Robert Boeuf ziet talrijke obstakels
Samenwerking tussen Noordzeehavens zeer moeilijk maar niet onmogelijk.
Met Robert Boeuf, direkteur-generaal van de Port Autonome de Dunkerque, over nationaal havenbeleid praten is helemaal geen delikate opdracht. In Frankrijk worden de diverse havens immers niet tegen elkaar in het harnas gejaagd. Dit is te danken aan de realistische en doeltreffende havenpolitiek die door Parijs gevoerd wordt.
Robert Boeuf is wel zo eerlijk toe te geven dat het de Franse havenpolitiek lange tijd aan dynamisme heeft ontbroken. Parijs heeft het aanvankelijk alle havens naar de zin willen maken. Bij het in werking treden van het Vijfde Plan kwam echter een gunstige kentering. Sedertdien is er een werkelijke haven- en industriepolitiek gaan groeien. Daaruit is vooreerst een selektie voortgevloeid. Het Franse havenbeleid koncentreert zich in het biezonder op drie havens: Fos-Marseille, Le Havre en Duinkerke. Deze havens funktioneren tevens als industriële groeipolen. Verder is het beleid er op gericht de bestaande investeringen in een groot aantal sekundaire Franse havens doelmatig aan te wenden. Een betere koördinatie van haven- en industriebeleid kan men zich niet voorstellen. Van onderlinge strijd is dus geen sprake.
De drie basishavens liggen ver genoeg van elkaar en hebben bovendien elk een totaal verschillend hinterland.
Volgens de direkteur van de Duinkerkse haven zou het wenselijk zijn indien de Noordzeehavens vroeg of laat tot een eenvormig havenbeleid zouden komen. Dit is een taak die de EEG ter harte zou moeten nemen. Voorlopig is dit echter nog niet te verwezenlijken. In de onderscheiden landen bestaan te grote verschillen op het vlak van o.m. fiskaliteit, reglementering, financiering, haven- en transporttarieven. Alvorens men kan gaan denken aan een Europees havenbeleid, moeten al die dingen geregeld worden. Erg optimistisch is Robert Boeuf niet. Maar hij acht het niet onmogelijk.
Eens zal men toch tot een of andere vorm van samenwerking moeten komen. In de eerste plaats denkt hij dan aan de bevoorrading in ruwe petroleum. Duinkerke wordt in 1974 toegankelijk voor tankers van 300.000 dwt. In geen enkele Noordzeehaven kunnen dergelijke schepen binnenlopen. En laat ons, aldus Robert Boeuf, nog veronderstellen dat in Europoort-Rotterdam wel schepen van 300.000 dwt zullen kunnen afmeren, dan zullen deze mastodonten de Britse eilanden moeten omvaren. Dit betekent zowel tijd- als geldverlies. Zou het dan niet logisch zijn dat België en West-Duitsland - en misschien ook Nederland -
de aanvoer van ruwe olie langs Duinkerke zouden kanalizeren. Het zou een eerste stap zijn naar een Europese samenwerking.
Over de invloed van de huidige en toekomstige havenuitbreiding op het leefmilieu, liet de Duinkerkse havendirekteur optimistische geluiden horen. Volgens hem wordt in Frankrijk wel degelijk rekening gehouden met een gezond en verantwoord leefmilieu. Zoals bekend zal het gebied tussen Duinkerke en Kales - dit is over een breedte van 40 km - tot één havenzone uitgroeien. De kuststroken tussen Kales en Boonen en tussen Duinkerke en De Panne zijn uitsluitend bestemd voor rekreatie en zullen onaangetast blijven. Bovendien zal in het enorme haven- en industriecomplex dat tussen Duinkerke en Kales in wording is een groene wig gedreven worden. Het is immers onvoorstelbaar dat een historisch stadje als Grevelingen zo maar van de kaart zou geveegd worden. Aan de Aa-monding, van Fort-Philippe tot Grevelingen en verder landinwaarts, zal niet geraakt worden.
Ten slotte beklemtoonde Robert Boeuf dat ook aan de problemen van de water- en luchtbezoedeling de nodige aandacht wordt besteed. Ze helpen immers mede een goed leefmilieu bepalen.
HERMAN WELTER