| |
| |
| |
A.N.V. gericht op de toekomst
Wij herdenken vandaag de oprichting, 75 jaar geleden, van het Algemeen Nederlands Verbond.
Meminisse juvat: het is goed zich in herinneringen te verdiepen. Het zou inderdaad een vreugde zijn in herinnering te roepen de geestdrift, de strijd, het doorzetten bij tegenslagen en de successen van de mannen van het eerste uur en van allen die na hen hun krachten hebben gegeven aan de zaak die het ANV in het leven heeft geroepen en het verbond ook thans in leven houdt.
Toch zal ik niet een herdenkingsrede houden. Niet zozeer omdat dit in het verleden al bij verschillende gelegenheden is geschied, maar vooral omdat de zaak waarvoor al die personen in hun tijd hebben gewerkt beter wordt gediend met het weerstand bieden aan de verleiding tot vreugdevolle herdenking en zich, in de plaats daarvan, af te vragen wat de zin is van het verbond vandaag en in de naaste toekomst. Ook op die wijze kunnen wij hen eren, die ons tot de viering van dit jubileum hebben in staat gesteld. In die gedachtengang past het ook niet lang stil te staan bij de vraag waarom in dit jaar het 75-jarig bestaan wordt herdacht, terwijl het 60-jarig jubileum niet in 1955 maar in 1958 is gevierd.. Het bestuur heeft, na ampel overleg, besloten voor de viering van dit jubileum terug te grijpen naar de oprichting in 1895 te Brussel door Hippoliet Meert van een Algemeen Nederlands Verbond, waarvan het in 1898 te Dordrecht opgerichte verbond de voortzetting is.
| |
Alle waarden in de smeltkroes.
Wij leven in een tijd, waarin vrijwel alle waarden in de smeltkroes worden geworpen. Wij weten niet wat daaruit ten slotte te voorschijn zal komen, maar het staat toch wel vast dat op velerlei gebied een herijking van waarden heeft plaats gehad en, naar verwacht moet worden, nog zal plaats hebben. Er is dan ook alle aanleiding de vraag naar de betekenis, voor deze tijd, van de zaak die destijds tot de oprichting van het ANV heeft geïnspireerd - en dus naar de zin van het verbond - opzettelijk te stellen.
De noodzaak daartoe komt scherp naar voren, indien men de tijd rond de eeuwwisseling stelt tegenover die van vandaag. Daartoe slechts een enkele aanduiding. Toen een tijd waarin, in een min of meer romantische sfeer, in vele delen van Europa een groeiend nationaal besef was waar te nemen, zich o.m. uitende in aandacht en liefde voor eigen taal en eigen cultuurbezit. Twee wereldoorlogen met de gevolgen daarvan en ongekende ontwikkelingen op economisch, sociaal en technisch gebied, in sterke mate ook aan de dag tredend op het terrein van de feitelijke en geestelijke communicatie, scheiden ons van die tijd.
Tezamen met geheel gewijzigde internationale verhoudingen en nog meer factoren hebben zij tot een radicaal andere feitelijke situatie en ander geestelijk klimaat geleid. Althans in de Westelijke wereld passen zakelijkheid en internationalisme daarin beter dan romantiek en nationaal cultuurbesef.
Het zou onjuist zijn het ingrijpende karakter van het nog steeds in gang zijnde proces te ontkennen, of, met een hang naar het verleden, daarvoor de ogen te sluiten. Het verschil met vroeger is trouwens zo zonneklaar dat daarvoor ook geen ruimte meer bestaat. Groter is, dacht ik, het gevaar dat wij, met gebrek aan historisch inzicht en te sterk onder de indruk van het eigentijdse gebeuren, een uniek verschijnsel menen te bespeuren, en niet een stroomversnelling in de dynamiek van het bestaan. En zo ook moeilijk oog krijgen op de overaccentueringen en onderaccentueringen van waarden die, evenals in elke ontwikkelingsfase, ook optreden in die fase waarin wij ons bevinden. Bij elke wisseling evenwel valt ook een identiteit van problemen waar te nemen. Het ‘panta rhei’ - alles stroomt - is waar, maar evenzeer het ‘semper idem’ - altijd hetzelfde.
