Neerlandia. Jaargang 74
(1970)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
Vlaams-Brabantse kathedraalWanneer wij dit verrukkelijke kerkgebouw waren binnengetreden, niet door het kleine poortje in de oostelijke straalkapel, maar daar, waar de architectuur noopt tot binnentreden: onder de toren in de westelijke ingang, dan zou allicht onze kreet van verwondering dezelfde zijn geweest als van de middeleeuwers die hun kerk voor het eerst binnentraden: wat is het hoog! En dan, wanneer ge naar boven kijkt, nog iets merkwaardigs: het stenen gewelf. Dit is de enige kerk, noordelijk van de grote rivieren, die een stenen gewelf heeft. Ga maar na: de Sint Laurens in Rotterdam tot de Sint Laurens in Alkmaar, allemaal hebben ze houten gewelven. Alleen in Dordrecht heeft men het aangedurfd en het heeft stand gehouden. Hoe is het mogelijk, op deze drassige grond, zo vlak bij de brede rivier. Maar daarom is dit dan ook geen Hollandse, maar een zuidelijke en Vlaams-Brabantse kathedraal. Het is dan ook terecht, dat gij, Vlamingen en Brabanders, hier zijt samengekomen om uw jubileum te vieren. Wij staan hier op een brug tussen Holland en Brabant en Vlaanderen. De architectonische lijn, die hier begint, wijst over Hoogstraten en Mechelen ten slotte naar Amiens en Parijs. Anders als in de nuchtere Hollandse kerken denkt ge hier in een Franse kathedraal te zijn. En toch is er iets oer-Brabants. iets van de echte Scheldegothiek in deze kerk. Maar wat is er dan Frans, wat is er Brabants in dit harmonieuze gebouw? Frans zijn allicht de zwierige, elegante lijnen, Frans is de gedurfde hoogte, Frans zijn de luchtbogen en de straalkapellen in het oosten. Brabants is de soberheid in versiering, het ontbreken van overbodige decoratieve uitbundigheid, de juiste verhouding in het gebruik van bakstenen en natuurstenen. | |
Bouwmeester Everaert SpoormaeckerHet is ons vandaag niet te doen om veelweterij van jaartallen en namen. Maar één naam moet ge, in verband met de bouwgeschiedenis onthouden: Everaert Spoormaecker, lid van de kerkfabriek van Antwerpen (ziet ge wel, dat wij ons hier met het Zuiden verwant voelen; daar hebt ge het weer: de heerlijke stad van mijn jeugd: Antwerpen). Een merkwaardig man, die Spoormaecker; hij zou een indringende monographie verdienen; bouwmeester van drie kerken in onze contrijen: de Mariakerk in Dordrecht, de Gertrudis in Bergen-op-Zoom en de Willibrord in Hulst. En in al deze drie kerken treft ons een bijzondere trek. In Dordrecht is het de hoogte, in Bergen-op-Zoom de ruimte (twee dwarspanden), in Hulst de verre blik, de distantie: de toren, op de viering van lengte- en dwarsschip, is als het ware in het schip ingezakt en geeft zodoende een verre doorkijk naar het koor, het heiligdom in het Oosten. In Dordrecht, in Bergen-op-Zoom en in Hulst een uitdrukking in lijn en architektuur: hoe verheven, hoe grenzenloos, hoe ver is God. Drie facetten van het onuitsprekelijk Mysterie. Want voor het authentiek christelijk besef is het kerkgebouw niet een vergaderplaats voor een club of een genootschap, maar een afschaduwing, een voorhof van de hemelse Godsstad: Urbs Jerusalem beata... welzalige stad Jeruzalem, gelijk een oude hymne zingt. Dit alles brengt dit monument van middeleeuwse bouwkunst in de lijn der Franse kathedralen. Nog een bijzonder, zuidelijke trek, die wij in Holland nergens terugvinden, is de zogenaamde ‘deviatie’, de lichte knik van het koor naar het noorden. Een geheimzinnig aperçu, reeds in de antieke bouwkunst te bespeuren en ook in alle Franse kathedralen. Ge bemerkt het, wanneer ge gaat staan onder de toren in de heilige linie, de linea sacra, de lijn west-oost, dat is van de duisternis naar het licht, van de dood naar het leven. Hoe prachtig, dat zachte invallende zonnelicht uit het zuiden op de rood-bruine bouwsteen in het schip. Bij de restauratie is die baksteen weer voor de dag gekomen onder een laag vuile pleister. | |
