Misschien voor velen te koud en te nuchter, maar in elk geval gericht op de toekomst van de mens, op zijn leefbaarheid, om ten volle mens te kunnen zijn.
DRS. W.J. BIJLEVELD |
|