Ik meen dat deze algemene vaststellingen een aanknopingspunt geven voor enkele gedachten over de zin van het ANV vandaag.
| |
Persoon en gemeenschap.
Blijft niet veel door de tijden heen, telkens onder een andere belichting en op een andere wijze, draaien om de verhouding tussen de individuele personen en de kleinere of grotere gemeenschap - en dus ook de volksgemeenschap - waarvan wij deel uitmaken? Uitgaande van de eenheid van de Nederlandse cultuuren taalgemeenschap staat het ANV voor en na op het standpunt dat, in verhouding tussen individu en die gemeenschap, de belangen van geen van beide mogen overheersen, maar dat het gaat om het vinden van een verantwoorde en evenwichtige synthese. Elk overtrokken individualisme en elke totalitaire gemeenschapsopvatting - die beide in het verleden tot groot onheil hebben geleid - wijst het af.
| |
Gelijkheid en differentiatie.
En vervolgens: treedt niet in alle tijden aan de dag de spanning tussen een fundamentele gelijkheid van
| |
| |
individuën en volken enerzijds en een differentiatie in verschijningsvorm anderzijds? Binnen de Westerse beschaving draagt het Nederlandse cultuurpatroon een eigen, in vele eeuwen gegroeid, karakter. Het verbond staat op het standpunt dat aan het behoud en de verdere ontplooiing ervan grote waarde moet worden gehecht. En dit niet alleen ten bate van de leden van de Nederlandse cultuurgemeenschap en van verwante cultuurgemeenschappen, als de Zuidafrikaanse, maar ook om aldus een bijdrage te kunnen leveren aan de beschaving in het algemeen.
Onverenigbaar met zijn uitgangspunt zijn zowel een in zich zelf gekeerd nationaal superioriteitsgevoel, als het, met miskenning van eigen karakter, streven naar een kleurloze eenheidscultuur.
| |
Vraagstukken van deze tijd.
Vasthoudende aan die uitgangspunten moet het verbond werken in de werkelijkheid van vandaag. Het zal zijn aandacht en inspanningen moeten richten op de belangrijke vraagstukken die in onze tijd van vele zijden aan de orde worden gesteld. 1) Het kan zich niet binden aan, en nog minder concentreren op, probleemstellingen, die bij zijn oprichting of daarna actueel waren en waarvoor onze voorgangers destijds getracht hebben een passend antwoord te vinden. 2) Het kan zich evenmin binden aan de woordenkeus die in die tijden - in overeenstemming met het destijds bestaande
geestelijk klimaat - werd gebezigd en heeft aangesproken. Indien dat woordgebruik thans aan de zaak waarvoor het ANV staat niet meer dienstig is en soms - ik denk hier in het bijzonder aan de jongere generatie - die zaak kan schaden, moet het aan onze tijd worden aangepast. 3) Het mag ook niet te allen koste vasthouden aan zijn eenmaal gekozen organisatiestructuur en werkwijze. Ingrijpende wijzigingen in het maatschappelijk gedragspatoon kunnen twijfel doen rijzen of met die structuur en werkwijze de zaak die het verbond in leven houdt wel het beste kan worden gediend.
