| |
| |
| |
Wordt Duinkerke tweede Rotterdam?
In de geschiedenis moet men niet al te veel logika zoeken. Als men de verdragen bestudeert die door de eeuwen heen in West-Europa werden afgesloten, komt men tot ontstellende vaststellingen. Het enige logische aan een verdrag is dat er steeds een winnende en een verliezende partij is. In 1662 stond het Nederlands taalgebied aan de zijde der verliezers. Toen werd Duinkerke definitief bij Frankrijk ingelijfd. Natuurlijk is eerst eeuwen later gebleken dat Frans-Vlaanderen door deze politieke beslissing voor ons taalgebied verloren was.
Zonder 1662 zou België bovendien geen havenpolemiek gekend hebben...
De Fransvlaamse havenstad Duinkerke heeft een lange en zeer bewogen geschiedenis achter de rug. Zoals het meestal gaat, bestaat over het ontstaan van de stad geen enkele zekerheid. Terwijl het omliggende Zuydcoote en Mardyck al bestonden in het Romeinse tijdperk, zouden eerst in 385 vissers een nederzetting op de plaats van de huidige stad gesticht hebben. Zeker is dat Boudewijn III, graaf van Vlaanderen, in 960 op die plaats een versterkte stad oprichtte.
Duinkerke onderging bijna alle overheersingen. Zij behoorde aan de graven van Vlaanderen, de hertogen van Boergondië, Karel V, Filip II, de Orangisten en van 1583 tot 1598 opnieuw aan Spanje.
Het rangeerstation van de Grote Synthe kan dagelijks 4500 wagons verwerken.
De trots van het oude Duinkerke: de gothische St. Elooiskerk.
Door de overwinning van Condé in 1646 kwam Duinkerke tot 1652 in Franse handen. Na een nieuw Spaans intermezzo werd de stad op 25 juni 1658 terug Frans. De historicus Faulconnier heeft laten opmerken dat Duinkerke op één dag aan de drie machtigste naties van Europa toebehoorde: 's morgens aan Spanje, 's middags aan Frankrijk en 's avonds aan Engeland. In 1662 ging de stad definitief naar Frankrijk. Dit gebeurde na zeer moeizame onderhandelingen tussen Lodewijk XIV en de Engelse koning Karel II. De Franse vorst moest bovendien nog een groot bedrag op tafel leggen.
Lodewijk XIV, Colbert en Vauban kwamen onmiddellijk onder de indruk van het strategisch belang van Duinkerke. De haven kreeg dan ook de nodige uitrusting. Enkele jaren later stapte de visserszoon Jan Bart de geschiedenis binnen. Bart werd in 1651 (of 1650) in Duinkerke of in Holland geboren. In ieder geval deed hij dienst op de Nederlandse vloot. Bij het uitbreken van de oorlog tussen de Republiek en Frankrijk koos hij de zijde van Frankrijk. Wegens zijn burgerlijke afkomst kon hij echter de rang van officier niet verkrijgen. Jan Bart werd daarom maar zeerover. Met zijn kaperschip werd hij zo snel beroemd dat koning Lodewijk XIV hem tot luitenant ter zee benoemde.
In 1694 en 1695 werd Duinkerke hevig belegerd door de Engels-Nederlandse vloot. De stad bood heldhaftig
Duinkerke is Frankrijks belangrijkste textielhaven.
| |
| |
weerstand. Maar voor Jan Bart liep het slecht af. In 1695 werd hij tijdens een zeegevecht door de Engelsen gevangen genomen en naar Plymouth gebracht. Hij wist echter met een vissersvaartuig naar Frankrijk te ontsnappen. In 1696 werd hij door de koning te Versailles ontvangen. Een jaar later was hij kommandant van een eskader. Deze eer is hem niet lang gegund geweest. In 1702 stierf Jan Bart te Duinkerke. De Spaanse sucessieoorlog verliep biezonder ongelukkig voor Lodewijk XIV. In april 1713 kwam het verdrag van Utrecht tot stand. Dit verdrag legde de afbraak en ontmanteling van de Duinkerkse haven op. Verder bevestigde het verdrag van Utrecht dat het gebied tussen de Aa en de westgrens van het huidige West-Vlaanderen met Grevelingen en Duinkerke aan Frankrijk afgestaan bleef. Maar wat was Duinkerke zonder haven. Tot overmaat van ramp werd in 1748 door de verdragen van Aken en Parijs nogmaals gestipuleerd dat de haven moest ontmanteld blijven. Eerst in 1783 - dank zij het verdrag van Versailles - bekwamen de stadsgenoten van Jan Bart de toelating om de haven herop te bouwen.
| |
En steeds herbeginnen.
