Neerlandia. Jaargang 74
(1970)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Rozenhulde met en zonder doornen.In Dordrecht - waar immers de gebroeders de Witt zijn grootgebracht en waar de Dordtse Synode heeft plaatsgevonden - voel ik me op veilig terrein als ik meen dat er verband bestaat tussen de twee hoofdkenmerken van de Nederlandse volksaard - hun heerschappij over het water en hun stoere strijd voor gewetensvrijheid. Geen vreemdeling heeft deze kwaliteiten beter aangevoeld en zelfs aan den lijve gevoeld, dan de Engelsman. Juist om deze reden zullen de doornen niet kunnen ontbreken in mijn rozenhulde aan deze stad. Want ik voel nog hoe ook Samuel Pepys door de doornen gestoken was toen hij naar aanleiding van Chatham en de Witt in zijn beroemde dagboek schreef: ‘Zodoende winnen de Hollanders het van ons in alle opzichten, - in wijsheid, moed, kracht, kennis van onze eigen stromen en succes; en zo besluiten ze de oorlog met de overwinning aan hun kant.’ Maar ik heb ook rozen zonder doornen voor de Synode en haar latere steun in de persoon van Willem III, die besloot ‘de Engelse natie tot conservatie van haar gereformeerde religie en haar vrijheden en gerechtigheden ter hulp te komen.’ Als ik dus uw doopceel, dames en heren, wil lichten, sta ik, als het ware, ook in mijn eigen hemd, want we delen dezelfde initiatie. Het is toch zo waar dat voor onze beide volkeren het water het materiële symbool is van onze geestelijke aspiraties. Het is heel eenvoudig. Om geestelijk volwaardig te worden moesten we door het water heen worstelen. Het kan ook niet anders bij twee volkeren met dezelfde belangen en doeleinden. We zijn immers takken van dezelfde stam. Uw voorouders en de onze moesten het water leren beheersen om langs de rivieren en over zee zich in Nederland en Engeland te gaan vestigen. En de zee is sindsdien de schakel maar ook de barrière tussen ons geweest. | |
De zee als brug tussen Engeland en Nederland.Tot in de ontdekkingstochten en de zee-oorlogen was de zee meer een brug dan een scheiding, zozeer zelfs dat de verbinding tussen Vlaanderen en Z-O Engeland beter was dan de verbinding in beide landen met de Noordelijke gewesten. Van de gelukkige betrekkingen in die tijd zijn de lakenhallen in Zuid-Nederland en de Wool Churches in Oost Engeland magnifieke getuigen. Ja, zelfs de huidige Nederlandse taal en kultuur zouden als welbespraakte getuigen opgeroepen kunnen worden, want zonder die drukke zeehandel zou hun bakermat misschien het slachtoffer geworden zijn van Franse expansie. Ook ónze taal getuigt van de grote invloed van de Nederlandse zeemacht, toen en later, in een veelheid van zeetermen van Nederlandse oorsprong: block, deck, dock, groove, haul, hoist, ballast, reef, wainscot, boom, yacht, en zo voort - allemaal woorden die spreken van een gedeelde ervaring, en die ook een erkenning inhouden van mensen als Mercator, Ortelius, Blaeu, Grotius, Huygens en hun landgenoten. Daarentegen herdenken we de keerzijde van deze zeemacht met een aantal ietwat ironische complimenten, in Dutch courage, Dutch comfort, Dutch treat, Double Dutch, Dutch uncle. Macht over dit element, water, betekende dus zowel materiële welvaart als geestelijke verruiming, uitgedrukt in toekomstverwachtingen aangeduid in de niet minder dan viermaal voorkomende benaming Nieuw Amsterdam van kuststeden in Oost en West. Dat de Engelsen er altijd vlak naast zaten is onmiddellijk duidelijk in de overgang van Nieuw Amsterdam op New York! Zelfs de populaire naam van de bevolking van dit nieuwe continent, Yankees, laat iets van deze onophoudelijke rivaliteit horen. Want het woord, zoals U weet, is waarschijnlijk afgeleid van Jan Kees, die blijkbaar het prototype was van de Nederlandse boer in deze nieuwe wereld. Elders - in Zuid Afrika - staat de plaats Dordrecht in het teken zowel van onze tegenstrijdigheid als van onze huidige eensgezindheid tegenover de geestelijke problematiek door ons beider kolonisatie in dat werelddeel achtergelaten. | |
[pagina 163]
| |
De principes van Mare Liberum en Fides Libera hangen, zoals al eerder opgemerkt, nauw samen. De vroege uitwisseling van academici uit Leiden en de Engelse universiteiten, de later opgerichte Nederlandse koloniën in Londen, Colchester en Norwich, en de vele Nederlandse namen op de ledenlijst van de Royal Society zijn daar vreedzame bewijzen van. (U kent immers het verhaal van Boerhave, die in zijn tijd zo beroemd was, dat een brief geadresseerd aan ‘Boerhave, Europa’ terecht kwam?) Minder vreedzaam misschien, is het merkwaardige chapiter, ook onderwerp van Vondels ‘Zungchin’, over de aanwezigheid van Nederlandse Jezuieten aan het ontoegankelijke hof van Peking, bezig ondermeer de Chinezen te onderrichten in het fabriceren van kanonkogels! | |
