De Nederlandse bond in Duitsland
Er leven in Duitsland (voornamelijk in de Bondsrepubliek) duizenden Nederlanders. Zij hebben er zich veelal gevestigd in jaren, waarin economische moeilijkheden in het vaderland tallozen hebben gedwongen elders een bestaan te zoeken. Dit geschiedde ook reeds na de Frans-Duitse oorlog van 1870-71. Toen had het jonge Duitse Rijk spoedig een tekort aan werkkrachten in zijn industrie en zelfs ook in de landbouw, daar vele arbeiders uit de landbouw de industrie aantrekkelijker vonden. Het aantal Nederlanders, die in Duitsland leefden, heeft in de volgende jaren soms een totaal van honderdduizend overtroffen. En in latere jaren, als Nederland economische moeilijkheden beleefde, trokken ook vele arbeiders de grens over.
Ook heden is het aantal Nederlanders in de Bondsrepubliek weer zeer aanzienlijk. Dit blijkt wel uit het feit, dat bij de Nederlandse Bond in Duitsland niet minder dan zevenenvijftig Nederlandse verenigingen zijn aangesloten.
Na de Eerste Wereldoorlog hadden talrijke in Duitsland levende landgenoten ernstige zorgen, doorgaans van sociale aard. Enkele Nederlanders te Berlijn (waartoe ook de schrijver van dit verhaal behoorde) hebben toen contact opgenomen met landgenoten elders in Duitsland, voornamelijk in het Ruhrgebied waar overigens al een samenwerking tussen Nederlandse verenigingen bestond, en in andere westelijke delen van Duitsland. Zij kregen voor hun initiatief bijzonder veel steun van Chr. Schmid, de toenmalige Nederlandse consul te Essen. Aan hem is het te danken geweest, dat de bijeenkomst, waarop tot oprichting van de Bond werd besloten, in 1921 te Essen werd gehouden.
Het Bondsbestuur was aanvankelijk gevestigd te Berlijn met als eerste voorzitter generaal Wittert, militaire attaché bij het Nederlandse Gezantschap. Eerst in 1931 werd de zetel van de Bond naar het Westen, namelijk naar Dortmund, verplaatst. De heer J.J. Hallebeek, directeur van de NESKA, werd toen voorzitter.
In de moeilijke jaren hebben de Nederlanders in Duitsland heel veel waarde gehecht aan onderlinge contacten. Zij hebben er, bijvoorbeeld, naar gestreefd, dat hun kinderen scholen in het vaderland konden bezoeken en het is hun ook gelukt in Duitsland leergangen in hun moedertaal te organiseren. Meer nog: Aan de Bond is het te danken, dat het schoolgeld, dat voor buitenlanders hoger was dan voor Duitsers, tot op het Duitse niveau werd verlaagd. Er zijn ook voetbalwedstrijden van in Duitsland levende jongeren in het vaderland gehouden.
Maar de Bond heeft meer verdienstelijk werk verricht. In de jaren, waarin ook in Duitsland honger werd geleden, is het de Bond enkele malen gelukt levensmiddelen uit het vaderland te verkrijgen en onder de noodlijdende landgenoten te verdelen. Een paar keer heeft de Bond met succes een beroep op het vaderland gedaan om Nederlandse kinderen uit Duitsland de gelegenheid te geven vakanties in het vaderland door te brengen.
Er is meer. Ten einde zijn honderden leden op de hoogte te houden van hetgeen in het vaderland gebeurde, werd de ‘Post van Holland’ als orgaan van de Bond geschapen. Het blad is nu al 42 jaar oud en verschijnt trouw elke maand. Het is een waardevolle verbinding van de Nederlanders in Duitsland met hun vaderland en voor menig Nederlander in Duitsland is het de enige lectuur in zijn moedertaal.
Om de betekenis van het werk van de Bond te onderstrepen lijkt het ons juist nog even op de uitzending der jongeren naar het vaderland terug te komen. De actie van de Bond om na de Eerste Wereldoorlog landgenoten te bewegen Nederlandse kinderen uit Duitsland op te nemen is inderdaad een groot succes geweest. De 31ste juli 1931 vertrok een transport van niet minder dan 118 Bondskinderen naar Nederland. Wij hebben die reis toen meegemaakt. De kinderen zijn tot de 11de september in het vaderland gebleven. De 12de september ondernamen verdere zestig kinderen de reis naar Nederland. En inmiddels waren (de 31ste augustus) twaalf ziekelijke kinderen voor rekening van de Bond naar Egmond aan Zee gebracht.
Uit de Post van Holland van 29 augustus 1931 citeren wij: ‘Van de kinderen, die thans in Nederland vertoeven, krijgen wij uitstekende berichten. De meeste pleegouders zijn zeer tevreden en zullen slechts moeilijk van onze kleinen kunnen scheiden. Bijna alle kinderen worden zwaarder. Er zijn er, die na drie weken reeds zeven pond zijn aangekomen... Zijn dat geen resultaten waar de Bond trots op kan zijn?’