Tussen de oorlogsbedrijven door had de Duinkerkse haven ook een belangrijke handelsfunktie. Zo steeg het goederenverkeer in de periode 1640-1680 van 195.881 ton tot 561.515 ton. Voor die tijd beslist een enorme trafiek. Het waren vooral de ongelukkige verdragen die de groei van de haven remden. Daarbij kwam ook nog dat Napoleon meer belang stelde in
De nieuwe zeesluis voor schepen tot 125.000 dwt bij avond.
de ontwikkeling van de haven van Antwerpen. Dit was bepaald in het nadeel van Duinkerke.
De heropleving van de Fransvlaamse haven kwam pas na 1823 goed op dreef. Mensen als Becquey, Freycinet, Jean-Baptiste Trystram en Guillain hebben in de 19e eeuw enorm veel voor de havenuitbreiding gedaan. Op 1 september 1889 werd de eerste steen gelegd van een 167,50 m lange, 25 m brede en 5 m diepe zeesluis. Het kunstwerk werd op 13 september 1896 ingewijd en kreeg de naam Trystramsluis. Deze sluis, toegankelijk voor schepen van 12.000 ton, was de grootste van Frankrijk.
De Eerste Wereldoorlog betekende het zoveelste pijnlijke intermezzo. Gelukkig bleef de schade nog binnen de perken. Van 1915 tot 1925 steeg het goederenverkeer van 1 tot 4 miljoen ton. Op 22 oktober 1919 werd een wet goedgekeurd die voorzag in een uitbreidingsprogramma met o.m. een nieuwe voorhaven in diep water en een daarop aansluitende sluis. Eerst in 1927 werd het startsein voor deze belangrijke werken gegeven. Dit was dan nog te danken aan de niet aflatende aktie van senator Albert Mahieu, Félix Coquelle, president van de Kamer van Koophandel en Watier, direkteur der Zeehavens aan het ministerie van Openbare Werken. De bouw van de sluis startte op 2 augustus 1930. Het kunstwerk, Watier-sluis gedoopt, kwam klaar in 1940. De afmetingen 280 m × 40 m × 8 m waren goed om schepen tot 55.000 dwt te versassen.
Toen kwam de Tweede Wereldoorlog. Duinkerke onderging hetzelfde lot als Rotterdam. Stad en haven werden vrijwel met de grond gelijk gemaakt. De balans
Het 6 km lange Zeedok is slechts door een brede dijk van de Noordzee gescheiden. Dit reusachtige havenbekken is op de zee gewonnen.
| |
[pagina 68-69]
[p. 68-69] | |
VERKLARING:
1. Scheepswerven Ateliers et Chantiers de Dunkerque et Bordeaux.
2. Industriezone Sint-Pol.
3. Petroleumraffinaderij BP.
4. Staalcomplex Usinor.
5. Lesieur.
6. Industriezone Kleine Synthe.
7. Industriezone Grote Synthe.
8. Electricité de France (EDF).
9. Petroleumhaven.
10. Snelhaven (containers).
11. Alumine des Flandres (Péchiney-Kaiser).
12. Massagoederen.
13. Scheepsbouw.
14. Havenzone Kales.
15. Duinzone.
De licht gearceerde vlakken duiden de geprojekteerde voorhavens, dokken en kanalen aan, terwijl de geprojekteerde industriezones zwaarder gearceerd zijn.
| |
| |
in 1945 was biezonder ontmoedigend. De Trystramsluis diende volledig heropgebouwd te worden. De Watiersluis werd versperd door 21 wrakstukken, 6000 ton schroot en 50.000 m3 zand. Alleen de sluisdeuren waren intakt gebleven. Er bleef slechts de uit 1880 daterende Guillainsluis over. Maar dit kunstwerk voldeed al geruime tijd niet meer aan de eisen.
In regeringskringen ging men zich afvragen of het nog opportuun was uit deze immense puinhoop de haven herop te bouwen. Men liet zich door deze pessimistische beschouwingen niet inspireren en begon onmiddellijk met de nodige werken. In oktober 1947 was de Watiersluis weer bedrijfsklaar. De haven van Jan Bart kreeg de wind in de zeilen.