Vruchten van een eeuwenlange strijd.Welnu, ik zou het U niet kwalijk kunnen nemen als U zich ging afvragen wat zo'n terugblik op de ontwikkeling van de zeemacht, de Humanisten en de Reformatie, de ontdekkingstochten en de concurrentie met Engeland - laat staan kanonkogels - te maken heeft met de dag van vandaag. Vooral als U dit hoort uit de mond van iemand die zelf gediend heeft in de Nederlandse marine achter torpedo's! Ik kan U slechts verzekeren dat ik, dank zij die kennismaking met dertig Nederlanders tijdens de oorlog, naar Nederland ging om dit Nederland te leren kennen, en dat ik zodoende steeds naar het verleden verwezen werd. Enkele weken geleden nog - actueler kan het toch | |
[pagina 164]
| |
niet! - reed ik langs de gloednieuwe weg van Leliestad naar Amsterdam. Aan de binnenkant van de dijk is er een onmetelijk uitzicht op een wuivend gewas. Daar kan men, met Gezelle, naar het ruisen van het ranke riet luisteren. Het lied dat we dan horen zingt nù van het door helicopters bezaaide slijk als eerste aanplanting van een nieuw gebied, Flevoland. Het zingt ook van Wageningen, modern zwaartepunt van studenten uit de hele wereld op het gebied van experimentele, intensieve landbouwkunde. Het lied zingt ook van de langs het water (alweer!) naar Alsmeer gevoerde Produkten, die na de veiling door de K.L.M. nog dezelfde dag bezorgd worden op de feesttafels van de Waldorf Astoria en de Sjah van Perzië.
Maar ditzelfde lied begint toch met de stamvaders van Nederland en Engeland, die de oerwereld van moeras, bos en heide dóór het water en vàn het water veroverden. In hetzelfde lied horen we de klanken van ‘Naar Oostland willen wi varen’, het middeleeuwse lied gezongen door de arbeidsploegen die in heel Duitsland, tot in Oostenrijk en Polen, grote gebieden gingen reclameren. Later nog in hetzelfde lied horen we de naam Vermuyden, die Little Holland in Lincolnshire drooglegde, en van Sir Murdoch MacDonald, die nog in 1940 bekende dat zijn plan voor de beveiliging tegen overstroming van het Fengebied in geen belangrijke details afweek van het oorspronkelijke ontwerp van Cornelis Vermuyden. Het was ook een Nederlander die Londen haar eerste waterleiding gaf, en nog een Nederlander die de haven van Yarmouth bouwde. Het epos klinkt dan verder door in het heden van de Deltawerken, de sierlijke halsketting tussen Noord en Zuid waaraan Delft haast letterlijk haar eigen naam geschonken heeft. En Europoort, de bekroning van een Europees idee, de Delftse theorie in praktijk gebracht, het Mirakel van Delft. Is het een té dichterlijke vrijheid om de praktische uitvoering, de toestroming van de wereldhandel naar, en uitstraling van, Europoort te zien als het resultaat van het raadplegen van het orakel in Delft, zoals in een vroeger tijdperk Delfi de mystieke kern was van een wereldbeschaving? Maar hier houdt het lied op. Wat U nu verder hoort is dus toekomstmuziek, zijn louter persoonlijke mijmeringen. | |
Spectaculaire ontwikkelingssprong.Mijnheer de Voorzitter, het is bijzonder passend dat dit jubileum samenvalt met de 25-jarige herdenking van de Bevrijding, want ik wil de spectaculaire ontwikkelingssprong door dit land sedert de oorlog gemaakt in breder perspectief proberen te zien. Het mag ook symbolisch heten, dat Nederland dit jaar een leidende rol speelt in de kernfysica, getuige de Nederlands-Duitse en Engelse overeenkomst over het Proces-Kistenmaker voor de verrijking van uranium. Want het loslaten van een in dit kleine land - op vier na het kleinste van de wereld - opgesloten kracht doet inderdaad aan de onmetelijke potentie van een kern denken. Of, om een minder figuurlijk voorbeeld te noemen: de ontdekking en onmiddellijke verspreiding van het aardgas door West Europa is het tastbare bewijs van Uw latent en schijnbaar onuitputtelijk potentieel aan vindingrijkheid, vernuft, durf en doorzettingsvermogen. Als door willekeurige omstandighede vrijgemaakt, straalt deze kracht nu uit in de materiele welvaart gebracht door Philips, B.P.M., Unilever en zo veel meer.
