Neerlandia. Jaargang 74
(1970)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
MannekepisMannekepis is ‘de oudste burger van Brussel’. Hij bezit een rijke en uitgebreide garderobe die in het Broodhuis of Gemeentemuseum aan de Grote Markt uitgestald is. Hij is van brons en glimlacht de hele dag tegen de toeristen die hem van 's ochtends tot 's avonds fotograferen en filmen. Men vertelt dat in de XIIIe eeuw een klein ventje, dat Juliaan genoemd werd, op deze manier de lont doofde waarmee de vijand de stad wilde in brand steken... Men zegt ook dat een rijke poorter tijdens een groot feest zijn enig zoontje in de menigte kwijt geraakt was. Hij beloofde de Heilige Maagd dat hij de stad een beeld zou schenken dat de knaap voorstelde zoals hij was op 't ogenblik dat men hem zou terugvinden. Zo weet men nu nog wat het kind op dat grote moment deed. Volgens een zeer populaire legende daarentegen woonde rond 1450 een oude heks in het hoekhuis van de Stoofstraat en de Eikstraat. Zij verraste een knaap toen hij op haar drempel waterde en veroordeelde hem ertoe, eeuwig hetzelfde te doen op dezelfde plek... En als 't niet waar is... | |
OmmegangDe befaamde ‘Ommegang’ van Brussel werd in 1927 opnieuw in het leven geroepen. Er komen 2.200 kostuums, 300 vlaggen en talrijke praalwagens aan te pas. Gilden en rederijkerskamers defileren er voor de keizer en zijn gevolg. De grote markt te Brussel verschaft daartoe een gedroomd kader. De ommegang beeldt het luisterrijke feest uit dat in 1549 door Maria van Hongarije, landvoogdes van de Nederlanden, aan haar broer Karelde Vijfde werd aangeboden. Dit is het enige folkloristische feest waarbij de leden van de adel de rol van hun eigen voorvaderen vertolken. | |
Kunst en wetenschap te BrusselWetenschappelijke instellingen zoals de Albert I biblioteek (die zowel kostbare middeleeuwse handschriften als de modernste gespecialiseerde tijdschriften bezit en ter beschikking houdt) en de Koninklijke Sterrenwacht zijn ver over de landsgrenzen bekend. Hetzelfde mag gezegd van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. De grootste musea van de wereld vertrouwen dit Instituut hun werken toe voor studie- en restauratiedoeleinden. Het ontvangt talrijke buitenlandse stagiairs en stuurt geregeld zijn specialisten en deskundigen uit om hulp te bieden aan kultuurmonumenten die in gevaar verkeren. Ook op andere gebieden van de kunst is Brussel present. Was het niet David Oistrakh die zei: ‘Kan ik ooit vergeten dat Brussel voor al de muzikanten der wereld de stad is van een der grootste muziekwedstrijden, van het Koningin Elisabeth-concours dat zovele jonge talenten heeft doen ontdekken en zulke brede perspektieven heeft geopend?’ Van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten is ook de internationale beweging ‘Jeugd en Muziek’ uitgegaan. De Belgische Nationale Opera is de zetel van het ‘Ballet der XXe eeuw’ van Maurice Béjart. | |
Geen kansEen onlangs verschenen studie bevestigt dat de verfransing van de Brusselse agglomeratie in belangrijke mate te wijten is aan de afwezigheid - gedurende een halve eeuw en langer - van Nederlandse scholen. Generatie na generatie werden de Vlaamse kinderen in de hoofdstad opgevoed in Franse klassen. Deze kinderen behoorden haast uitsluitend tot de sociaal-ekonomische onderlaag, die in het dagelijkse leven gekonfronteerd werd met louter franstalige werkgevers en notabelen, ambtenaren en koopkrachtige burgers. De Vlaamse lagere standen, waarvan de kinderen opgroeiden in Franse klassen en opkeken naar carrièrekansen die enkel voorbehouden bleven voor de franstaligen, MOESTEN aldus wel verfransen.