In 1950 zag men de eerste resultaten: een zeegoederenverkeer van vijf miljoen ton. Duinkerke had zich op een spektakulaire manier hersteld. Op 29 juni 1965 keurde de Franse regering een wet goed waardoor aan belangrijke havens autonomie kon verleend worden. De Duinkerkse haven werd op 1 april 1966 een autonome haven (Port Autonome de Dunkerque), geplaatst onder toezicht van een raad van beheer van 24 leden samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale en plaatselijke besturen en van de maritieme, industriële en handelsondernemingen. De huidige president van de Port Autonome is Yvon Touzet. Hij volgde begin 1968 Etienne de Clebsattel op. Robert Boeuf neemt de funktie van direkteur-generaal waar.
| |
Bouwen aan ‘image’.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog is Duinkerke
Duinkerke is gespecialiseerd in het behandelen en verschepen van uitzonderlijke ladingen.
Het Zeedok en de cokesfabriek van Usinor. Vooraan, van links naar rechts, de T-vormige steiger voor de steenkolentrafiek en de kade voor de trafiek van stalen buizen.
erin geslaagd zich op te werken tot één der belangrijkste Noordzeehavens. Niet alleen werd op grote schaal gemodernizeerd, maar ook werd het haven- en industriegebied voortdurend uitgebreid. En het einde van de expansie is nog lang niet in het gezicht.
De oude haven - bestaande uit de vissershaven, Bassin du Commerce, Bassin de la Marine en Bassin de l'arrière port - buiten beschouwing gelaten, beschikt Duinkerke over zes havenbekkens en het ongeveer 6 km lange Bassin Maritime dat parallel loopt met de Noordzee. Dit is een wateroppervlakte van 350 ha. De kaailengte bedraagt circa 15 km.
Frankrijks derde grootste haven bezit een zeer degelijke uitrusting. Zij bestaat uit:
- | 141 elektrische kranen |
- | 3 drijvende kranen voor de behandeling van uitzonderlijke ladingen |
- | 150.000 m2 overdekte opslagruimte |
- | een textielloods van 50.000 m2 |
- | koelruimte voor 4000 ton |
- | een wijnpakhuis van 44.500 hl |
- | een geklimatizeerde loods voor fruit en groenten |
- | een graansilo met een kapaciteit van 25.000 ton |
- | een zeestation voor de ferry-boat-lijnen Duinkerke-Dover en Duinkerke-Harwich |
- | een installatie voor roll-on/roll-off en twee portaalkranen van respektievelijk 40 en 53 ton voor de behandeling van containers |
- | 3 petroleumsteigers |
- | steiger voor de graantrafiek met twee graan- |
| |
| |
| elevatoren |
- | kade 1 voor stortgoederen (ertsen), uitgerust met drie portaalkranen; deze kade wordt op het ogenblik met 740 m verlengd; er zal bovendien een vierde portaalkraan met een vermogen van 50 ton geïnstalleerd worden. |
- | kade 2 voor stortgoederen (steenkolen), uitgerust met twee portaalkranen van elk 42 ton; om de gemiddelde loskapaciteit op meer dan 50.000 ton per dag te brengen zullen er nog minstens twee even krachtige portaalkranen bijkomen. |
- | installaties voor de fosfaattrafiek, bestaande uit drie kangoeroekranen van elk 15 ton en 5 opslagsilo's van elk 15.000 ton. |
Voor de scheepsherstellingen beschikt de haven van Duinkerke over drie droogdokken met respektievelijke afmetingen (lengte en breedte) van 107 m - 14 m, 80 m - 14 m en 180 m - 21 m. Bovendien zijn er in de haven twee drijvende droogdokken. Het eerste, 170,20 m lang en 24,60 m breed, heeft een draagvermogen van 13.000 ton. Het tweede, 206 m lang en 32 m breed, heeft een draagvermogen van 20.000 ton.
| |
Toegankelijk voor 125.000 ton.
Van alle Noordzeehavens is Duinkerke ongetwijfeld het meest ideaal gelegen. In de onmiddellijke nabijheid van de Fransvlaamse haven bevinden zich trouwens de grote zeediepten van 20 en 30 m. Nochtans was tot voor kort de haven slechts toegankelijk voor schepen tot 55.000 dwt. Dit was niet de schuld van de 80 ha grote voorhaven, wel van de sluizen.
Vóór 16 november 1970 beschikte Duinkerke maar over twee sluizen: de Trystramsluis (167,50 m × 25 m × 5 m) voor schepen tot 12.000 dwt en de Watiersluis (280 m × 40 m × 8 m) voor schepen tot 55.000 dwt.
