Van Gent tot Atrecht
In het tijdschrift ‘Gent Werkt’ verscheen een artikel van de heer F. Campens, voorzitter van de Franse Kamer voor Koophandel en Nijverheid voor West- en Oost-Vlaanderen, over ‘de textielnijverheid van Vlaanderen tot Atrecht’.
In deze merkwaardige bijdrage ziet de heer Campens wat hij noemt ‘de drie Vlaanderen’ (West, Oost en Zuid) als één natuurlijk en economisch geheel. Het is betekenisvol en zeer verheugend dat niet alleen op kultureel, maar ook op sociaal en ekonomisch gebied gewerkt wordt aan het afbouwen der grenzen. Wij citeren met volledige instemming:
‘België heeft geen natuurlijke grenzen. De bestaande groepen zijn politieke, maar geen aardrijkskundige grenzen. In de Middeleeuwen heeft het gebied tussen Leie en Schelde, zowel op Belgisch als op Frans grondgebied een gemeenschappelijke ontwikkeling gekend. Ligt niet aan beide zijden van de grens hetzelfde vruchtbare land, dezelfde ondergrond rijk aan steenkool, worden beide gebieden niet door dezelfde waterlopen bevloeid? Hebben onze streken geen gelijklopende geschiedenis gekend?... Als slagveld van Europa heeft Vlaanderen in de loop van de geschiedenis alles getrotseerd. Tenslotte, wat te zeggen van onze bevolking waar het karakter van de
mensen zich identificeert met de grond die hen gevormd heeft? De Vlaamse bevolking aan beide zijden van de grens is werkzaam, moedig en optimistisch. Zij bezit eenzelfde liefde voor de vrijheid, haar streven en noden zijn dezelfde.
Al deze faktoren hebben in de Middeleeuwen bijgedragen tot de voorspoed van Vlaanderen. Tegen een verbazend snel ritme heeft de textielnijverheid zich ontwikkeld te Gent, Brugge, leper, Kortrijk, en in Frans Vlaanderen te Roubaix (Roesbeke), Tourcoing (Toerkonje), Armentières (Armentiers) en Bailleul (Belle).
In de vorige eeuw was het tot stand brengen van een kunstmatige grens nodig om de industriële oriëntatie van onze textielnijverheden grondig te wijzigen.
Thans is het niet gemakkelijk, ondanks de nieuwe faciliteiten door de Gemeenschappelijke Markt geboden, een regionale ekonomische gemeenschap te verwezenlijken. De voorzieningen inzake maatschappelijke zekerheid, belastingswezen, muntpolitiek, prijzenstruktuur enz. zijn immers nog verre van gelijkvormig.
Ongelukkig is het struikelblok echter niet van geografische aard, maar ligt de verwijdering veeleer via de omwegen op het nationaal vlak. Wel bedraagt de afstand tussen Rijsel en Gent maar 70 km - en die tussen Rijsel en Kortrijk 35 km - maar de bestaande symbolische grens maakt de werkelijke afstand veel groter.
Wij weten dat, om bepaalde problemen op te lossen, de industrie zich nog tot het Centraal Bestuur moet wenden. In dit stadium blijven de moeilijkheden dikwijls zonder oplossing.
Sedert drie jaar heeft nu al een onafgebroken ontmoetingscyclus plaatsgehad tussen de textielnijverheid van het Kortrijkse en deze van Noord-Frankrijk (twee tot drie ontmoetingen per jaar). In onze ogen is dit programma nochtans onvoldoende.
Veelvuldige contacten moeten plaatshebben te Gent, Kortrijk en Rijsel, binnen korte termijn. Wanneer men voor een probleem een gemeenschappelijke, voor de streek gunstige oplossing vindt, kan deze overgemaakt worden aan de besturen, die gemakkelijker geneigd zullen zijn om hun akkoord te geven wanneer de geïnteresseerde partijen zelf akkoord gaan. Deze werkmetode zou ook tot vluggere regelingen in de schoot van de Gemeenschappelijke Markt kunnen leiden.
Talrijke sociale of economische problemen kunnen op die manier behandeld worden. Voor sommigen zou zelfs een onmiddellijke oplossing kunnen gevonden worden. Wij denken hierbij aan ‘opleiding’ en ‘wetenschappelijk onderzoek’. Aan weerszijden van de grens bestaan technische scholen, met min of meer aangepaste programma's maar zonder de minste aanpassing tussen beide landen. Ook de inspanningen van de universiteiten te Gent en te Rijsel en van de gespecialiseerde scholen moeten gecoördineerd worden. Er moet gestreefd worden naar het elkaar aanvullen, in plaats van de rivaliteit van de verschillende onderwijsinstellingen te bestendigen. De gelijkwaardigheid van de diploma's moet verzekerd worden en een gemeenschappelijk beurzenprogramma moet voorzien worden. Samengevat is het zowel van regionaal belang, als van nationaal belang voor onze beide landen en voor Europa, dat het economisch potentieël dat Vlaanderen vertegenwoordigt, op de meest harmonische en efficiënte manier wordt uitgebaat.
Men moet niet mikken op een al te bescheiden doel. Men moet Vlaanderen durven zien in zijn volledige geografische werkelijkheid en zoals het historisch is gegroeid. Op textielgebied moet men zich verenigen van Gent tot Atrecht. Een sterk regionaal orgaan moet worden opgericht, dat beantwoordt aan het beeld van de streek, en waarmee men bij alle beslissingen wel rekening zal moeten houden.