Het ANV zal het meest vruchtbaar werkzaam zijn indien het de nieuwe ontwikkelingen en nieuwe strevingen, waarvan onze tijd zo vol is, open en zonder vooringenomenheid tegemoettreedt. Indien het deze enkel toetst aan zijn algemene uitgangspunten, dan zullen ongetwijfeld vele positief kunnen worden gewaardeerd. Ik behoef, om een voorbeeld te geven, slechts te verwijzen naar het onderwerp dat vandaag centraal staat. Het is zeker een winstpunt dat in bredere lagen dan vroeger het besef levend is en actief aan de dag treedt dat het Nederlandse beschavings- en cultuurpatroon een integrerend deel uitmaakt van de Europese cultuur en niet alleen daarvan de invloed ondergaat, maar daarin zelf ook een bijdrage kan en moet leveren. Deskundige sprekers uit de ons omringende grote cultuurgebieden zullen vanuit hun gezichtshoek vanmiddag dat facet belichten.
| |
| |
Als een ander pluspunt van deze tijd zie ik ook de verdieping van het bewustzijn van de samenhang van elk - en dus ook van ons - cultuurpatroon met bestaande economische en sociale factoren, zelfs in die zin dat zij ertoe behoren.
| |
Gevaren voor het Nederlandse beschavingspatroon.
Aan de andere kant is het zeker niet zo dat deze tijd voor het Nederlandse beschavingspatroon zonder gevaren is. Het tegendeel is waar.
Er is een bedreiging van binnen uit. Immers in het eigentijdse geestelijke klimaat ligt een overdreven nadruk op de fundamentele gelijkheid van individuën en op hun persoonlijke autonomie.
Het besef van het deel uitmaken van een eigen cultuurgemeenschap is bepaald zwak, zo al de waarde ervan niet wordt betwist. Daarbij komt, in het bijzonder voor Noord-Nederland, dat het bewustzijn van eigen cultuurbezit toch al gering is, voor een deel verklaarbaar uit de eeuwenlange vanzelfsprekendheid van het hebben van een eigen leefwijze. Het slordig gebruik van de taal en het veelvuldig zonder enige noodzaak gebruiken van vreemde woorden en uitdrukkingen, is hiervan een van de uitlopers.
Er is evenzeer een bedreiging gelegen in de feitelijke situatie. Velerlei, voor het Noorden en Zuiden grotendeels verschillende, omstandigheden hebben ertoe geleid dat ons cultuurpatroon reeds van oudsher een grote vatbaarheid voor vreemde invloeden vertoont. Is dit, op zich zelf gezien, een voordeel, een overspoeling is een gevaar.
In deze tijd is dit gevaar bepaald actueel geworden. Tengevolge van de zoveel grotere communicatie, physiek en geestelijk, en de steeds groeiende economische verwevenheid is de werking van vreemde invloeden op het leven van alledag zo toegenomen, dat zij als een druk moet worden aangemerkt.
| |
Tegen verdeeldheid en zelfgenoegzaamheid.
Die druk is te zwaarder omdat onze cultuurgemeenschap, in verhouding tot de ons omringende, nu eenmaal niet zo groot is. Bovendien hebben de twee delen ervan, het Noorden en het Zuiden, in een aantal opzichten een eigen ontwikkeling gevolgd die tot een zekere desintegratie heeft geleid. Het opsommen van de kwalijke gevolgen daarvan is overbodig. In ieder geval is het zo dat in grote delen van de bevolking het bewustzijn van de eenheid van de Nederlandse cultuurgemeenschap is verzwakt en dat een zekere vervreemding is opgetreden. Zij komt aan de dag door het ontbreken bij de grote meerderheid, zowel in het Noorden als in het zuiden, van bekendheid met en belangstelling voor de situatie aan de andere zijde van de grenslijn. Die grenslijn is eeuwenlang zeer efficiënt geweest, niet alleen feitelijk, maar ook gevoelsmatig in die zin dat het behoren tot een bepaald staatsverband, het bewustzijn van het deel uitmaken van de grensoverschrijdende Nederlandse cultuurgemeenschap heeft overschaduwd.
Daarbij komt speciaal voor het Noorden, dat een overwaardering van staatsverband en een zekere zelfgenoegzaamheid met eigen staatsbestel, zowel bij de overheid als bij particulieren, tot een overmatige reserve heeft geleid - en nog leidt - bij het aan de orde stellen en behartigen van de belangen van de Nederlandse cultuurgemeenschap als geheel. Dat ook in deze tijd die schroom nog bestaat is overigens wel opvallend, nu van enige terughoudendheid bij de beoordeling van allerlei situaties in vele andere landen - het aan ons cultuurverwante Zuid-Afrika daaronder begrepen - nauwelijks een spoor valt te bekennen.
| |
De grenzen afbouwen.