In een tijd dat steeds grotere eenheden in de vaart gebracht worden, is 55.000 dwt voor een haven gelegen vlak aan de zee ontoereikend en tevens on-ekonomisch. Bovendien was het voor het staalbedrijf Usinor en de SFBP-raffinaderij interessant te kunnen bevoorraad worden door schepen van 100.000 dwt en meer. Men voorzag ook dat als gevolg van het toenemend aantal schepen de twee sluizen tussen 1970 en 1975 zouden verzadigd geraken. Daarom werd besloten een derde zeesluis te bouwen met een kapaciteit voor schepen tot 125.000 dwt. Met de bouw van dit kunstwerk werd op 20 november 1966 een begin gemaakt. Op 16 november 1970 werd de nieuwe zeesluis officieus in dienst genomen. Voorlopig worden nog maar schepen van de 55.000 dwt-klasse versast. Heel binnenkort zullen ook de 125.000 tonners groen sein krijgen.
Met een lengte van 364 m, een breedte van 50 m, een diepte van 13,50 m (peil van de drempel) en een inhoud van 245.700 m3 is deze sluis één der grootste ter wereld. Ter vergelijking: Met afmetingen van 400 m × 67 m × 14,50 m en een inhoud van 388.600 m3 is de momenteel te Le Havre in aanbouw zijnde zeesluis de grootste ter wereld. De Zandvlietsluis in de haven van Antwerpen moet met 500 m × 57 m × 13,50 m en een inhoud van 384.750 m3 niet veel onderdoen.
| |
| |
| |
En weldra 300.000 ton.
Met het in dienst nemen van de nieuwe zeesluis luidt Duinkerke een nieuwe periode in. Belangrijker is echter het feit dat nog dit jaar gestart wordt met de uitvoering van de eerste faze van de grootse uitbreidingswerken. Het staat nu als een paal boven water dat de bouw van een nieuwe voorhaven in het Zesde Plan zal geprogrammeerd worden. Begin 1974 en indien alles meezit reeds einde 1973 zullen schepen tot 300.000 dwt in de Duinkerkse haven afmeren. Hiermede komt een einde aan de onzekerheid en het skepticisme in Westeuropese havenkringen in verband met de toekomstmogelijkheden van de Franse Noordzeehaven.
De nieuwe voorhaven komt trouwens maar net op tijd. Tankers van 175.000 dwt en meer, officieel als ‘Very Large Crude Carriers’ (VLCC) geklasseerd, worden steeds maar talrijker. Volgens een grondig onderzoek van de Londense scheepsmakelaarsfirma E.A. Gibson Fergusson Wild telde de wereldvloot op 1 januari 1971 niet minder dan 150 tankers van meer dan 175.000 dwt die samen een draagvermogen hadden van 32,99 miljoen dwt. Vergeleken met een jaar voordien betekende dit een toename van 71 schepen (+ 89,8 t.h.) en 15,88 miljoen dwt (+ 92,8 t.h.). Begin dit jaar waren bovendien 300 schepen van de VLCC-klasse voor een totaal van 74,42 miljoen dwt in bestelling. Hiervan
Een duwkonvooi geladen met petroleumprodukten op het kanaal Duinkerke-Denain.
De oude haven. Het Handelsdok met op de achtergrond het stadhuis.
waren 93 eenheden (23,13 miljoen dwt) bestemd voor oliemaatschappijen en 207 schepen (51,29 miljoen dwt) voor private rederijen. Van de bestaande en gekontrakteerde VLCC-tonnage behoorde 26,7 t.h. toe aan de voornaamste olieconcerns, 7 t.h. aan andere petroleummaatschappijen en 66,3 t.h. aan private eigenaars. De plannen voor de aanleg van een nieuwe voorhaven zijn echter niet recent. In 1965 werd door het ministerie van Uitrusting aan het waterbouwkundig laboratorium te Chatou opdracht gegeven de bouw van een nieuwe voorhaven ten oosten van Grevelingen te onderzoeken. In het kader van het Vijfde Plan werd voor het bestuderen van dit projekt een krediet van 5 miljoen Fr.fr. uitgetrokken. De uitbreidingsplannen kregen in 1969 min of meer vaste vorm. Men dacht aan een nieuwe voorhaven met een oppervlakte van 450 ha, begrensd door twee pieren met een lengte van resp. 2700 m (oosten) en 3300 m (westen). Intussen werden de werkzaamheden te Chatou verder gezet. Dit had tot gevolg dat ten opzichte van 1969 het ganse projekt gevoelig werd gewijzigd. De voorhaven krijgt een geheel andere vorm. De oppervlakte wordt verhoogd tot 560 ha terwijl er nu drie pieren komen. De westpier wordt 1547 m lang, de noordpier 1095 m en de oostpier 1641 m.
Ter vergelijking: De huidige voorhaven (80 ha) wordt gevormd door een westelijk havenhoofd van 750 lengte en een oostelijk havenhoofd van 1500 m lengte.