Kanunniken en reformatorenHebt ge verbeeldingskracht? Kom dan mee naar het koor en laat vijf, zes eeuwen van u afvallen. Het is Vespertijd en de kanunniken nemen plaats in de koorbanken achter de grote perkamenten muziekboeken met de Gregoriaanse noten. En kijk, daar komen ook de kinderen van ‘'t School ter Groten Kerke’ en met hoge stemmen zingen zij de psalmen: Laudate pueri Dominum: looft kinderen, den Heer... Maar de eeuwen vervlieten en wij staan in hetzelfde koor in 1574. Daar wordt voor het eerst het Heilige Avondmaal gevierd naar Reformatorische orde en de Prins van Oranje behoort tot de aanzittenden. Een tafel, gedekt met smetteloos damast en daarop de schotels met blank brood en de bekers met rode wijn: de tekenen van 's Heren Lichaam en Bloed. Maar hoe vreemd: daarginds, drie treden hoger, staat nog het oud hoofdaltaar. Wij hebben in Dordrecht nooit een beeldenstorm gehad: nog jaren heeft het oude ontluisterd altaar daar gestaan op de verhoging: een vroeg symbool van eucumenische gezindheid in de stad der synode? En weer een paar decennia verder: het is 1618 en in het schip, waar wij nu zitten, wordt de synode geopend. Ziet ge ze daar zitten in hun brede tabberd: Gomarus en Bogerman, vastberaden geen titel of jota prijs te geven van het sola scriptura, sola gratia en hier, voor ons, onder de kansel, de Remonstranten met Arminius, vol bezorgdheid over hun toekomst. En zwaar klinken de golven van het psalmgezang: ‘Eenzaam ben ik en verschoven en d'ellende drukt mij neer’. En verder gaan de eeuwen en omstreeks 1750 zijn wij tegenwoordig bij het in gebruik nemen van het speelse Rococo-meubilair. Maar de 19e eeuw roepen wij niet meer op in onze verbeelding: het is een dieptepunt van verwaarlozing en verval. En wij gaan verder in de tijd en verheugen ons erover, dat de kerk weer in oude glorie is hersteld, eerst door Jozef Cuypers (het koor), daarna door de Dordrechtse architekt Van Bilderberk, die door het aanbrengen van het middenpad de oude architectonische lijn west-oost in ere heeft hersteld. | |
[pagina 153]
| |
Dit zingende kerkgebouwEr is nog zoveel om te bewonderen, of om zich over te verwonderen in dit, men zou bijna willen zeggen: ‘zingende’ kerkgebouw. Zegt niet Joris Karel Huysmans, dat in de oude kathedralen gebeden en gezangen als het ware aan muren en gewelven zijn ‘vastgekleefd’. De acoustiek is beroemd, vooral wanneer men gaat staan onder de roset in het koor, waar de acht (merk op acht, het symbolische getal der volmaaktheid: de achtste dag, de Zondag) ribben in een roset samenkomen; zingt men daar naar het schip toe, dan keert het geluid weer na vier, vijf tellen, terug. Ja, die hoge ribben: rietpluimen, die uit vazen in de rosetten bijeenkomen. Hoe hoger, hoe eleganter en slanker. Onder: de schachtzuilen, zwaar en log (bassement, schacht en kapiteel); daarboven de dunnere en slankere schalken (in de lengte doorgesneden) en daarboven de fijne ribben. Alles als in de Franse kathedralen. Nog iets merkwaardigs wijzende naar Noord-Frankrijk: westelijk van de toren is nog een uitbouw geweest met kapellen (de fundamenten zijn teruggevonden); men denkt aan de driehoekige voorbouw in Laon of aan het zuidertransept in Chartres. En dan ons prachtige Onze Lievevrouwkoor of sterkoor (de stervormige ribben), als het ware noordelijk tegen het hoogkoor aangeplakt: de Lady-Chapel in de Engelse kathedralen. En nu wij toch in het wijdse koor ronddolen, vergeet de koorbanken niet. Omstreeks 1540 vervangt men de gothische koorbanken door koorbanken in de nieuwe renaissancestijl. Naar het noorden: de wereldgeschiedenis (de Romeinse geschiedenis tot Karel V), in het zuiden: de gewijde geschiedenis (de schepping tot de kloosters in Dordrecht), de profane en gewijde historie in hout gesneden: een historia mundi; een geschiedenisboek in hout. Je kunt aan dit prachtige monument wel een hele middag wijden om alles nauwkeurig te beschouwen en te bestuderen. Hoe dankbaar zijn wij, dat dit verrukkelijk monument gespaard is gebleven en zorgzaam geconserveerd. Men heeft vroeger (hoe is het mogelijk) er eens over gedacht om de ‘papenbanken’ er maar uit te gooien! | |
Lichtende toekomst?Hoe zullen wij deze lichte, vreugdevolle kerk verlaten? Een monument van een voorgoed voorbij verleden? Of een uitzicht naar een lichtende toekomst? Wij allen, in zoverre wij nog christenen zijn, kinderen van Rome en de Reformatie, wij leven in een verschrikkelijke crisis. Worstelen wij niet, in onze verscheurdheid om te hervinden onze oude Moeder, de ongedeelde Kerk? Zijn wij dolende kinderen, op zoek naar onze verloren, oude Moeder? Is hiervan het symbool dit prachtig gerestaureerde kerkgebouw, dat als het ware ligt te wachten totdat wij samen hier weer de oude Mysteriën van Wond en Sacrament met elkander kunnen vieren? In die zin moeten wij misschien verstaan het woord van Rodin, de grote minnaar der oude kathedralen: les cathédrales, ce sont nos mères: 't is onze oude Moeder.
PROF. DR. P. HENDRIX |
|