Nakaarten over Brussel
De gemeenteraadsverkiezingen te Brussel hebben geen verrassing gebracht voor wie in de cijfers van de parlementsverkiezingen van 1968 kon lezen. Op één punt hebben de waarnemers zich vergist, waar zij de veerkracht van de socialistische burgemeesters onderschat hebben. De verliezen van Simonet en Machtens zijn gering; Franck van St.-Gillis verliest zijn meerderheid in stemmen maar niet in zetels terwijl Cudell zelfs lichtjes vooruitgaat. De ‘rode leeuwen’ die niet van de grond kwamen en nergens een zetel haalden, hebben hen weinig last bezorgd. Wellicht was hun propaganda wat al te intellectualistisch. Des te erger kwamen de slagen aan voor de socialisten in de gemeenten waar zij reeds in de minderheid waren alsmede in de rijke gemeenten, waar hun kiezers, ondanks de fransgezinde houding van deze socialisten, naar het FDF overliepen. Voor het geheel
N.B.: In ons vorig artikel: ‘Wie deelt te Brussel de lakens uit’, vernoemden we de heer Knaepen ‘van de Kultuurraad van Vlaanderen’. Dit moest zijn van het Liberaal Vlaams Verbond. Onze excuses van beide neven...
der 19 gemeenten valt de franstalige BSP op 22,23%.
De PVV is, zoals verwacht, de grote geslagene. In de agglomeratie valt zij van 33,41% der stemmen op 21,70%. Met uitzondering van Elsene en Brussel verliest zij haar burgemeesters en verdwijnt zelfs in traditionele liberale gemeenten uit het schepencollege. Dé grote overwinnaar is natuurlijk het FDF dat in één slag 27,33% der stemmen haalt en meteen de grootste partij van de agglomeratie wordt.
Het FDF zal enkele burgemeesters hebben. Te Vorst is dat een plaatselijk volslagen onbekende advokaat, dhr Lepaffe, die, in deze van oudsher liberale gemeente, met de socialisten scheep gaat. De handelaars van Vorst staan ‘paf’. Te Schaarbeek zal de heer Nols, van de PVV naar het FDF overgelopen, burgemeester worden. In 1964 had Nols, die het eerbaar beroep van kok uitoefent, enorm veel voorkeurstemmen op de liberale lijst behaald, maar de burgemeester had er zich tegen verzet dat een ‘pasteibakker’ schepen zou worden van een gemeente als Schaarbeek. Nu zal oud-burgemeester Williot in de oppositie zitten. Een frans spreekwoord zegt dat ‘wraak een koude schotel is’.
De UTB van Vanden Boeynants heeft betrekkelijk goed stand gehouden (met 19,08% der stemmen tegen 21,45% in 1964); te Brussel-stad beleefde VDB een persoonlijk succes en in de volkse, door CVP-ers aangevoerde gemeenten (Berchem, Ganshoren, enz.) won de UTB zelfs terrein. De grote uitzondering was St.-Lambrechts-Woluwe, de rijke gemeente in het zuid-oosten waar het FDF er bijna in slaagde baron Fallon zijn burgemeesterssjerp te ontrukken.
In de buurgemeente St.-Pieters-Woluwe, slaagde het FDF wel in haar opzet en hier zal de roemruchte heer Persoons, burgemeester worden.
De communisten verdwijnen volledig van het toneel. Wat de Volksunie betreft, deze wint drie zetels en houdt stand of gaat nog licht vooruit ten opzichte van 1968 te oordelen naar de resultaten van Brussel-stad en van het kanton Molenbeek waar zij in twee van de vier gemeenten opkwam. Een merkwaardig resultaat werd geboekt door een Vlaamse kartellijst, aangevoerd door senator Lode Claes, te Elsene die 1.384 stemmen haalde. Dit succes werd niet bekroond met een zetel. Hadden de Rode Leeuwen (met o.a. Marnix Gijsen) zich bij deze Vlaamse kartellijst aangesloten, i.p.v. apart op te komen, dan had de Vlaamse zetel in de franse oase in het bereik gelegen.
Vlaamse twee- of drie-dracht heeft trouwens in vele gemeenten belet dat de Vlaamse aanwezigheid te Brussel tot uiting kwam. Te Schaarbeek waren er uiteindelijk drie Vlaamse lijsten, die samen 12% der stemmen (goed voor zes zetels) zouden hebben gehaald. Nu is slechts één Vlaming gekozen.
Zo ziet, mede door eigen schuld, de toekomst van de Brusselse Vlamingen er somber uit. Een les voor de verkiezingen van de Brusselse agglomeratieraad...
ANDRÉ MONTEYNE