(M. Ruys in De Standaard van 3-4-1970) | |
Brusselse marionettenIn de minizaal van de Beursschouwburg te Brussel worden elke dinsdag, woensdag en zaterdag om 20.30 u. voorstellingen gegeven van de Brusselse Marionetten, onlangs gesticht door een aantal vooraanstaande kunstenaars die Brussel ‘Brussels’ willen helpen houden en vijfentwintigduizend families die gedurende vijftig jaar de vroegere volksschouwburg Folies Bergère bezochten, hun eigen volksaard te laten terugvinden. Op het repertorium staan: Genoveva van Brabant, De Brusselse Straatzanger, Don Quichotte, De Wijze Kater e.a. De ‘Brusselse Marionetten’ zijn een gelukkige aanvulling van het aloude poppen-theater Toone dat sinds jaar en dag programma's brengt, in het meest sappige Brussels dialekt. Op de foto merkt u de Brusselse burgemeester Cooremans met een gezelschap van genodigden in Toone's poppenkelder. Een beetje belangstelling voor de folklore is onschadelijk. | |
[pagina 146]
| |
HorigheidAls dokter leer je te Brussel wel snel de Brusselse toestanden kennen omdat de mensen zich niet achter een sociaal of professioneel masker verstoppen, maar zich tonen zoals ze meestal werkelijk zijn. Het valt je dan op dat in de meeste gevallen de Brusselaar een kalm, bezadigd burger is, helemaal niet ekstremistisch, die weinig geeft om de herrie die politiek om Brussel wordt gemaakt. In feite is hij, bewoner van de hoofdstad, geklemd tussen Vlaanderen en Wallonïe, eerder kosmopolitisch ingesteld. Meestal van Vlaamse oorsprong, maar kultureel vervreemd van Vlaanderen, in het diepste van zijn eigen aard nog meestal als Vlaming reagerend, maar overspoeld door franstalige kultuur, sociaal onderworpen aan de franstalige heersende klasse, reageert hij niet meer als Vlaming, maar ook niet als franstalige. Hij zwemt tussenin en is daarom eerder onverschillig. Dit belet hem niet, kultureel afgegrendeld van Vlaanderen al was het maar passief, de franstalige hersenspoeling te aanvaarden, soms zelfs eens te ondersteunen. Daarnaast vind je dan de kleinere groepen van Fransgezinden en Vlaamsgezinden, de eerste groep oppermachtig op sociaal-ekonomisch gebied. Je merkt snel hoe te Brussel een grote massa, de helft, nog vlaamstalig is, al kennen zij allen Frans. Meer in de oudere generatie, minder in de jongste generatie. Meer in deze wijk, minder in een andere. Je merkt het uitsterven van de autochtone Brusselse bevolking en de snelle immigratie die haar vervangt. Maar je ziet ook hoe overal, ook bij de jongeren, zelfs in de ‘francofone oazen’, nog overvloedig Vlaams dialekt wordt gesproken. Je ziet ook dat dit dialekt binnen de 50 jaar zal verdwijnen en vervangen worden door het Frans of door het Nederlands; de verhouding tussen beide zal afhangen van de politieke evolutie. Maar je hoort dan ook dat het Vlaams de huistaal is, de taal die gesproken wordt met de naastbestaanden, de familie, de vrienden, de kenissen, ook met de dokter, tenminste als die het dialekt kent. Met de vreemde, de baas of de overheid, spreekt hij Frans. Met de kollega's spreekt de dokter natuurlijk Frans. In klinieken, hospitalen, geneeskundige diensten van allerlei slag, kan je eenvoudig niet anders, niet zozeer door onwil - die is er wel, ook niet tengevolge van een honderd jaar oude traditie - die is er ook - maar eenvoudig omdat de kollega's geen Nederlands kennen. Cijfers zijn niet voorhanden, maar je kan schatten dat geen 10% geneesheren in het Brusselse nederlandstalig zijn, dat 20% enigzins het Brussels dialekt hanteren (en dan nog) en dat de anderen ofwel geen Nederlands kennen ofwel zich bedienen van een primitief ‘Vlaams-Nederlands’ dat de 50 of de 75 woorden niet overtreft. In het geneesherenkorps is de taalkundige onderontwikkeling zo schrijnend dat je je afvraagt of daar geen taak is weggelegd voor de UNESCO. In de K.O.O. bestond nog niet zolang geleden het taaleksamen uit ‘connaissance usuelle du Flamand’, het staat er nog altijd zo op bij de plaatsaanbiedingen. Wat dit betekende, kun je wel gissen. Dit alles heeft trouwens ook weinig belang; de patient spreekt toch wel Frans, ‘de’ kultuurtaal, of hij verstaat ze dan toch in elk geval; daar hoef je je dan als dokter ook geen zorgen om te maken. En verstaat hij echt geen Frans, dan ligt dat aan het laag peil van zijn ontwikkeling. Zeer langzaam is daarin de laatste jaren een begin van verandering gekomen. In een paar klinieken kan je in het Nederlands wel aan je trekken komen - meestal, nog niet altijd, - en je kan er al rekenen op nederlandstalige geneesheren. Enkele Vlaamse geneeskundige kontaktgroepen bestaan er nu ook. De grote farmaceutische firma's - soms ook de kleinere - verschaffen je nu ook nederlandstalige dokumentatie en korrespondentie en sturen je nederlandstalige vertegenwoordigers. Je hoeft het zelfs niet altijd meer te eisen: ze zoeken je - het handelsbelang primeert - soms zelf stelselmatig op. Al met al doet de toestand te Brussel nog volledig denken aan een koloniaal bestuur. Een kleinere heersende klasse houdt het grotere deel van de Brusselse bevolking door sociaal-ekonomische dwang en franstalige kultuurpolitiek - in een toestand van ‘horigheid’. R.S. | |
BouwpolitiekEen kras staaltje van de weelderige grondspekulatie en het gebrek aan een konsekwent grondbeleid die de uitbreiding van de Brusselse agglomeratie bepalen, werd gegeven toen in 1969 een (thans in ernstige moeilijkheden verkerend) bouwpromotor en grondspekulant tegen alle voorschriften in midden in een als ‘groene zone’ uitgestippelde omgeving een indrukwekkend flatgebouw optrok. De rechtbank gelastte de afbraak, maar het geval werd bij nog meer bevoegde instanties aanhangig gemaakt en het Departement van Openbare Werken... wijzigde het plan van aanleg. De bouwpromotor is toevallig ook senator en had een groot aandeel in de financiering van de vorige verkiezingskampagne voor een partij, die strijdt voor vrijheid en vooruitgang. |
|