Brief uit de Randstad
Eind september - begin oktober had er een coup de théâtre plaats in de Nederlandse toneelwereld. Onbehagen leefde er al langer over de speelprogramma's van de ‘gezeten’ gezelschappen, over de artistieke en zakelijke leiding en - bij bepaalde groepen - over de afstand die tussen Het Toneel en Het Volk ontstaan zou zijn. Met medewerking van de nieuwe (socialistische) wethouder van Kunstzaken voor Amsterdam, Han Lammers, kwam nu plotseling een overeenkomst tot stand tussen het zogeheten Auteurstheater en de Nederlandse Comedie, dit ter bespeling van de hoofdstedelijke Stadsschouwburg. (Het Auteurstheater kwam zelf voort uit de Nederlandse Comedie, die geldt als ‘standplaatsgezelschap’ voor Amsterdam). Lammers bracht de Vlaming Hugo Claus die aspiraties had met het Auteurstheater, en Guus Oster, zakelijk directeur van de Nederlandse Comedie, bij elkaar, en dit tweetal zou een geheel nieuw plan opzetten voor het bespelen van de Stadsschouwburg.
De opschudding in de Amsterdamse toneelwereld was groot, want wat hier gebeurd was, strookte weinig met de democratiseringsgedachte zoals die bij een aantal van de betrokken artisten leefde. Na weinig dagen echter trok Oster zich terug en kort daarna moest ook Claus zijn opdracht teruggeven. Waarop Lammers eveneens afstand nam om vervolgens onderhandelingen te beginnen met de Amsterdamse kunstraad. Dit gesprek is nog lopend, het draagt een nogal politiek karakter. Opmerkelijke toneelprodukties in de maanden oktober en november waren ‘Kees de Jongen’ door Toneelgroep Centrum en ‘Het leven en de werken van Leopold II’ door de Nederlandse Comedie. Overigens kregen deze twee stukken om geheel uiteenlopende redenen aandacht. Was het publiek opgetogen over de vertoning van
Hugo Claus:
Amsterdamse perikelen
‘Kees de Jongen’ naar de gelijknamige roman van Theo Thijssen (een critisch weekblad schreef naar aanleiding van deze voorstelling: ‘Het Nederlands toneel bestààt, ook al heeft men dat jarenlang niet willen geloven!’), het spektakelstuk van Hugo Claus werd met weinig gejuich ontvangen. De meeste recensenten waren het er over eens dat het te gewild, te opgelegd was, en daardoor niet helemaal geloofwaardig. ‘Leopold II’ kwam tegelijk in boekvorm op de Nederlandse markt. Markantere uitgaven echter zijn, om ons tot de afgelopen maanden te beperken, het verhaal ‘Corsetten voor een libel’ van Anton Koolhaas, en ‘De verteller’, het nieuwste werk van Harry Mulisch. Koolhaas, grootmeester van wat men de mens-diersituatie in de literatuur zou kunnen noemen, heeft in zijn nieuwste werk zichzelf opnieuw overtroffen.
Op cultureel gebied dient zeker nog vermeld te worden de viering van het vijfentwintigjarig bestaan van het Amsterdamse Kriterion, de bekende avant-garde-bioscoop. Het feest werd gevierd met een reeks nachtvoorstellingen van befaamde films der afgelopen jaren.
Met de verkiezingen (eind april 1971) in het vooruitzicht was er op politiek gebied heel wat te doen, zij het dat de activiteit zich in hoofdzaak op het verbale vlak afspeelde: verklaringen van politici, partijvergaderingen, enz. Enkele voormannen van de jonge partij Democraten '66 kwamen begin oktober met het opzienbarende plan om te pogen via gesprekken in plaatselijke afdelingen contact te leggen tussen de Katholieke Volks-partij - qua Kamerzetels de grootste partij van Nederland - en de Partij van de Arbeid. Dit contact was vrijwel verbroken nadat een kleine twee jaar geleden de PvdA een resolutie aannam waarin voor de toekomst regeringssamenwerking met de KVP werd afgewezen. D'66 wilde met haar initiatief een dreigende impasse in de Nederlandse politiek voorkomen, maar boekte met haar ‘onderhandelingen’ tot op heden weinig resultaat.
Intussen ging de samenwerking tussen de drie grote christelijke partijen, KVP, Anti-Revolutionaire Partij en Christelijk-Historische Unie, verder. Men werd het eens over een ‘urgentieprogram’ dat dienst moet gaan doen na de verkiezingen, wanneer een nieuw kabinet gevormd dient te worden. De drie genoemde groeperingen gaan echter met een eigen program de verkiezingsstrijd in. De verschillen die er zijn tussen deze eigen programs en de gezamenlijke verlangenslijst lokten heel wat verklaringen en uitspraken uit, maar niettemin zijn de betrokken partijen vastbesloten de gemeenschappelijke weg verder af te leggen. Waar de resolutie van de Partij van de Arbeid nog steeds geldig is, en het er niet naar uitziet dat ze zal worden ingetrokken, heerst vrij algemeen de overtuiging dat na de verkiezingen wederom een regering tot stand komt van ministers uit de christelijke partijen en de (liberale) VVD. Overigens kan er nog van alles gebeuren in de maanden van nu tot eind april, zodat men met voorspellingen toch dient op te passen. Er verscheen ook weer een nieuwe partij in de politieke arena: de Evangelische Solidariteits-Partij. Hierin hebben zich een aantal radicale vroegere leden van de Anti-Revolutionairen en andere christelijke politici gebundeld. Het is overigens zeer de vraag of deze nieuwe groepering meer succes zal boeken dan de Politieke Partij Radikalen (PRR), ontstaan uit de linkervleugel van de KVP. Deze PPR heeft zich geruime tijd sterk geroerd, maar kwam er bij de dit jaar gehouden gemeenteraads- en provinciale verkiezingen slechts bescheiden aan te pas. Nog niet lang geleden werd tijdens een landelijke vergadering serieus overwogen om de partij maar op te heffen. Hetgeen echter niet gebeurd is.
Tenslotte nog iets over de deining die in Nederland ontstond naar aanleiding van de komende volkstelling. Menigeen vreest dat door de aard van de te stellen vragen en door de verwerking en het bewaren van de verzamelde gegevens de privacy van de Nederlander wordt aangetast. Van hogerhand is wel getracht om dit te weerleggen, maar er blijft obstructie tegen de telling bestaan. Of velen zich eraan zullen onttrekken, is een andere vraag. Want wie niet meedoet, kan een boete van liefst vijfhonderd gulden tegemoet zien!
JAN VERDONCK