De kust van West Rozenburg mag er heel anders uitzien dan de rand van Flevoland, de vreemdeling die daar staat is zich van dezelfde gedachten bewust. Hij voelt op beide plaatsen een demonische kracht, gaandeweg door de eeuwen heen in de volksgeest ontwikkeld en nu plotseling losgelaten in een kolossale zegeviering over het water, de magische vijand, tot vriend getemd. Hij is ooggetuige van de ironie dat ditzelfde water nu dienst doet als vervoerder van het zand dat op de moerassen en in de meren gespoten wordt als fundering voor steden, wegen en spoorbanen. Hij weet dat Rotterdam uit dit water verrezen is als een reus, over de hoofden van Londen, New York en Tokio heen, haar zeearm uitgestrekt om nog ongehoorde tonnages naar de E.E.G. toe te trekken. Maar de vreemdeling weet ook dat met iedere steen die op de dam voor de nieuwe tankerhaven gestort wordt, nog een raam ingegooid wordt van de leegstaande pakhuizen in Liverpool en Londen, en nog een graf afgesloten wordt in het kerkhof van het Suezkanaal. Hoe kan hij de geschiedenis vergeten? Dit is toch een herhaling, op zeer vergrote schaal, van de bloei van Amsterdam en de verzilting van de Schelde. Het is alsof de Duitse bezetting de geest van de Geuzen weer opgeroepen heeft, Geuzen die nog ondergronds, tijdens de oorlog, het nieuwe Utopia ontwierpen met de daaruitvoortvloeiende economische expansie, zo snel en zo verspreid als zijn voorloper in de zeventiende eeuw. Maar ook Geuzen die de vrijheidsidealen van Erasmus en Spinoza zó lieten weerklinken, dat deze nieuwe, vitale generatie, met al de geesteskracht van zijn vooruitstrevende kerkelijke inzichten en de sociale aspiraties van zijn Provo-beweging, spreekbuis is geworden van de progressieven in de omliggende landen. Met reden heeft de buitenlander dan ook respekt voor de Nederlandse stem in de raden van Europa en de wereld. | |
[pagina 165]
| |
Veroverd op het water: Emmeloord, noord-oost polder
| |
Spanningen in de welvaart.Er zijn allerlei verklaringen voor deze geestesbloei (die natuurlijk ook tot uiting komt in de na-oorlogse kunst en literatuur), maar de twee raakste zijn, mijns inziens, de bijzonder goede communicaties in het dichtst bevolkt land van de wereld, en het hoge peil van het onderwijs. Toch zijn het juist deze factoren die voor de toekomst enige zorg baren.
Bijna ieder stadsmens voelt de bevolkingsdensiteit en weet het berm-toerisme te verklaren. Hij leeft dan ook met deze problematiek mee, en steunt alle pogingen van regeringswege om de recreatiegebieden uit te breiden. Het is echter een kleine minderheid die ervaring heeft van de uitwerking hiervan in het hoger onderwijs. Aan de toenemende eisen van het lager en middelbaar onderwijs wordt voldaan door middel van nieuwe scholen, maar bij het hoger onderwijs gaat men nauwelijks verder dan de bestaande universiteiten uit te breiden. Men leest over studentenrellen en gaat deze te licht toeschrijven aan heethoofden onder de jeugd. Men leest, helaas, over hooglopende ruzies tussen hoogleraren en beseft misschien niet, dat ze overwerkt en overspannen zijn van wege het wettelijk uitblijven van een numerus clausus, zodat hun leerprogramma's in de war lopen en ze niet genoeg werkruimte hebben. Afgezien dus van de hoogspanning onder staf en studenten resulteert dit onherroepelijk in een verlenging van de studietijd en een grotere druk op de schatkist. Merkwaardigerwijze, in deze tijd van ongekende expansie, heeft nog niemand aan de intellektuele élite gedacht die hier nog steeds niet gerechtigd is - wat in andere landen van Europa en Amerika reeds lang het geval is - af en toe hun opdracht tijdelijk over te dragen om zich eens in eigen studeerkamer of in het buitenland op wetenschappelijk werk te kunnen concentreren. Het belang hiervan gaat mij zo zeer ter harte dat ik doende ben een drietal Visiting Fellowships voor Nederlandse hoogleraren en docenten in Cambridge op te richten, en in verband hiermee, afspraken heb in de komende week met Nederlands-Engelse firma's die, naar ik hoop, financiële steun aan dit project zullen willen verlenen. | |
[pagina 166]
| |