Duinkerke bedacht een speciale techniek voor het lossen van stammetjes.
| |
| |
Voorlopig worden slechts twee aanlegsteigers voorzien waaraan gelijktijdig twee schepen van 300.000 dwt en twee van 150.000 dwt kunnen afmeren. Samen met de voorhaven zal ook een getijhavenbekken worden aangelegd dat naar alle waarschijnlijkheid langer zal worden dan eerst voorzien. De scheepswerven France-Gironde willen immers in een nabije toekomst onderaan het getijhavenbekken een werf bouwen waar schepen tot één miljoen dwt volgens een revolutionair precédé zullen op stapel gezet worden. Bovendien zal de France-Gironde daar ook een centrum voor scheepsherstellingen vestigen.
Voor de Port Autonome de Dunkerque wordt de nieuwe voorhaven en bijhorend havenbekken in de eerste plaats een snelhaven. Tankers, ferrydiensten, container- en roll-on/roll-off-schepen zullen naar hier afgeleid worden. Rond 1974 zal Duinkerke over twee havengebieden beschikken die echter niet met elkaar zullen verbonden zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zal deze verbinding in 1980 tot stand gebracht worden via twee gelijklopende sluizen: een zeesluis en een binnenvaartsluis.
| |
Industriële explosie.
Duinkerke wil niet alleen één der grootste Europese havens worden, zij wil ook uitgroeien tot een belangrijke industriepool die de vergelijking kan doorstaan met Rotterdam en Antwerpen. In het geprojekteerde havengebied is voldoende ruimte voorzien voor nieuwe industrieën. De eerste faze van de uitbreidingsplannen reserveert reeds ruim 3000 ha.
Laten wij eerst even stilstaan bij de bestaande vestigingen.
Aanlegplaats voor roll-on/roll-off en containertrafiek.
Het koninginnestuk is zonder enige twijfel het reusachtige staalcomplex Usinor dat einde 1962 begon te produceren met twee hoogovens, elk met een jaarlijkse kapaciteit van één miljoen ton. In 1969 werd een derde hoogoven met een kapaciteit van 2 miljoen ton aan het complex toegevoegd. Voor het ogenblik werkt men koortsachtig aan een vierde hoogoven die in de lente van 1972 in het produktieproces zal ingeschakeld worden. Deze hoogoven met een produktiekapaciteit van 4 miljoen ton zal de grootste ter wereld worden. Usinor-Duinkerke wil immers van 1975 af jaarlijks 8 miljoen ton staal produceren. Vorig jaar werd 3,4 miljoen ton staal geproduceerd.
In het vooruitzicht van deze grotere produktie wordt de opslagruimte aanzienlijk uitgebreid. Momenteel kan men in de Duinkerkse haven 1,2 miljoen ton erts stockeren. Voor eigen behoeften bouwt Usinor nu achter de in aanbouw zijnde kaai van 740 m - verlengstuk van kade 1 voor stortgoederen - een nieuwe opslagplaats voor 2,2 miljoen ton. Deze uitbreiding bestaat uit twee stockageruimten (elk 58 m breed en 600 m lang), gescheiden door een brede muur waarop de nodige transportbanden voor aan- en afvoer zullen lopen. Voor de ertsen en steenkolen die niet voor Usinor bestemd zijn, bouwt de Port Autonome op een terrein, gelegen tussen de kade 2 voor stortgoederen en de binnenvaartsluis van Mardyck, een gelijkaardige opslagruimte. In een eerste faze komt langs de westkant een 440 m lang en 54 m breed ertspark van 350.000 m3 en langs de oostkant een 800 m lang en 54 m breed steenkolenpark van 600.000 m3. Deze installaties komen in juli dit jaar gereed. In een tweede faze zal de lengte van het steenkolenpark op 1400 m
Aanlegsteigers voor petroleumschepen.
| |
| |
gebracht worden. Het ertspark wordt dan 1100 m lang. Sedert augustus 1969 beschikt Usinor over een cokesfabriek met een dagelijkse kapaciteit van 2700 ton. De grote cokeshonger van deze maritieme staalreus kon niet langer meer door de Franse kolenindustrie gestild worden. Om 1 ton gietsel te bekomen, heeft men ongeveer 450 kg cokes nodig d.i. 600 tot 700 kg steenkolen. De kapaciteit van de cokesfabriek kan, volgens de behoefte, gemakkelijk opgevoerd worden. Ten slotte zal Usinor-Duinkerke in een nabije toekomst nog een continukoudwalserij, een tweede staalfabriek en een installatie voor continu-gieten aan het complex toevoegen.
