Blijvende aandacht, maar geen geld
Minister Schmelzer antwoordt algemeen voorzitter A.N.V.
De nota van de Nederlandse regering over de internationale culturele betrekkingen, die in het najaar van 1970 aan de Tweede Kamer werd gericht, werd door het ANV aan een critische beschouwing onderworpen. Het resultaat was, dat de algemeen voorzitter, dr. W.H. van den Berge zich, namens het ANV tot de drie bewindslieden van buitenlandse zaken, onderwijs en wetenschappen en cultuur, recreatie en maatschappelijk werk richtte. In het februari-maart nummer van dit jaar van ‘Neerlandia’ werd de brief gepubliceerd.
In de brief werd gesteld, dat het binnenlands cultuurbeleid en het internationaal cultuurbeleid en het deelnemen aan internationale culturele betrekkingen en de vertegenwoordiging van de Nederlandse taal en cultuur in het buitenland in vele opzichten één geheel moeten vormen. Voorts werd het ontbreken van de samenwerking met België in de nota als een sterk gemis genoemd en werd gepleit voor de stichting van een Nederlands Instituut in Brussel.
Minister drs. W.K.N. Schmelzer van buitenlandse zaken heeft de algemeen voorzitter als volgt geantwoord:
‘Mede namens mijn ambtgenoten van O. en W. en C.R.M. heb ik de eer U mede te delen, dat met grote belangstelling is kennis genomen van Uw brief dd. 26 maart 1971, waarin U, naar aanleiding van het verschijnen der beleidsnota over de internationale culturele betrekkingen, de bevordering van de samenwerking met België op dit gebied en de oprichting van een Nederlands Instituut te Brussel hebt bepleit.
Tengevolge van de kabinetswisseling is niet eerder op Uw brief gereageerd. De samenwerking met België wordt door de regering, waar zich daartoe de gelegenheid voordoet, gezocht. De oprichting van culturele instituten echter, is ook in eerste aanleg een dermate kostbare aangelegenheid, dat in de huidige benarde financiële omstandigheden ernstig moet worden betwijfeld of het mogelijk zal zijn het aantal bestaande instituten in de eerstvolgende jaren uit te breiden.
Intussen kan ik U de verzekering geven dat de inhoud van Uw brief de blijvende aandacht heeft.’
w.g. Schmelzer
's-Gravenhage, 14 oktober 1971