Foutieve geringschatting van eigen waarde.Dit is toch ook een kwestie van communicatie, en brengt me dus tot mijn tweede punt. Het gevaar is niet denkbeeldig dat de naar buiten gerichte programma's in het hoger onderwijs gebaseerd zijn op een in laatste instantie foutief principe, dat Nederland een Europees- en Wereldcentrum kan worden omdat men hier in staat is om ‘Europees’ en zelfs ‘universeel’ te denken. Cursussen, conferenties, publikaties worden in de wereldtaal aangeboden. Het Nederlandse produkt moet verkocht worden, al is het dan maar in vertaling. Ik kan dit illustreren met een brief die ik enkele jaren geleden ontving van een bekende Nederlandse schrijfster. Daarin schreef ze: ‘Kunt U me enig idee geven van de Engelse auteurs die nu veel gelezen worden. Want ik wil ze graag lezen om misschien ook zo te schrijven. Zonder vertalingen komt men in ons landje niet ver.’ Dit spreekt van een soms typerende geringschatting van eigen waarde die moeilijk te verenigen is met de toch zichtbare en voelbare enorme invloed van Nederland in Europa. En de mening van hen die een specifiek Nederlandse voor een internationale denkwijze willen opofferen wordt eenvoudig gelogenstraft door de pijlsnel toenemende internationale belangstelling voor wat speciaal Nederlands is. Men weet blijkbaar niet, of vergeet te gauw, dat er niet minder dan 130 universiteiten in het buitenland zijn, waar Nederlands gedoceerd wordt. Maar, zegt U misschien, als er dan toch zo'n belangstelling voor de Nederlandse zaak in het buitenland is, zal dit vermoedelijk een al te grof wegcijferen van het Nederlands volkseigen tegenwerken. Ja. Maar nu doet zich nog een verschijnsel voor, dat op de duur bijzonder ernstige gevolgen kan hebben. De huidige crisis onder de Nederlandse uitgeversmaatschappijen biedt ons een toekomst waarin slechts populaire lektuur gewaarborgd zal zijn. We staan dus voor het ironisch feit dat de hedendaagse economische groei de eigen grond waarop die staat dreigt te overwoekeren en versmoren. | |
Eigen karakter handhaven.De mogelijkheid bestaat, Mijnheer de Voorzitter, dat bij het eeuwfeest van het Algemeen Nederlands Verbond de Nederlander zo internationaal geworden zal zijn, dat hij in concrete termen een onherkenbare Prometheus geworden zal zijn, wiens geestelijke ingewanden, dank zij zijn eerzucht en hebzucht, weggevreten zullen zijn. De paradox is echter, dat een volk dat een betekenisvolle rol in het wereldraam wil spelen, zijn eigen, voor anderen geslóten, karakter ten tonele moet voeren. Als deze volksaard dan inderdaad aan dit volk eigen wil zijn en blijven, moet er iets eigen-aardigs in gehandhaafd blijven. En de volksaard moet in haar hele ontwikkeling in het leven gehouden worden, niet alleen omdat de toekomst in het verlengde van het verleden ligt, maar omdat we zijn waar we zijn juist omdat we op andermans schouders staan. Dààrom maak ik geen excuses voor het feit dat ik het heden in zijn verhouding tot gisteren heb gezien, en ook het verband tussen de stoffelijke en geestelijke ontwikkeling heb aangeduid als aanleiding tot mijn angst over de toekomst van de geestelijke erfenis in publikaties en het onderwijs. Wat baat het immers, als de belangstelling voor de Nederlandse kultuur in het buitenland groter is dan in Nederland zelf, als de verbindingen tussen de universiteiten, zo'n vruchtbaar aspect van de Renaissance, nog niet hersteld zijn en de communicatie door middel van publikaties in de geesteswetenschappen dreigt op te drogen? In het heldere bewustzijn dat de taal nooit al zijn geheimen aan de vreemdeling wil prijsgeven, blijf ik er mee bezig, in de hardnekkige overtuiging dat de literatuur het unieke in de volkspersoonlijkheid ten volste bevat. Want per slot van rekening, hoe gebrekkig het resultaat ook is, is er geen andere mogelijkheid voor iemand die zijn uiteindelijk vertrouwen in uw toekomst wil delen met een Nederlander voor wie de naoorlogse dageraad nooit aanbrak (H. Marsman, Polderland): Oneindig is het land,
oneindig zijn de wegen
die naar de kimmen gaan;
ik loop den morgen tegen
in 't mistig licht der maan.
PETER KING M.A. University of Cambridge De heer PETER KING, M.A., geboren te Wimbledon in 1922, studeerde in 1946-47 te Groningen en daarna te Londen. Hij promoveerde aldaar bij prof. Th. Weevers op het proefschrift ‘Vondel's Adam in Ballingschap and Grotius' Adamus Exul’ in 1952, waarna hij in 1959 benoemd werd tot ‘University Lecturer in Dutch Language and Literature’ in Cambridge.
|
|