Naast Usinor ligt de raffinaderij van SFBP (Société Française des Pétroles BP) met een verwerkings-kapaciteit van 5,5 miljoen ton. Deze raffinaderij kwam na de Tweede Wereldoorlog in de plaats van twee vóór 1940 in Noord-Frankrijk bestaande raffinaderijen: deze van Courchelettes nabij Dowaai van de SFBP (vroeger Société Générale des Huiles de Pétrole) en deze van de Raffinerie des Pétroles du Nord te Duinkerke. Eerstgenoemde werd tijdens diverse bombardementen voor de helft verwoest, de andere brandde in juni 1940 af en werd daarna tijdens de bezetting volledig ontmanteld.
Duinkerke is eveneens een belangrijk scheepsbouw-centrum. In 1899 vestigde de Société des Ateliers et Chantiers de France er een werf. In 1960 werd de maatschappelijke benaming van de scheepswerf veranderd in Ateliers et Chantiers de Dunkerque et Bordeaux (France-Gironde). Momenteel is de ACDB, na Saint-Nazaire en La Ciotat, de derde grootste scheepswerf van Frankrijk. Zij beschikt over twee bouwhellingen: één voor schepen tot 65.000 dwt en één voor schepen tot 170.000 dwt. Uitbreiding van de werf is echter niet meer mogelijk. Zoals eerder aangestipt denkt de France-Gironde er ernstig aan in het geprojekteerde havengebied een volledig nieuwe scheepswerf te bouwen waar schepen tot één miljoen dwt volgens een revolutionair procédé zullen op stapel gezet worden.
In het havengebied bevinden zich verder o.m. nog de tot de Usinorgroep behorende buizenfabriek Vallourec, gespecializeerd in de produktie van buizen voor olieleidingen, de konstruktie- en scheepsherstellingsbedrijven Béliard-Crighton et Cie, Ziegler Frères en Flandres-Industrie en een termische centrale met een vermogen van 500 MW van de Electricité de France. Ook in onmiddellijke omgeving van de haven zijn er belangrijke industrieën gevestigd. Vermelden wij o.m. de Usine des Dunes, één van de zeven fabrieken van de Compagnie des Ateliers et Forges de la Loire (CAFL), een belangrijke vestiging van Lesieur te Coudekerque, een fabriek van Air Liquide, de Société des Constructions Métalliques de Provence en diverse textielfabrieken.
Maar voor Duinkerke is de industriële explosie in feite maar pas begonnen. Vorig jaar in mei geraakte bekend dat de Franse maatschappij Péchiney en het Amerikaanse concern Kaiser Aluminium and Chemical Corporation langsheen de nieuwe voorhaven en het getijhavenbekken op een terrein van 450 ha een fabriek gaan bouwen voor de produktie van jaarlijks één miljoen ton aluminaat op basis van bauxietertsen. De aanvoer van dit erts zal dank zij de nieuwe voorhaven in de meest gunstige omstandigheden gebeuren. Duinkerke zal o.m. de aluminiumfabriek van Péchiney Nederland en de toekomstige aluminiumfabriek van Kaiser-Preussag in de Duitse Bondsrepubliek met aluminaat bevoorraden. De vestiging van Péchiney-Kaiser moet begin 1974 bedrijfsklaar zijn. De fabriek die naar alle waarschijnlijkheid ‘Alumine des Flandres’ zal genoemd worden, zal in de beginperiode aan 900 personen werk verschaffen. Later komen daar nog eens 1400 werkgelegenheden bij.
Dit is de eerste faze van de uitbreiding van de Duinkerkse haven in de richting van Grevelingen. De aanleg van een nieuwe voorhaven (inclusief de toegangsgeul), twee aanlegsteigers, een getijhavenbekken, industrieterreinen, wegen en spoorlijnen moet uiterlijk begin 1974 voltooid zijn. Op terrein 1 komt een elektrische centrale, 2 is volledig gereserveerd voor Péchiney-Kaiser, op 3 komt opslagruimte voor ruwe olie terwijl terrein 4 langsheen het kanaal Duinkerke-Denain eveneens industriezone wordt. Het getijhavenbekken zal naar alle waarschijnlijkheid iets groter worden dan het gearceerde gedeelte aangeeft.
| |
| |
| |
Uitstekende verbindingen.
