Ekonomische konjunktuur
Er valt nog maar weinig te merken van de menselijke, ekonomische, politieke en historische verbondenheid die eens de bewoners van de Nederlanden kenmerkte. Zo ziet men dat de textielindustrie die werkelijk steeds één gemeenschappelijke industrie, met dezelfde kenmerken is geweest en nog zou moeten zijn door staatsgrenzen uit elkaar gerukt en afgezwakt wordt. Afgezwakt ook door de centraliseringstendens in de respektievelijke staten waartoe deze ekonomische gebieden thans horen, maar waarin zij thans slechts nog maar een randgebied vormen.
Zo wonen in het Noorderdepartement en het Pas-van-Kales op een oppervlakte van 2 % van het totale Franse grondgebied 8 % van de Franse bevolking. In tairijke domeinen heeft de noordfranse industrie een zeer sterke plaats verworven: 50 % van de Franse steenkolen komen uit het Noorden, 33 % van de Franse textiel en 60 % van het vlak glas. Daarbij moet ook nog de uitzonderlijk sterke positie van metaalverwerkende produkten, de produktie van suiker, karton, bier enz. worden vermeld.
Nochtans is er, niettegenstaande deze indrukwekkende cijfers en niettegenstaande de demografische groei, een aktiviteitsvermindering en neemt de werkloosheid zienderogen toe, zodat de emigratie steeds grotere vormen aanneemt, terwijl er daarentegen een tekort is aan gevormde arbeidskrachten. Aan inplanting van bedrijven uit de zgn. ‘topindustrieën’, zoals elektronica, vliegtuigconstructie, atoombedrijven enz. werd te Parijs nog niet gedacht.
Er is thans dringend behoefte aan struktuurvemieuwing en ook een noodzaak van rekonversie. De inplanting van een Renaultfabriek (te Douvrin) alleen, kan daar geen afdoende oplossing voor brengen. Ook zijn de mechanische industrieën alhier te sterk op uitrustingsgoederen en half-afgewerkte pordukten afgestemd. Eén belangwekkende en geslaagde onderneming kunnen wij vermelden: USINOR te Duinkerke met drie thans reeds in werking zijnde hoogovens.
Het belfort te Rijsel.