Vooruitzichten
Vooruitzichten voor de Nederlandse kultuur te Brussel zijn in de eerste plaats afhankelijk van de toekomst van deze agglomeratie zelf.
Indien men wil aanvaarden - en om dat te doen bestaat er mijns inziens een zij het dan stilzwijgende meerderheid - dat de toekomst van Brussel ligt in de uitbouw van haar dubbele rol als nationale hoofdstad en als internationale ‘city’, volgen daaruit een reeks voor de toekomst van de Nederlandse kultuur verheugend te noemen konsekwenties.
Het lijkt ondenkbaar dat Brussel haar bevoorrechte positie als nationale hoofdstad zou prijsgeven om diegenen te volgen die haar tot tweede stad van de francofonie willen uitroepen, met het fatale gevolg dat de numeriek sterkere en tot politieke rijpheid gekomen nederlandstalige gemeenschap hieruit een reeks ook publiekrechtelijke konsekwenties zou moeten afleiden.
Vele tekenen wijzen erop dat de evolutie deze richting niet uitgaat en dat men ook te Brussel beseft dat alleen een volkomen en eerlijke tweetalige stad aanvaardbaar kan zijn als hoofdstad van een tweetalig land.
Eerlijke tweetaligheid betekent dan ook dat aan de Nederlandse Kultuur de mogelijkheid geboden wordt, naast de Franse, in het hoofdstedelijk leven een rol te spelen. Zij betekent dat nederlandstaligen daadwerkelijk deel zullen nemen aan het beheer van de grote kulturele instellingen die uiteraard in de hoofdstad geconcentreerd zijn. Zij betekent dat eindelijk de politieke wil zal bestaan, een einde te stellen aan de kunstmatig georganiseerde sociologische druk die het voor de Vlamingen soms zo moeilijk maakt zich receptief en creatief in te schakelen in het kulturele leven.
Ook als ‘city’ van internationaal formaat ligt voor Brussel, mits hiertoe de passende inspanning en de noodzakelijk brede visie opgebracht wordt, een benijdenswaardige toekomst in het verschiet. Feitelijke hoofdstad van de E.E.G. en politiek hoofdkwartier van de N.A.V.O., wordt de agglomeratie, met haar steeds stijgend aantal buitenlanders (thans 16% van 1.080.000 inwoners), een der bijzonderste trefpunten van het middenpuntzoekende Europa. Op het kulturele vlak betekent zulks voor ons niet alleen een ruime mogelijkheid tot kontakt en dialoog met andere kulturen maar ook een uitmuntende gelegenheid om zowel onze hedendaagse kulturele verwezenlijkingen tentoon te spreiden voor de vele buitenlanders, die meestal tot de intellectuele elite behoren en derhalve uitstekende kulturele vermenigvuldigers zijn.
Onder de maatregelen die een gunstige ontwikkeling van het Nederlandse kultuurleven kunnen teweegbrengen moet ik er vooreerst een vernoemen die louter politiek is.
Het lijdt voor mij geen twijfel dat de bloei van de Nederlandse kultuur in de hoofdstad in de eerste plaats afhankelijk is van de politieke wil, in hoofde van 's lands regeerders, om een einde te stellen aan de sociologische druk die systematisch op de nederlandstaligen uitgeoefend wordt.
De maatregelen die rechtstreeks verband houden met een kultuurbeleid zijn mijns inziens tweeërlei.
Een eerste reeks zou ik kwantitatief noemen.
Zij hebben tot doel in deze agglomeratie, waar de franstalige inwijkelingen minder talrijk zijn dan de nederlandstalige, een zo groot mogelijk aantal van deze laatste deelachtig te maken aan het kulturele leven opdat zij ook Vlaams zouden blijven.
De gunstige resultaten van de thans gevolgde politiek inzake oprichting van instellingen voor kunstonderwijs, die zich tevens als open kulturele centra inschrijven in de levende gemeenschap, bewijzen hoe belangrijk het is NAAR de nederlandstalige bevolking te gaan. Een tweede reeks maatregelen, moet ertoe strekken de kwaliteit, de waarde en dus het prestige van de kulturele manifestaties op te voeren, niet alleen ten behoeve van de in groter getal bereikte nederlandstaligen maar ook om begrip en belangstelling op te wekken bij de franstaligen en bij de vele buitenlanders waarover wij het voorheen hadden.
De concerten van het Festival van Vlaanderen en de voordrachtenreeks ‘Ontmoetingen Kerk en Wereld’ kunnen hier als voorbeeld aangehaald worden.
Samenvattend zou ik durven stellen dat Brussel zelf alleen dan een toekomst heeft, wanneer ook de Nederlandse kultuur er de plaats kan innemen die de Vlaamse gemeenschap ervoor opeist.
De oprichting van een afzonderlijk ministerie van de Nederlandse Kultuur en het dynamisme van zijn twee opeenvolgende titularissen staan er borg voor dat, zowel in de kwantitatieve als in de kwalitatieve richting, de passende verwezenlijkingen kunnen verwacht worden.
L. CAPPUYNS
Regeringscommissaris voor de Hoofdstad van het Rijk, Vice-Goeverneur van Brabant