Men noemt Duinkerke wel eens de stad van de kanalen. Niet helemaal ten onrechte. Het kanaal Duinkerke-Veurne-Nieuwpoort, het kanaal van de Moeren, het kanaal van Bergen, het kanaal van Broekburg en het kanaal van Mardyck zijn echter slechts waterwegen geschikt voor binnenschepen tot 350 ton. Konkurrentieel gezien betekende dit een enorme handicap. Duinkerke deelt immers met Rotterdam, Antwerpen, Amsterdam en Gent hetzelfde achterland. Door het ontbreken van een waterweg op Europees niveau (1350 ton) liep en loopt heel wat trafiek, bestemd voor het Noorden en Oosten van Frankrijk, via Antwerpen en Gent.
Maandag 8 april 1968 was derhalve een belangrijke dag in de geschiedenis van de Duinkerkse haven. Toen werd het eerste schip versast in de nieuwe en ultramoderne binnensluis van Mardyck. Deze sluis voor schepen van 1350 ton en duwkonvooien tot 3000 dwt verbindt de haven van Duinkerke met het kanaal
Deze grafiek geeft een duidelijk beeld van de evolutie van het goederenverkeer te Duinkerke in de periode 1925-1968.
Lijn 1 geeft de totale trafiek weer, lijn 2 de inkomende en lijn 3 de uitgaande.
Duinkerke-Denain. De grote schutkolk, met een lengte van 144,60 m, kan in twee schutkolken verdeeld worden met een nuttige lengte van respektievelijk 91,60 m en 45 m. De nuttige breedte van de sluis is 12 m. Er werd ook een speciale installatie aangebracht om te beletten dat zeewater in het kanaal zou binnendringen.
De bouw van de waterweg Duinkerke-Denain vergde acht jaar. Het belangrijkste werk was de bouw van dertien sluizen. Over het 178,5 km lange trajekt doet men nu twee dagen. Vroeger verliepen acht tot tien dagen.
De 24 km lange en met 2 sluizen uitgeruste aftakking Bauvin-Marquette zal binnen afzienbare tijd volledig klaar zijn. Schepen van Europese tonnenmaat zullen dan de binnenhaven van Rijsel kunnen bereiken.
Op het gedeelte Denain-Thiers zijn werken in uitvoering tot Valencijn. Dit stuk moet dit jaar klaar zijn. Ten slotte zal in het kader van het Zesde Plan het gedeelte Thiers-Belgische grens verwezenlijkt worden. België zal op dit tijdstip eveneens met de aanpassingswerken klaar zijn. In 1974-1975 zal Duinkerke dan eindelijk op het Europees waterwegennet aangesloten zijn.
Als spoorweghaven heeft Duinkerke sedert jaren een grote faam. De Nationale Maatschappij van Franse Spoorwegen (SNCF) heeft werkelijk op geen kosten gezien. Het spoorwegnet in de haven - 250 km lang - is volledig geëlektrificeerd. Er zijn vier grote rangeerstations: ‘triage du port’ (21 sporen), ‘triage des dunes’ (30 sporen), ‘triage exportation’ (24 sporen) en ‘triage de Grande-Synthe’ bestaande uit een ontvangstbundel van 16 sporen (750 m lang), een rangeerbundel van 48 sporen (850 m lang) en een wachtbundel van 12 sporen. Het rangeerstation van Grande-Synthe kan dagelijks 4500 wagons verwerken. Duinkerke is verder elektrisch verbonden met Parijs, Rijsel, Valencijn, Thionville, Metz, Straatsburg, Mulhouse, Belfort en Basel, met Luxemburg en met het Saargebied.
Voor het wegvervoer is de situatie minder gunstig. Van de geplande autosnelweg Duinkerke-Rijsel zijn tot nu toe twee gedeelten in gebruik: van Duinkerke tot even voorbij Bergues en van Rijsel af tot in de omgeving van Nieppe. Het ziet er niet naar uit dat de tussenschakel - het grootste gedeelte van deze snelweg - vlug zal gerealizeerd worden. Men wil immers ‘voorlopig’ een weg met drie rijvakken tussen Bergen en Nieppe aanleggen. In maritieme en handelskringen te Duinkerke is men over dit plan helemaal niet te spreken. Na het lange wachten op een degelijke kanaalverbinding zou elke stagnatie bij de voltooiing van de snelweg Duinkerke-Rijsel het verlies van bepaalde trafieken kunnen betekenen.
| |
| |
| |
Ruim 25 miljoen ton goederen in 1970
Als slot van dit portret van de haven van Duinkerke geven wij een bondige ontleding van het goederenverkeer dat in 1970 voor de eerste maal de 25 miljoen ton overschreed. De inkomende en uitgaande trafiek totalizeerde 25.387.000 ton. Dit is een stijging van 22,5 t.h. ten opzichte van 1969. Indien men rekening houdt met de bevoorrading komt men zelfs uit op 26.175.000 ton.