Zo komen we ongemerkt tot de positieve kansen, die deze tijd biedt. De scheidende werking van staatsgrenzen, in het bijzonder in Europa en sterker nog van die tussen Noord en Zuid, is aanzienlijk verzwakt en reeds heeft dit voor onze taal- en cultuurgemeenschap goede vruchten afgeworpen. Dit proces gaat steeds verder en onafwendbaar gaat dit gepaard met een groeiend besef van culturele eenheid. Tezelfdertijd boet een ander obstakel aan betekenis in. De op godsdienstig gebied aan gang zijnde ontwikkeling - in het bijzonder ook de verhouding tussen katholieken en protestanten - neemt een bron van verwijdering tussen het Noorden en Zuiden weg. Een en ander brengt, naar mijn mening, mede dat de kansen op integratie van de delen van de Nederlandse cultuurgemeenschap in Europa beter zijn dan zij in eeuwen zijn geweest. Overziet men de situatie van vandaag, met zijn gevaren en ook zijn goede kansen, dan is er, dacht ik, veel werk aan de winkel. In geen geval mag de zaak op zijn beloop worden gelaten. De goede kansen moeten worden uitgebuit en het in gang zijnde integratieproces moet worden versneld.
Het is daarnaast noodzakelijk de negatieve factoren goed te onderkennen, en, in hoofdzaak door een versterking van het bewustzijn van de grote waarde van ons gemeenschappelijk cultuurbezit, te bestrijden. Bij die inspanningen moet vanzelfsprekend het inschakelen van de jongere generatie vooropstaan. Hoe moeilijk dit, naar de ervaring leert, ook is, het moet moge- | |
| |
lijk zijn bij velen van hen eerst belangstelling en later enthousiasme voor deze goede zaak te wekken. Essentieel is daartoe het vinden van een aanpak die op de toekomst is gericht en aansluiting zoekt a) bij hun denkwijze en gevoelsleven en b) bij de vraagstukken, waarvoor zij zich in deze moderne tijd zien gesteld. Aan de zaak zelve - goed en breed verstaan - kan het niet liggen.
| |
De ‘algemeenheid’ van het A.N.V.
Het zou bepaald sterk overtrokken zijn bij de in gang zijnde processen van historische betekenis het ANV voorop te stellen. In het krachtenveld zijn veel machtiger factoren werkzaam. Ook vele anderen, zowel overheden als andere organisaties en personen, ieder op eigen wijze en op eigen terrein, spannen zich in voor het behoud en de verdere ontplooiing van de Nederlandse cultuur. Het ANV, dat thans zijn 75-jarig jubileum viert, heeft te midden van hen een eigen plaats. Zijn specialisatie is zijn algemeenheid. Zakelijk in zoverre het zich, in beginsel, richt op alle facetten, die aan de zaak van de Nederlandse cultuurgemeenschap dienstbaar zijn en, in de praktijk voor zijn activiteiten die zwaartepunten wil zoeken die de beste kansen op resultaten bieden. Persoonlijk, in zoverre daarin Noord-Nederlanders en Zuid-Nederlanders en ook inwoners van Zuid-Afrika samenwerken en het openstaat voor allen, van welke levensbeschouwing, oriëntatie, politieke gezindheid en leeftijd ook.
Zo kan, indien het verbond, met zijn grote traditie, zich bewust richt op de toekomst en bereid is zijn organisatie en werkwijze aan de behoeften van deze tijd aan te passen, niet worden getwijfeld aan de zin van het ANV vandaag.
W.H. van den BERGE
Algemeen Voorzitter
Algemeen Nederlands Verbond
|
|