Leuvense universiteit, de indeling in drie ekonomische gewesten (het Vlaamse, het Waalse... en het Brusselse), de mogelijkheid om de Voerstreek van de provincie Limburg af te haken, en de ‘grendels’: vereiste bijzondere meerderheden voor het uitvaardigen of wijzigen van wetten i.v.m. de specifieke belangen van de gewesten of kultuurgemeenschappen en de taalwetgeving.
In Vlaanderen werd het verloop van de debatten in de Senaat met stijgend onbehagen gevolgd. Verontwaardigd door de goedkeuring van de grendels en door het prijsgeven van de Voerstreek die in 1962 als kompensatie voor het afstaan van dichtbevolkte Vlaamse taalgrensgebieden bij Limburg was gevoegd hield de Vlaamse Volksbeweging te Antwerpen een niet ongeslaagde protestbetoging.
De Volksunie moest vaststellen dat alle pogingen om de voor Vlaanderen ongunstige voorstellen middels amendementen te verbeteren schipbreuk hadden geleden. Het was duidelijk dat de regering haar plannen zou verwezenlijken door een beroep te doen op wisselmeerderheden. Helemaal in de lijn van vroeger afgelegde verklaringen dat de VU zich hiertoe niet zou lenen besliste de partijraad dat haar parlementsleden niet meer aan de grondwetsherziening in Kamer en Senaat zouden deelnemen. Deze beslissing werd door de CVP als ‘vaandelvlucht’ gebrandmerkt en BSP-ondervoorzitter Jos van Eynde wond zich in Volksgazet op over parlementairen die het vertikten het werk te doen ‘waarvoor ze dik betaald worden’...
Ook de Kamer had zich over de grondwetsherziening gebogen: de artikelen over de indeling van het parlement in taalgroepen, de paritaire samenstelling van de ministerraad werden besproken maar de stemming werd uitgesteld. Wel werd een artikel goedgekeurd dat stelde dat de provincie, de agglomeratie, de federatie van gemeenten en de gemeente belastingen kunnen heffen: op verzoek van de PVV was het woord ‘gewest’ uit deze opsomming geschrapt: een sukses voor de unitaristen!
Met grote spanning keek men uit naar het debat en de stemming over het art. 108ter over de inrichting van de Brusselse agglomeratie: Brussel bleef beperkt tot de 19 gemeenten, het zou bestuurd worden door een paritair uit Vlamingen en Walen samengestelde agglomeratieraad. Tegen deze vastlegging van de grenzen van het tweetalig gebied ontstond zeer heftige kritiek van de meeste franstalige Brusselaars, die zich in hun vrijheid bedreigd voelden. Op 25 juni organiseerde een ‘comité de salut public’ een demonstratie waarin zowat 12.000 personen opkwamen tegen de ‘carcan’.
De goedkeuring van dit voor de Vlamingen gunstig artikel hing af van de aanwezigheid van de Volksunie. Deze partij werd dan ook duchtig onder druk gezet: de drie Vlaamse fondsen, het Davidsfonds (r.k.), het Vermeylenfonds (soc.) en het Willemsfonds (lib.) publiceerden een dringende oproep tot deze partij om mede te werken aan de goedkeuring van dit artikel, oproep die door de hele Vlaamse pers dik en (naar later bleek) nogal eenzijdig in de verf werd gezet. De partijleiding antwoordde hiertoe bereid te zijn op voorwaarde dat de ongunstige bepalingen uit het grondwetspak zouden geschrapt worden. De kamerleden van de VU namen niet deel aan de stemming over het artikel: de tegenstanders van het voorstel, Front des Francophones, Rassemblement wallon, de meeste franstalige PVV-leden, de franstalige Brusselaars van de BSP (groep Simonet) en de kommunisten maakten gebruik van de geboden kans en verlieten de vergadering en er waren twee stemmen te weinig om het vereiste kworum te halen.
De volgende dagen probeerden leden van de regering nog de PVV in haar geheel tot medewerking te overhalen. Zonder resultaat echter. Op 1 juli werd andermaal over het artikel gestemd, maar ditmaal waren er vier stemmen te weinig.
Toen ging de Kamer met vakantie.