De vooruitgang die vorig jaar verwezenlijkt werd is de grootste der laatste jaren. In 1966 bedroeg de stijging 1 t.h., in 1967 3 t.h., in 1968 8,7 t.h. en in 1969 16,5 t.h.
Vooral het inkomende goederenverkeer ging pijlsnel de hoogte in: 21.505.000 ton tegen 17.064.000 ton in 1969. Alleen de trafieken van hout (166.000 ton tegen 179.000 ton), wol (65.000 ton tegen 97.000 ton) en zand (607.000 ton tegen 629.000 ton) gingen achteruit. De ertsaanvoer maakte de meest spektakulaire sprang: 9.009.000 ton tegen 6.344.000 ton. Hierdoor verstevigde Duinkerke haar positie van belangrijkste Franse ertshaven. Van de 9.009.000 ton erts was 4.907.000 ton bestemd voor Usinor-Duinkerke, 1.399.000 ton voor Usinor-Denain, 1.620.000 ton voor andere fabrieken van Usinor (o.m. in Lotharingen) terwijl 860.000 ton naar het Saarland ging. Men verwacht dat in 1975 ruim 17 miljoen ton ertsen in Duin-
| |
| |
kerke zullen gelost worden.
Ook de steenkolentrafiek ging fors de hoogte in: 1.632.000 ton tegen 745.000 ton. In 1975 zullen 6 miljoen ton steenkolen aangevoerd worden. Hiervan zouden 4,5 miljoen ton voor de cokesfabriek van Usinor bestemd zijn. In opgaande lijn ging ook de aanvoer van petroleumprodukten (8.216.000 ton tegen 7.724.000 ton), fosfaat (263.000 ton tegen 86.000 ton), plantaardige oliën (92.000 ton tegen 74.000 ton), oliehoudende granen (173.000 ton tegen 155.000 ton), metaalprodukten (319.000 ton tegen 248.000 ton) en van pyriet (96.000 ton tegen 65.000 ton). De aanvoer van diverse goederen steeg met 20 t.h. van 717.000 ton tot 867.000 ton.
Niettegenstaande de aanzienlijke daling van de graantrafiek (54.000 ton tegen 152.000 ton) en petroleumprodukten (739.000 ton tegen 1.099.000 ton), totalizeerde de uitgaande trafiek 3.882.000 ton. Een stijging registreerde men bij suiker (210.000 ton tegen 80.000 ton), cement (201.000 ton tegen 136.000 ton), groenten en fruit (349.000 ton tegen 284.000 ton) en metallurgische produkten (1.182.000 ton tegen 1.047.000 ton). Bij de afgewerkte meststoffen (214.000 ton tegen 207.000 ton) was de stijging minder groot. De afvoer van diverse goederen ten slotte bedroeg 931.000 ton tegen 705.000 ton.
De containertrafiek werpt voorlopig nog weinig gewicht
Stalen buizen worden jaarlijks bij duizenden verscheept.
in de schaal. Vorig jaar werden 11.201 geladen containers behandeld. In 1969 waren er dat 7.382, in 1968 slechts 2100. Als men weet dat Duinkerke maar over twee containerlijnen beschikt (Duinkerke-Harwich en Duinkerke-Tilbury) is dit resultaat niet zo slecht. De ganse trafiek vertegenwoordigde in 1970 137.234 ton. Het aantal inkomende containers bedroeg 5.892 of 79.310 ton; het aantal uitgaande laadkisten was 5.309 of 57.924 ton.
Als reizigershaven is Duinkerke niet zo belangrijk als de naburige havens Kales en Boonen. Toch werden in 1970 230.000 passagiers geregistreerd. Ter vergelijking: In Kales telde men vorig jaar 2.496.488 reizigers. Er werden 398.286 auto's verscheept. Het goederenverkeer totalizeerde 1.590.804 ton terwijl 6056 schepen de haven van Kales binnenliepen. Via de haven van Boonen reisden 1.211.874 passagiers; het aantal auto's bedroeg 204.681. Het goederenverkeer in Frankrijks belangrijkste vissershaven bereikte een totaal van 1.723.379 ton.
Volgens de Port Autonome de Dunkerque wijst alles er op dat het goederenverkeer dit jaar zal oprukken naar de 30 miljoen ton. Voor 1975 wordt de 50 miljoen ton als haalbaar gesteld. Het ambitieuze Duinkerke is immers vast besloten plaats te gaan nemen in de rij van Europa's grootste havens.
HERMAN WELTER
Het Zeedok met op de achtergrond het staalcomplex van Usinor.
|
|